12 Het is evident dat in de onderhavige casus de vraag of sprake is van ‘mededeling aan het publiek’ beantwoord moet worden naar Nederlands recht, omdat de programmadragende signalen in Nederland worden ingevoerd in een ononderbroken mededelingenketen die naar de satelliet en terug naar de aarde loopt.
13 V.O.F. X richt zich op verschillende kabelexploitanten en op andere zakelijke afnemers. De kern van het geschil is of die beperkte kring van zakelijke afnemers kan worden aangemerkt als ‘publiek’ in de zin van het zevende lid van artikel 12 Aw, dan wel of daarmee, zoals V.O.F. X betoogt, alleen de brede kring van eindconsumenten kan zijn bedoeld, aan wie die zakelijke afnemers de signalen op hun beurt doorgeven na decodering met behulp van de ter beschikking gestelde decoderingsapparatuur.
Voor deze restrictieve uitleg echter is, naar het oordeel van de rechtbank, geen steun te vinden in de Auteurswet 1912, noch in het supranationale verdragenrecht dat aan de basis van deze Nederlandse wet stond c.q. voor de interpretatie daarvan van belang is, te weten de Berner Conventie van 9 september 1886, Trb. 1984, 154, de Universele Auteursrecht Conventie van 6 september 1952, Trb. 1976, 37, en het nog niet in werking getreden WIPO Auteursrecht Verdrag van 20 december 1996.
14 Wat naar Nederlands recht onder een ‘mededeling aan het publiek’ en in het bijzonder onder het begrip ‘publiek’ moet worden verstaan, wordt op zich zelf niet aangegeven in het zevende en het eerste lid onder 5° van artikel 12 Aw. Weliswaar is in dit verband niet zonder betekenis - waar V.O.F. X op wijst -wat in de Memorie van Antwoord staat en wat de Minister van Justitie bij de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer heeft gezegd (respectievelijk EK, vergaderjaar 1995-1996, 23 813, nr. 182b, blz 1 en EK 35, 18 juni 1996, 35-1758), te weten: "De materie van satellietsignalen, die voor een individuele ontvanger bestemd zijn, is van een andere orde" en "Als er inderdaad een satellietsignaal naar één ontvanger gaat, is er naar mijn geen sprake van openbaarmaking. Die openbaarmaking komt pas, wanneer die ene ontvanger, zijnde een kabelexploitant, door middel van een decodering die signalen doorgeeft aan het publiek. Dat is dan het moment van openbaarmaking. Dat is dus niet het moment van uitzending van het signaal via de satelliet. Wanneer een kabelexploitant als enige een decodeerapparaat heeft en hij via dat apparaat de signalen doorzendt, vindt daarmee openbaarmaking plaats."
Maar voor de onderhavige casus bieden deze toelichtingen geen uitsluitsel omtrent het begrip ‘publiek’. Op zich zelf is natuurlijk juist dat één enkele ontvanger nog geen ‘publiek’ vormt - het begrip ‘publiek’ veronderstelt taalkundig en teleologisch een verzameling van ontvangers - evenmin als bij aanlevering van signalen aan één afnemer sprake zal zijn van ‘verspreiden’ als in de hierboven gegeven definitie van ‘uitzenden’. In de onderhavige casus, evenwel, doet zich deze situatie namelijk niet voor. V.O.F. X richt zich immers op meerdere (zakelijke) afnemers.
15 Het in het Nederlands recht en in het bijzonder in art. 12 Aw gebezigde begrip ‘openbaar maken’ is het overkoepelend begrip voor een groot aantal handelingen waardoor een werk voor derden toegankelijk kan worden gemaakt. Het is in het Nederlands recht een ruim en open begrip en er is ook sprake van openbaarmaking als slechts een klein publiek wordt bereikt of een besloten kring, niet zijnde de familie-, vrienden- of daaraan gelijk te stellen kring. Bij openbaarmaking in auteursrechtelijke zin gaat het om de vraag of er sprake is van een exploitatie die van voldoende belang is om de bevoegdheid van de auteur te dragen en van een dergelijke exploitatie kan al sprake zijn vóórdat, of zelfs zonder dat, een product of dienst aan het algemene publiek ter beschikking wordt gesteld.
16 Naar het oordeel van de rechtbank moet de term ‘publiek’ in de tweede volzin van lid 7 van artikel 12 Aw worden opgevat als diegenen die bereid zijn de programmasignalen af te nemen, waarbij het in het onderhavige geval afname tegen betaling betreft. Daarbij doet niet ter zake of het om een particulier, een bedrijf of een andersoortige afnemer gaat, noch of het een grote of een kleine groep afnemers betreft. Evenmin doet, naar het oordeel van de rechtbank, ter zake dat de afnemers van V.O.F. X op dit moment nog voornamelijk kabelnetexploitanten zijn. V.O.F. X biedt haar programma bovendien ook aan aan andere zakelijke afnemers en zij maakt geen geheim van haar intenties om de exploitatie van het programma verder uit te breiden, ook buiten Nederland, zodat Buma terecht stelt dat V.O.F. X zich in beginsel tot een onbeperkt publiek richt. Het feit dat er tegenover die (groeiende en potentieel omvangrijke) exploitatie inkomsten staan sterkt de rechtbank in haar oordeel dat hier sprake is van een exploitatie die van voldoende belang is om de bevoegdheid van de auteur te dragen, zodat het mede om die reden niet aangaat om de handelingen van V.O.F. X buiten de werking van de Auteurswet te stellen.
17 Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat V.O.F. X, door het gecodeerd naar de satelliet (laten) opstralen van het programmasignaal en aldus het programma en de daarvan deel uitmakende werken behorende tot het Buma-repertoire beschikbaar te stellen voor afnemers die over door of met toestemming van V.O.F. X geleverde apparatuur beschikken om het programmasignaal te decoderen, het programma openbaar maakt, voor welke openbaarmaking V.O.F. X de voorafgaande toestemming van Buma behoeft. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen.
18 V.O.F. X zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding worden veroordeeld.