ECLI:NL:RBARN:2001:AD4725

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
22 oktober 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
KG ZA 2001/567
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ongedaanmaking van verkeersmaatregelen en schadevergoeding in kort geding

In deze zaak vordert eiseres, VIJLIT NEDERLAND B.V., in kort geding dat gedaagde, NEDERLANDSE SPOORWEGEN RAILINFRABEHEER B.V., binnen 48 uur na betekening van het vonnis de verkeersmaatregelen ongedaan maakt die de bereikbaarheid van haar bedrijf in Zevenaar belemmeren. Eiseres stelt dat de afsluiting van de Kampakkersweg en de Spoorwegstraat door gedaagde onrechtmatig is, omdat er geen overeenstemming is bereikt over de bereikbaarheid van haar pand, zoals vereist door de ontheffing van de gemeente Zevenaar. Eiseres heeft haar vorderingen onderbouwd met de stelling dat de afsluiting haar bedrijf schaadt en dat zij hierdoor genoodzaakt is haar activiteiten te verplaatsen, wat aanzienlijke kosten met zich meebrengt. De gedaagde heeft de vorderingen gemotiveerd bestreden en aangevoerd dat de Schadecommissie Betuweroute op korte termijn uitspraak zal doen over een verzoek om nadeelcompensatie, waardoor de verhuizing gefinancierd kan worden. De rechtbank heeft geoordeeld dat gedaagde niet onrechtmatig heeft gehandeld, omdat zij voldoende maatregelen heeft genomen om de bereikbaarheid van het pand van eiseres te waarborgen. De primaire vordering van eiseres is afgewezen, evenals de subsidiaire vordering tot betaling van een voorschot op schadevergoeding. Eiseres is veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

Arrondissementsrechtbank te Arnhem
Sector civiel recht
Rolnummer: KG ZA 2001/567
Uitspraak: 22 oktober 2001
Vonnis
in kort geding
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VIJLIT NEDERLAND B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Zevenaar,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 11 september 2001,
procureur mr. P.C. Plochg te Arnhem,
advocaat mr. R. de Lange respectievelijk mr. W.H.A. Buiting, beiden te Doetinchem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NEDERLANDSE SPOORWEGEN RAILINFRABEHEER B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. J.B. Mus te Breda.
1. Het verloop van de procedure
Eiseres heeft gedaagde ter terechtzitting van 1 oktober 2001 in kort geding doen dagvaarden en bij mondelinge conclusie van eis gevorderd als weergegeven in de dagvaarding.
Gedaagde heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen.
De advocaat van eiseres, mr. R. de Lange, en de advocaat van gedaagde hebben de zaak bepleit, overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnotities.
Daarbij hebben zij producties in het geding gebracht.
Vervolgens is de behandeling van de zaak aangehouden tot 8 oktober 2001 teneinde op die datum een bezichtiging ter plaatse te Zevenaar te houden, welke bezichtiging ook heeft plaatsgevonden. Bij die gelegenheid hebben partijen hun standpunten nogmaals doen toelichten, eiseres dat haar advocaat mr. W.H.A. Buiting en gedaagde door haar advocaat.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.
2. De vaststaande feiten
Op grond van de stellingen van partijen en de inhoud van de producties - alles voorzover niet dan wel onvoldoende weersproken - staat voorshands het navolgende vast.
a. Eiseres exploiteert een bedrijf dat zich bezighoudt met de fabricage van vijlen en het produceren van lichtreclame. Het bedrijf is gevestigd in een pand aan de Industriestraat te Zevenaar.
b. In het kader van de aanleg van de Betuweroute wordt in de nabijheid van het bedrijfspand van eiseres in opdracht van gedaagde door een aannemer een tunnelbak aangelegd.
c. De bouwzone die de aannemer nodig heeft om de tunnelbak te kunnen bouwen is vastgelegd op een detailkaart, behorende bij het Tracébesluit voor de Betuweroute. De bouwzone wordt van haar omgeving afgescheiden door middel van een hekwerk.
