ECLI:NL:RBARN:2000:AA9138

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
22 december 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
68515 / KG ZA 00-730
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.A.Z. Hooft Graafland
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verbod op het toedienen van het Sacrament der Zieken door een protestants pastor

In deze zaak hebben eisers, bestaande uit de zus en broer van een overleden patiënt en een rooms-katholiek pastoor, een kort geding aangespannen tegen pastor [gedaagde]. De eisers stellen dat pastor [gedaagde] de indruk heeft gewekt dat zij het Sacrament der Zieken heeft toegediend aan de overleden patiënt, terwijl dit sacrament exclusief is voorbehouden aan rooms-katholieke priesters. De eisers vorderen dat pastor [gedaagde] wordt verboden zich voor te doen als rooms-katholiek priester en om geen rooms-katholieke sacramenten toe te dienen aan rooms-katholieke patiënten, op straffe van een dwangsom. Tijdens de zitting hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij de eisers hun vordering onderbouwden met argumenten over de schending van het sacrament en het gebrek aan respect voor de katholieke traditie. Pastor [gedaagde] heeft echter betoogd dat zij zich altijd als protestants pastor heeft gepresenteerd en nooit de indruk heeft gewekt dat zij als rooms-katholiek priester handelt. De president van de rechtbank heeft in zijn beoordeling aangegeven dat het niet aan de burgerlijke rechter is om te bepalen wat de exacte inhoud van religieuze sacramenten is en dat er onvoldoende bewijs is dat pastor [gedaagde] de indruk heeft gewekt dat zij het sacrament heeft toegediend. De vordering van eisers is afgewezen, waarbij de president heeft geoordeeld dat de eisers in de kosten van de procedure worden verwezen.

Uitspraak

Arrondissementsrechtbank te Arnhem
Sector civiel recht
Zaak/rolnummer: 68515 / KG ZA 00-730
Datum uitspraak: 22 december 2000
Vonnis
in kort geding
in de zaak van
1. [eiser1], wonende te [woonplaats],
2. [eiser2], wonende te [woonplaats],
3. [eiser3], wonende te [woonplaats]
eisers bij dagvaarding van 29 november 2000
, procureur mr. P.C. Plochg te Arnhem,
B.W.M. ZegersVolendamadvocaat mr. B.W.M. Zegers te Volendam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
P.J.M. Wersch Nijmegenadvocaat mr. P.J.M. Wersch te Nijmegen.
Het verloop van de procedure
Eisers hebben gedaagde ter terechtzitting in kort geding doen dagvaarden en bij mondelinge conclusie van eis gevorderd als weergegeven in de dagvaarding.
Gedaagde heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen.
De advocaat van eisers en de advocaat van gedaagde hebben de zaak bepleit, laatstgenoemde overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnotities.
Daarbij zijn over en weer producties in het geding gebracht.
Tenslotte zijn de processtukken voor het wijzen van vonnis overgelegd.
Het geschil
1) Eisers sub 1. en 2. zijn respectievelijk de zus en broer van de op 20 juni 2000 in het Radboud-ziekenhuis te Nijmegen overleden [overledene].
Eiser sub 3. (hierna te noemen [eiser 3]) is rooms-katholiek pastoor van de Parochie H. Antonius van Padua te [woonplaats]. Wijlen de [overledene] was een parochiaan van pastoor [eiser 3].
Gedaagde, hierna te noemen pastor [gedaagde], is gereformeerd predikante en werkzaam als (protestants) pastor bij de pastorale dienst van het Academische Ziekenhuis Nijmegen St Radboud te [woonplaats] (ook wel aangeduid als het Universitair Medisch Centrum St Radboud, hierna kortweg te noemen: het Radboud).
