ECLI:NL:RBARN:2000:AA8464

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
13 november 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00/1977
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake niet tijdig nemen van een besluit door de gemeente Gendt

In deze zaak gaat het om een bestuursrechtelijk geschil tussen eiseres X., wonende te Gendt, en de burgemeester en wethouders van de gemeente Gendt. Eiseres heeft in 1998 een verzoek ingediend bij de gemeente om op te treden tegen illegale bouwactiviteiten op een perceel in Gendt. De gemeente heeft dit verzoek afgewezen, waarna eiseres bezwaar heeft aangetekend. Het bezwaar werd ongegrond verklaard, maar eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) heeft op 11 september 2000 geoordeeld dat de gemeente binnen zes weken na deze uitspraak een nieuw besluit moest nemen. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van dit besluit.

De rechtbank heeft beoordeeld of het niet tijdig nemen van een besluit door de gemeente rechtmatig was. De rechtbank oordeelt dat de gemeente in gebreke is gebleven, aangezien de termijn voor het nemen van een nieuw besluit was verstreken zonder dat er een besluit was genomen. De rechtbank wijst erop dat de gemeente niet kan afwachten op andere uitspraken die mogelijk van invloed zijn op de besluitvorming, zoals de uitspraak van de AbRS. De rechtbank concludeert dat de gemeente niet in redelijkheid kon besluiten om geen tijdig besluit te nemen en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die dit zouden rechtvaardigen.

De rechtbank verklaart het beroep van eiseres gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en gelast de gemeente om voor 1 december 2000 alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt de gemeente veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan eiseres en het vergoeden van het griffierecht. De rechtbank legt een dwangsom op aan de gemeente voor elke dag dat zij niet aan de uitspraak voldoet, met een maximum van f. 25.000,-. De uitspraak is gedaan door mr. F.H. de Vries en openbaar uitgesproken op 13 november 2000.