d. Teneinde de bouwwerkzaamheden te kunnen doen uitvoeren heeft gedaagde de gemeente Zevenaar verzocht om ontheffing van het bepaalde in artikel 2.1.5.2. van de Algemene Plaatselijke Verordening Zevenaar 2000 (verder te noemen: de APV) voor onder andere het afsluiten van de Kampakkersweg per juni 2000 en het afsluiten van de Spoorwegstraat, het gedeelte tussen de Industriestraat en de Nijverheidsstraat per 9 juni 2000.
e. Deze ontheffing is op 11 mei 2000 verleend, met onder meer als voorwaarde:
"tot een tijdelijke afsluiting van wegen kan niet eerder worden overgegaan dan nadat met belanghebbenden overeenstemming is bereikt over de bereikbaarheid van de panden".
f. Aangezien eiseres voor de aan- en afvoer van goederen wat betreft de lichtreclameproductie gebruik maakt van de Kampakkersweg en de Spoorwegstraat zijn partijen met elkaar in overleg getreden teneinde de bereikbaarheid van het bedrijf van eiseres voor met name (groot) vrachtverkeer zeker te stellen.
g. Dit overleg heeft uiteindelijk niet tot overeenstemming tussen partijen geleid. Desondanks is gedaagde begin juni jongstleden overgegaan tot afsluiting van de Spoorwegstraat en de Industriestraat aan de zijde van de Spoorwegstraat.
h. Het gevolg hiervan is dat het bedrijf van eiseres voor (vracht)verkeer nog slechts bereikbaar is door de Industriestraat uit zuidelijke richting in te rijden, waarna aan het einde van die straat linksaf dient te worden geslagen over een - nieuw aangelegde - met klinkers verharde weg, welke is gelegen evenwijdig aan de Spoorwegstraat tussen het hekwerk van de bouwzone en een bedrijfspand van een derde. Vervolgens kan na een twintigtal meters linksaf weer het pad worden bereikt dat loopt naar de ingang van het pand van eiseres.
i. Eiseres heeft tegen deze - in haar visie onvoldoende - bereikbaarheid van haar bedrijf bij gedaagde geprotesteerd en gedaagde gesommeerd de afsluitingen op te schorten. Gedaagde heeft aan die sommatie niet voldaan.
j. Voorts heeft eiseres op grond van de wettelijke Regeling Nadeelcompensatie Betuweroute een verzoek om nadeelcompensatie ingediend alsmede een verzoek om een voorschot daarop. De Schadecommissie Betuweroute beslist uiterlijk op 17 oktober 2001 op dit laatste verzoek.
3. De vorderingen
3.1. Eiseres vordert in dit geding,
primair:
- gedaagde te bevelen om binnen achtenveertig uur na betekening van dit vonnis de getroffen verkeersmaatregelen ongedaan te maken, in ieder geval door middel van het toegankelijk maken van de Industriestraat en de Spoorwegstraat te Zevenaar voor alle verkeer, waaronder begrepen grote vrachtwagencombinaties (zware trucks met oplegger), op een wijze dat de bereikbaarheid van het bedrijf van eiseres gewaarborgd is, zulks op straffe van een dwangsom van f 25.000,-- per dag, en
- gedaagde te veroordelen bij wijze van voorschot op de door eiseres geleden en nog te lijden schade aan eiseres een bedrag te betalen van f 75.000,--, althans een naar redelijkheid door de president te begroten voorschot, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der algehele voldoening;
en subsidiair:
- gedaagde te veroordelen bij wijze van voorschot aan eiseres te betalen een bedrag van f 75.000,--, althans een naar redelijkheid door de president te begroten voorschot, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan die der algehele voldoening, teneinde eiseres in de gelegenheid te stellen door middel van verplaatsing van haar activiteiten de voor haar nadelige financiële gevolgen van de afsluiting te compenseren;
een en ander met veroordeling van gedaagde in de kosten van de procedure.