2) Eisers stellen dat pastor [gedaagde] bij (de familie van) de [overledene], die op 20 juni 2000 als patient in het Radboud lag, de indruk heeft gewekt dat zij aan de [overledene] het Sacrament der Zieken heeft toegediend, ofschoon het toedienen van dit rooms-katholieke sacrament uitsluitend is voorbehouden aan een rooms-katholiek priester. Eisers stellen dat het handelen van pastor [gedaagde] daarom een schending is van het heilige sacrament en getuigt van een gebrek aan respect voor het hoogheilig goed van de katholieke kerk. Eisers stellen voorts dat pastor [gedaagde] al eerder een handeling als hiervoor omschreven heeft verricht, namelijk op 28 januari 2000 bij mevrouw [x], destijds eveneens patiente in het Radboud, die kort daarna is overleden. Pastoor [eiser 3] heeft naar aanleiding van die gebeurtenis, onder meer bij brief van 15 februari 2000 aan prof.dr. F.W.J. Gribnau, lid van de Raad van Bestuur van het Radboud, melding gemaakt van zijn zorg over deze -wat hij noemt- 'gangbare praktijk' in het Radboud. Het Sacrament der Zieken heeft een metafysische functie en geeft uitdrukking aan de bijzondere genade van God voor de patient om de ziekte te dragen en omvat tevens de verlossing (vergeving) van zijn zonden. Pastor [gedaagde] wekt ten onrechte de schijn dat patienten voormeld rooms-katholiek sacrament ontvangen, terwijl daarvan geen sprake kan zijn. Dit handelen van pastor [gedaagde] is volgens eisers dan ook te beschouwen als een vorm van bedrog en is onbetamelijk en onrechtmatig jegens rooms-katholieke gelovigen. Hoewel pastor [gedaagde] reeds in februari 2000 van het standpunt van pastoor [eiser 3] op de hoogte is gesteld, weigert zij toe te zeggen dat zij dergelijke handelingen niet meer zal verrichten. Evenmin is zij bereid gebleken haar excuses aan te bieden aan de betrokken families. Het feit dat pastor [gedaagde] zich bedient van een stola en ziekenolie betekent dat het hier allerminst om een incident gaat, aldus eisers.
3) Eisers vorderen, samengevat, dat pastor [gedaagde] zal worden veroordeeld om zich niet meer voor te doen als rooms-katholiek priester, althans om geen rooms-katholieke sacramenten toe te dienen aan rooms-katholieke patienten, op straffe van verbeurte van een dwangsom van ƒ 5.000,= per overtreding, en met veroordeling van pastor [gedaagde] in de kosten van het geding.
4) Pastor [gedaagde] heeft aangevoerd dat de pastorale dienst van het Radboud bestaat uit zeven pastors, vijf rooms-katholieke pastors en twee protestantse pastors, waarvan zij er één is. De pastorale dienst functioneert volgens een vast dienstrooster. Pastor [gedaagde] voert aan dat zij, wanneer zij bij een patiënt wordt geroepen om geestelijke bijstand te bieden, zich altijd voorstelt als protestants pastor. Zij stelt ook nooit een andere indruk te hebben gewekt. Ten eerste is zij een vrouw, zodat zij zich reeds daarom niet als rooms-katholiek priester zou kunnen voordoen. Bovendien maakt zij rooms-katholieke patienten bij een verzoek om toediening van het Sacrament der Zieken altijd duidelijk dat zij wel een ziekenzalving kan doen, maar dat dit niet gelijk is aan het rooms-katholieke Sacrament der Zieken. Wanneer een patient of de familie dat wenst, biedt zij altijd aan (alsnog) een rooms-katholiek priester te bellen. Ook in het protestantse geloof bestaat de ziekenzalving als ritueel. Deze zalving betekent niet dat het Sacrament der Zieken wordt toegediend in de zin die de rooms-katholieke kerk daaraan geeft. Pastor [gedaagde] stelt die indruk ook nooit te wekken of te hebben gewekt. Zij noch het Radboud hebben tot op heden van patienten en/of hun familie klachten of signalen ontvangen die daarop zouden wijzen. Van enig onrechtmatig handelen kan volgens haar dan ook geen sprake zijn. Voorts is volgens haar het petitum alles behalve duidelijk en veel te ruim geformuleerd, als zouden eisers hun vordering instellen namens alle rooms-katholieke patienten. De stellige indruk bestaat dat, temeer nu eisers sub 1. en 2. zelf niet ter zitting zijn verschenen, het vooral lijkt te gaan om een 'eenmansactie' van pastoor [eiser 3], aldus pastor [gedaagde].