Uitspraak

Arrondissementsrechtbank te Arnhem
Enkelvoudige Kamer Bestuursrecht
Reg. nr.: 00/1977
UITSPRAAK
in het geding tussen:
X., wonende te Gendt, eiseres
en
burgemeester en wethouders van de gemeente Gendt, verweerder.
1. Aanduiding bestreden besluit
Het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: de AbRS) van 11 september 2000.
2. Feiten en procesverloop
Bij schrijven van 5 mei 1998 heeft eiseres aan verweerder verzocht op te treden tegen illegale activiteiten en terzake van het bouwen van een loods in afwijking van de daarvoor verleende bouwvergunning op het perceel (...) te Gendt.
Bij besluit van 2 juni 1998 heeft verweerder bovengenoemd verzoek afgewezen.
Tegen het besluit van 2 juni 1998 heeft eiseres bij schrijven van 10 juli 1998 bij verweerder een bezwaarschrift ingediend.
Bij besluit van 1 december 1998 heeft verweerder het bezwaarschrift van eiseres ongegrond verklaard, met dien verstande dat de motivering van het primaire besluit is aangepast.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij schrijven van 23 december 1998 beroep ingesteld. Tevens is bij schrijven van 2 februari 1999 aan de president van de arrondissementsrechtbank verzocht ter zake een voorlopige voorziening te treffen.
Bij uitspraak van 16 augustus 1999 heeft de president het beroep gegrond verklaard en bepaald dat verweerder binnen twee maanden na verzending van de uitspraak een nieuw besluit neemt.
Bij schrijven van 24 september 1999 heeft eiseres tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij de AbRS.
Bij schrijven van 25 oktober 1999 heeft eiseres bij de arrondissementsrechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit. Dit beroep is doorgezonden naar de AbRS.
Bij besluit van 16 december 1999 heeft verweerder een nieuw besluit genomen, waarbij het bezwaar van eiseres opnieuw ongegrond is verklaard.
Bij uitspraak van 11 september 2000 heeft de AbRS het hoger beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen zes weken na verzending van de uitspraak met inachtneming daarvan een nieuw besluit te nemen.
Bij schrijven van 25 oktober 2000 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit als aangeduid onder rubriek 1.
Bij schrijven van gelijke datum heeft eiseres aan de president van de arrondissementsrechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij schrijven van 7 november 2000 heeft verweerder stukken en een reaktie ingediend.
3. Overwegingen
Beoordeeld moet worden of het niet tijdig nemen van een hernieuwd besluit op het bezwaarschrift van eiseres, de rechterlijke toetsing kan doorstaan.
Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, Awb - voor zover hier van belang - kan de rechtbank, indien het beroep kennelijk gegrond is, uitspraak doen zonder dat partijen worden uitgenodigd ter zitting te verschijnen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van artikel 6:2, aanhef en sub b, Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijkgesteld het niet tijdig nemen van een besluit. Ingevolge artikel 6:12, tweede lid Awb kan tegen het niet tijdig nemen van een besluit een bezwaar- of beroepschrift worden ingediend, zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen.
Ingevolge de uitspraak van de AbRS van 11 september 2000 was verweerder gehouden om binnen zes weken na verzending van de uitspraak, derhalve uiterlijk op 23 oktober 2000, een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift van eiseres.
Niet in geschil is dat genoemde termijn is verstreken zonder dat verweerder een nieuw besluit heeft genomen.
Blijkens een schrijven van verweerder van 24 oktober 2000, gericht aan eiseres, acht verweerder een verantwoorde beslissing, rekening houdend met alle relevante aspecten, niet mogelijk binnen de gestelde termijn. Verweerder geeft aan de uitspraak van de AbRS inzake de milieu-aspecten in deze zaak af te wachten, alvorens een nieuw besluit te nemen.
Verweerder merkt in haar reaktie van 7 november 2000 aan de rechtbank op dat zij de vraag of sprake is van detailhandel dan wel van grondverzet direct van belang acht voor de vraag naar de planologische inpasbaarheid van de activiteiten.
Naar het oordeel van de rechtbank laat de uitspraak van de AbRS geen ruimte voor een afweging als door verweerder gemaakt. De afweging dat verweerder binnen de gestelde termijn een zorgvuldig besluit kan nemen, met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen, moet geacht worden reeds door de AbRS te zijn gemaakt.
De rechtbank kan verweerder overigens niet volgen in haar stelling dat de typering van de bedrijfsactiviteiten (detailhandel of grondverzet) doorslaggevend is voor de vraag of deze planologisch inpasbaar zijn. De AbRS heeft hieromtrent in overweging 2.5.4 immers reeds overwogen dat het voorontwerp van het nieuwe bestemmingsplan geen basis biedt voor het oordeel dat concreet zicht bestaat op legalisering van de bedrijfsactiviteiten.
De rechtbank is ook voor het overige niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan aangenomen zou moeten worden dat verweerder in redelijkheid geen gevolg kon of behoefde te geven aan de uitspraak van de Afdeling.
Gelet op verweerders - tot dusver gebleken - houding ten aanzien van de nakoming van verplichtingen welke uit rechterlijke uitspraken voortvloeien, ziet de rechtbank thans aanleiding toepassing te geven aan artikel 8:72, zevende lid, van de Awb, zoals hierna te melden.
De rechtbank acht voorts termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb en verweerder te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Stb. 1993, 763) begroot op f 710,- aan beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende grondslag aanwezig om met toepassing van artikel 8:54, eerste lid van de Awb, te beslissen als volgt.
4. Beslissing
De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
- gelast verweerder om voor uiterlijk 1 december 2000 alsnog een (hernieuwd) besluit op bezwaar te nemen en bekend te maken, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom aan eiseres van
f. 1.000,- voor iedere dag dat niet aan deze uitspraak wordt voldaan, met een maximum van f. 25.000,-;
wijst de gemeente Gendt aan als de rechtspersoon die genoemde dwangsom(men) aan eiseres dient te betalen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van f. 710,- en wijst de gemeente Gendt aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden;
- gelast de gemeente Gendt het door eiseres betaalde griffierecht ad f. 225,- aan haar te vergoeden.
Aldus gegeven door mr. F.H. de Vries als rechter en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2000 in tegenwoordigheid van mr. K.F. Hoekstra als griffier.
De griffier, De rechter,