3.2. Eiseres legt aan haar primaire vorderingen het navolgende ten grondslag.
Op grond van de door de gemeente Zevenaar verleende ontheffing mag gedaagde niet eerder tot tijdelijke afsluiting van de in het geding zijnde wegen overgaan, dan nadat met belanghebbenden, waaronder eiseres, overeenstemming is bereikt over de bereikbaarheid van de panden van die belanghebbenden. Met eiseres is geen overeenstemming bereikt.
Weliswaar is er voorafgaande aan de afsluiting van bedoelde wegen tussen eiseres en gedaagde overleg geweest, waarbij gedaagde steeds heeft gegarandeerd dat het bedrijf van eiseres, ook voor grote vrachtwagencombinaties, bereikbaar zou blijven, maar in de praktijk komt gedaagde die garantie niet na. Via de nieuwe toegangsroute (hiervoor vermeld onder 2.h.) is het bedrijf van eiseres niet (voldoende) bereikbaar. Het overleg heeft dan ook niet tot overeenstemming geleid.
Hoewel gedaagde niet aan de genoemde voorwaarde van de vergunning heeft voldaan is zij toch tot afsluiting van de wegen overgegaan. Daarmee overtreedt zij de APV. Dit betekent dat gedaagde jegens eiseres, die door de afsluiting schade ondervindt, onrechtmatig handelt. Daaraan dient zo spoedig mogelijk een einde te worden gemaakt.
Omdat door de afsluiting haar pand (voor grotere vrachtwagens) niet dan wel (voor bestelwagens) onvoldoende bereikbaar is, stagneert de productie van eiseres, met name die van de lichtreclame. Om te voorkomen dat die productie verder verslechtert en dient te worden gestaakt, heeft eiseres moeten besluiten de activiteiten met betrekking tot de lichtreclame te verplaatsen naar een ander pand dat wel goed bereikbaar is. De kosten hiervoor, derhalve de schade die eiseres lijdt door het onrechtmatig handelen van gedaagde, begroot eiseres op ruim f 150.000,--. Van dit bedrag vordert eiseres f 75.000,-- als voorschot.
3.3. Haar subsidiaire vordering onderbouwt eiseres als volgt.
Op 13 juni 2001 hebben partijen overleg gevoerd over een oplossing van de problemen omtrent de bereikbaarheid van het pand van eiseres. Van de kant van gedaagde zou bij die gelegenheid zijn toegezegd om, indien eiseres een beroep zou doen op de Regeling Nadeelcompensatie Betuweroute, gedaagde de schadeclaim zou ondersteunen, met name ten aanzien van de noodzakelijkheid van de verplaatsing van een deel van de activiteiten van eiseres. Voorts zou zijn afgesproken dat gedaagde al het mogelijke zou doen om de behandeling van het verzoek om nadeelcompensatie zo snel mogelijk te doen plaatsvinden en dat gedaagde, bij wijze van voorschot daarop, binnen veertien dagen na 14 juni 2001 een bedrag van f 75.000,-- zou verstrekken aan eiseres teneinde haar de mogelijkheid te bieden haar bedrijf gedeeltelijk te verhuizen. De toegezegde betaling van dit bedrag is gedaagde niet nagekomen, met als gevolg dat de verhuizing niet kan plaatsvinden en eiseres daardoor in haar voortbestaan wordt bedreigd.
3.4. Gedaagde heeft de vorderingen van eiseres en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen gemotiveerd bestreden. Op haar verweer zal, voorzover van belang, hierna worden ingegaan.