De beoordeling van het geschil
5) Vooropgesteld dient te worden dat de president met terughoudendheid kennis neemt van het onderhavige geschil, alleen al omdat het niet aan het oordeel van de burgerlijke rechter kan zijn voorbehouden om vast te stellen of en in hoeverre bepaalde sacramenten en rituelen -al dan niet exclusief- deel uitmaken van een religieuze overtuiging en/of kerkelijke stroming.
6) Daar komt nog bij dat niet, althans niet binnen het kader van dit kort geding, kan worden vastgesteld wat zich precies op 20 juni 2000 rondom het ziekbed van de [overledene] in het Radboud te Nijmegen heeft afgespeeld. Enerzijds is er de pas op 8 december 2000 opgestelde schriftelijke verklaring van eiseres sub 1., maar noch zij noch haar broer zijn ter zitting verschenen om daarover nader te kunnen verklaren. De verklaring van pastoor [eiser 3] is gebaseerd op hetgeen hij, kennelijk enkele dagen na het overlijden van de [overledene], van diens familie heeft vernomen en is dus uit de tweede hand. Anderzijds is er de verklaring ter zitting van pastor [gedaagde], die haar eigen visie heeft gegeven over de gang van zaken op 20 juni 2000. Bij het voorgaande dient dan nog mede in ogenschouw te worden genomen dat de gezondheidstoestand van de [overledene] op 20 juni 2000 kennelijk dermate ernstig was, dat de familie er rekening mee hield dat hij spoedig zou komen te overlijden, hetgeen zeker op dat moment zijn weerslag zal hebben gehad op een ieders emoties en waarneming.
7) Van belang is voorts dat pastor [gedaagde] een vrouw is, zodat iedere rooms-katholiek, dus ook eisers sub 1. en 2., weten, althans behoren te weten, ook in een emotionele situatie als het sterfbed van een dierbare, dat zij geen rooms-katholiek priester kan zijn en dus ook niet het rooms-katholieke Sacrament der Zieken kan toedienen. Vooralsnog zijn er op grond van de tegenstrijdige stellingen van partijen en de overgelegde producties in het geheel geen aanwijzingen dat pastor [gedaagde] bewust of onbewust betrokkenen de indruk zou hebben gegeven dat zij aan de [overledene] het Sacrament der Zieken, dat uitsluitend is voorbehouden aan een rooms-katholiek priester, heeft toegediend.
8) De vordering van eisers kan ook reeds op andere gronden niet tot toewijzing leiden. Het petitum van de dagvaarding is bijzonder ruim geformuleerd. Het strekt tot een verbod voor onbepaalde tijd ten aanzien van een niet nader bepaalde en te bepalen groep rooms-katholieke patienten, terwijl het verbod zich kennelijk ook uitstrekt buiten het bereik van het Radboud. Niet valt in te zien op welke gronden en ter bescherming van welk (spoedeisend) belang eisers een dergelijke vordering, met een dermate ruime (onbeperkte) reikwijdte, tegen pastor [gedaagde] zouden kunnen instellen. Reeds daarom kan de vordering van eisers onmogelijk tot toewijzing leiden. Voor zover eisers al een vordering kunnen instellen tegen pastor [gedaagde], dan kan deze slechts betrekking hebben op een eigen, duidelijk kenbaar en rechtens te beschermen belang. Voor maatregelen met een geheel andere en bovendien veel verdergaande strekking, zoals thans gevorderd, is in het burgerlijk recht geen plaats.
9) Het vorenoverwogene leidt er dan ook toe dat de vordering van eisers zal worden afgewezen.
10) Als de in het ongelijk gestelde partij zullen eisers in de kosten van deze procedure worden verwezen.
De beslissing
De president, rechtdoende in kort geding,
1. weigert de gevorderde voorzieningen;
2. veroordeelt eisers in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van gedaagde bepaald op ƒ 1.550,= voor salaris en ƒ 400,= voor verschotten.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.Z. Hooft Graafland en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2000 in tegenwoordigheid van de griffier mr. K. van Vlimmeren-van Ommen.