De rechtbank overweegt in dit verband het volgende:
1. De verdediging heeft opgeworpen dat zoekingen die op 3, 4 en 7 november 1999 zijn verricht in de hotelkamers die door verdachte waren gehuurd, eerst in Hotel Mikado (op 3 november) vervolgens in het Sheraton Hotel (de zoekingen van 4 en 7 november), steeds in Frankurt, onrechtmatig zijn geweest omdat uit de door de Duiste Justitie ter beschikking gestelde stukken niet blijkt dat deze zoekingen hebben plaatsgevonden met inachtneming van het bepaalde in de §§ 102 en 105 StPo omdat, zoals de verdediging stelt een zogenaamd Durchsuchungsbeschluss ontbreekt. Daarop voortbouwend is het betoog dat de resultaten van die zoekingen niet tot het bewijs mogen worden gebezigd en dat vrijspraak moet volgen.
2. § 105 StPo bepaalt, kort samengevat, dat een 'Durchsuchung' alleen maar door de rechter, en 'bei Gefahr im Verzug' ook door 'die Staatsanwalt und ihre Hilfsbeamten angeordnet werden (kann)'. Dat geldt ook voor een 'Suchung', zoeking - de rechtbank gaat er nu de Duitse opsporingsbeambten dat blijkens de stukken doen vanuit dat het dat is geweest - die wordt verricht op een hotelkamer.
3. Verdachte had er recht op dat die zoekingen in overeenstemming met die bepaling werden uitgevoerd. De rechtbank gaat er evenwel vanuit dat voorzover dat niet gebeurd zou zijn (wat zij niet aanneemt; vide de overwegingen 4 tot en met 6) dat desondanks niet een dusdanig aantasting van dit recht betekent dat het met de zoekingen verkegen bewijsmateriaal niet mag dienen tot bewijs (zie de overwegingen 7 tot en met 9).
4. Uit de stukken blijkt dat verdachte in beeld is gekomen door zijn contacten met zijn medeverdachte Lijklema tegen wie een omvangrijk onderzoek liep. In het kader van dat onderzoek is gebruik gemaakt van allerlei bijzondere opsporingsmethoden. Indien en voorzover aan gene zijde van de Nederlands-Duitse grens onderzoek verricht moest worden gebeurde dat in nauw overleg tussen het OM en de betreffende Staatsanwaltschaft. Waar nodig werd steeds een rechtshulpverzoek gedaan.
5. Over de ontwikkelingen in dat onderzoek in het kader waarvan de bekritiseerde zoekingen plaatsvonden is er steeds een dergelijk contact geweest. Dat blijkt ondermeer uit de pagina's 070203 tot en met 070207 van het dossier. Uit de daar vermelde feiten (waarvan de feitelijke juistheid niet is aangevochten door de verdediging) trekt de rechtbank de conclusie dat de op diezelfde bladzijden beschreven onderzoekshandelingen steeds met instemming van de Generalstaats-anwaltschaft in Düsseldorf en/of de Oberstaatsanwaltschaft in Frankfurt hebben plaatsgevonden.
6. Een Durchsuchungsanordnung als bedoeld in § 105 StPo is niet aan enige vorm gebonden. "Eine bestimmte Form ist nicht vorgeschrieben; die Anordnung kann daher mündlich, .... ergehen, auch stillschweigend ....". (vgl Kleinknecht/ Meyer-Grossner, Strafprocesordnung, C.H. Beck München, 44ste Auflage 1999). Voorzover zij niet uitdrukkelijk is gegeven mag (dus) worden aangenomen dat zij dat impliciet wèl is. Dat ligt naar het oordeel van de rechtbank in de vaststelling hiervoor sub 5 besloten.
7. Bij dit alles betrekt de rechtbank nog het navolgende: het gaat in deze zaak om een Nederlands onderzoek met een eigen Nederlands opsporingsbelang. Verdachte is na zijn arrestatie aan Nederland uitgeleverd om in Nederland te worden berecht.
8. De vraag of de beweerdelijk aan de zoekingen klevende manco's dienen te leiden tot bewijsuitsluiting dient daarom eerst en vooral te worden getoetst aan beginselen van legitimiteit en opportuniteit zoals die leven binnen de Nederlandse rechtsorde.
9. Zelfs indien zou moeten worden aangenomen dat bij de verschillende zoekingen inbreuk is gemaakt op § 105 StPo dan kan daarvan niet worden gezegd dat die inbreuk getoetst aan deze beginselen dusdanig ernstig is dat zulks dient te leiden tot bewijsuitsluiting. Het is immers gelet op het vorenstaande zeker aannemelijk dat de vereiste Anordung indien aan de Staatsanwalt of een van zijn Hilfsbeamte gevraagd zeker (en op tijd: het onderzoek werd op de voet gevolgd) zou zijn verleend.
10. Het besproken punt behoeft op grond van dit laatste daarom ook geen nadere instructie en het verweer dient, als gezegd, te worden verworpen.