4. De beoordeling van de vorderingen
4.1. Het spoedeisend belang van eiseres bij de gevorderde voorzieningen staat in voldoende mate vast. Dit belang volgt uit de stelling van eiseres dat zij, door de opheffing van de afsluiting, wil bewerkstelligen dat haar schade wordt beperkt, respectievelijk dat zij dit laatste wil bereiken door met het (primair en subsidiair) gevorderde bedrag van f 75.000,-- haar bedrijf gedeeltelijk te verplaatsen. Gedaagde heeft tegen die geldvorderingen nog aangevoerd dat de Schadecommissie Betuweroute op zeer korte termijn uitspraak zal doen over het door eiseres in het kader van de nadeelcompensatie gevraagde voorschot, zodat de verhuizing uit dat voorschot kan worden bekostigd, zeker nu zij, gedaagde, heeft toegezegd het door de Schadecommissie vast te stellen voorschot op voorhand aan eiseres te zullen voldoen. Deze stelling ontneemt aan de vordering van eiseres tot betaling van f 75.000,-- echter niet het spoedeisend karakter, nu gedaagde voorts heeft verklaard dat zij aan de uitbetaling van het voorschot de voorwaarde zal verbinden dat eiseres daarvoor een bankgarantie stelt. Onvoldoende gemotiveerd weersproken is de stelling van eiseres dat zij niet in staat zal zijn een bankgarantie te doen afgeven, zodat moet worden aangenomen dat de uitbetaling van het voorschot door gedaagde achterwege zal blijven.
4.2. Wat betreft de primaire vordering wordt vooraf het volgende overwogen. Eiseres vordert zowel de opheffing van de verkeersmaatregelen als de betaling van een bedrag van f 75.000,-- om haar bedrijf (gedeeltelijk) te kunnen verplaatsen. Ingeval de vordering tot opheffing echter zou worden toegewezen en het bedrijf van eiseres dus weer bereikbaar zou zijn als voorheen, behoeft eiseres haar bedrijf niet meer te verplaatsen en heeft zij dus geen belang meer bij de betaling van het genoemde bedrag. Gelet hierop zal de primaire vordering aldus worden gelezen dat eiseres in de eerste plaats vordert de opheffing van de verkeersmaatregelen en, indien dit niet toewijsbaar is, de betaling van f¦ 75.000,--.
4.3. Voor haar primaire vordering beroept eiseres zich op het feit dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door in strijd met de voorwaarde in de gemeentelijke ontheffing over te gaan tot afsluiting van straten. Aangenomen moet worden dat deze voorwaarde, inhoudende dat overeenstemming moet zijn bereikt over de bereikbaarheid van het pand van eiseres, mede strekt ter bescherming van de belangen van eiseres. Daaraan kan niet afdoen dat, zoals gedaagde als verweer opwerpt, de voorwaarde publiekrechtelijk niet handhaafbaar zou zijn en dat daaraan geen rechtseffect zou toekomen, omdat onduidelijk is hoe overeenstemming over de voorwaarde kan worden bereikt en op welke wijze het bevoegd gezag bij het vergunningvoorschrift is betrokken.
4.4. Het hiervoor gestelde betekent evenwel niet dat de omstandigheid dat gedaagde de straten heeft afgesloten zonder met eiseres tot (volledige) overeenstemming te zijn gekomen over de bereikbaarheid van haar pand, meebrengt dat gedaagde daarmee nu ook onrechtmatig jegens eiseres heeft gehandeld. In een andersluidende opvatting zou de tekst van de onderhavige voorwaarde immers meebrengen dat het antwoord op de vraag of onrechtmatig is gehandeld geheel aan de “wil” van eiseres zou zijn overgelaten, nu zij het (behoudens misbruik van bevoegdheid) in haar macht heeft om de meerbedoelde toestemming al dan niet te weigeren. Dit betekent voor het onderhavige geval dat moet worden bezien of, mede in aanmerking genomen dat het tracé van de Betuweroute - en daarmee de plaats van de bouwzone - rechtens vastligt, gedaagde voldoende heeft gedaan om te bewerkstelligen dat de bereikbaarheid van het pand van eiseres zoveel mogelijk is gewaarborgd. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Uit de verklaringen van partijen volgt dat de bouwzone van de Betuweroute ter hoogte van het pand van eiseres ten voordele van eiseres is ingekrompen ten opzichte van de situatie zoals deze wordt aangegeven op de detailkaarten bij het Tracébesluit. Aldus is zorg gedragen dat de toegangsweg naar het pand van eiseres vanaf de Industriestraat breder is geworden dan aanvankelijk was voorzien. Gebleken is dat een verdere inkrimping van de bouwzone ten gunste van de breedte van de toegangsweg niet mogelijk is, aangezien ter plaatse kabels in de grond liggen die niet mogen worden verplaatst. Voorts heeft gedaagde inmiddels bewerkstelligd dat aan het einde van de Industriestraat een parkeerverbod is ingesteld dan wel naar grote waarschijnlijkheid zal gaan gelden, zodat (vracht)wagens die gaan naar of komen van het pand van eiseres niet meer worden gehinderd door aldaar geparkeerde (personen)auto's. Tijdens de bezichtiging ter plaatse is voldoende gebleken dat vrachtwagens zonder aanhanger of oplegger het bedrijf van eiseres zonder al te veel moeite kunnen bereiken. Voor vrachtwagens met aanhanger of oplegger is dat niet het geval, maar deze frequenteren het bedrijf veel minder en dan zal zo nodig vanaf de Industriestraat wat “handwerk” moeten worden verricht teneinde de materialen of het gereed product naar en van het bedrijf van eiseres te transporteren. Aan het daarmee gepaard gaande tijdverlies zijn weliswaar kosten verbonden, maar de vergoeding daarvan is blijkens de Regeling Nadeelcompensatie Betuweroute in voldoende mate verzekerd. Het voorgaande brengt dan ook mee dat, onder de gegeven omstandigheden, niet kan worden gezegd dat gedaagde onvoldoende in het werk heeft gesteld het pand van eiseres bereikbaar te houden. Weliswaar is die bereikbaarheid bemoeilijkt, maar niet zodanig dat in het licht van de strekking van de voorwaarde deze als niet nagekomen of als geschonden moet worden aangemerkt.
Nu niet is gebleken van enige rechtens relevante overtreding van de voorwaarde van de vergunning en daarmee van de APV, noch van enige andere eiseres beschermende rechtsnorm, heeft gedaagde niet onrechtmatig gehandeld door over te gaan tot afsluiting van de bedoelde straten. Dit brengt mee dat er geen grond is voor toewijzing van de vordering tot ongedaanmaking van de verkeersmaatregelen of tot betaling van het voorschot. De primaire vordering moet daarom worden afgewezen.
4.5. Een zelfde lot treft de subsidiaire vordering. Gedaagde betwist uitdrukkelijk en gemotiveerd de stelling van eiseres dat van haar kant de toezegging is gedaan om binnen veertien dagen na 14 juni 2001 een bedrag van f 75.000,-- aan eiseres te betalen. Dit houdt in dat de gegrondheid van de subsidiaire vordering van eiseres voorshands onvoldoende aannemelijk is geworden. Teneinde over de toezegging duidelijkheid te verkrijgen zal bewijslevering, mogelijkerwijs door getuigen, noodzakelijk zijn. Een kort gedingprocedure leent zich hiervoor niet. De subsidiaire vordering kan daarom niet tot toewijzing leiden.
4.6. Aangezien de vorderingen worden afgewezen en eiseres in dit geding dus als de in het ongelijk gestelde partij moet worden aangemerkt, zal zij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
5. De beslissing
De president
weigert de gevorderde voorzieningen,
veroordeelt eiseres in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van gedaagde bepaald op f 2.000,-- voor salaris van haar advocaat en op f 400,-- voor verschotten, en verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.J. van Acht en in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.G.W. Oor uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2001.