Vonnis van de president van de arrondissementsrechtbank te Arnhem in het kort geding van
EISER., wonende te A.,
eiseres bij dagvaarding van 24 juni 2000,
procureur: mr. J.F. Schouwenaar
te B.,
Rolnummer: KG 2000/408 tegen
GEDAAGDE. wonende te A.,
gedaagde,
procureur: mr. N.L.J.M. Rijssenbeek,
advocaat: mr. E.J. Loos,
beiden te A.
Het verloop van de procedure
Eiseres heeft gedaagde ter terechtzitting in kort geding doen dagvaarden en bij mondelinge conclusie van eis gevorderd als weergegeven in de dagvaarding. Gedaagde heeft geconcludeerd tot weigering van de gevraagde voorzieningen. De procureur van eiseres en de advocaat van gedaagde hebben de zaak bepleit, laatstgenoemde overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnotities. Daarbij zijn door eiseres producties in het geding gebracht. Tenslotte zijn de processtukken voor het wijzen van vonnis overgelegd.
Het geschil en de beoordeling daarvan
1) Eiseres stelt dat tussen partijen een huurovereenkomst tot stand is gekomen, op grond waarvan eiseres per 1 juni 2000 van gedaagde een woning te A. huurt voor de duur van één jaar, met de mogelijkheid van verlenging van die termijn telkens met een jaar. Eiseres stelt inmiddels de huurpenningen voor de maand juni alsmede de contractueel overeengekomen waarborgsom te hebben betaald. Gedaagde weigert de woning aan eiseres ter beschikking te stellen. Eiseres is 86 jaar oud. Omdat zij haar eigen woning per 1 mei 2000 heeft verkocht en opgeleverd, is zij thans genoodzaakt bij vrienden en familie onderdak te vinden. Bovendien dient zij zaken, die zich vanwege haar huidige verblijfsomstandigheden nog in haar voormalige woning bevinden, op korte termijn uit die woning te verwijderen. Eiseres stelt derhalve spoedeisend belang te hebben bij haar vordering.
2) Eiseres vordert, samengevat, gedaagde te veroordelen binnen 2 x 24 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis de woning te A. aan eiseres ter beschikking te stellen, op straffe van verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van gedaagde in de kosten van het geding.
3) Gedaagde voert aan dat er geen huurovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. Omdat gedaagde voornemens is zijn recent gestarte onderneming naar Rotterdam te verplaatsen en daar zelf ook te gaan wonen, heeft hij aanvankelijk de woning, een appartement dat sedert anderhalf jaar zijn eigendom is, te koop aangeboden. Toen na enige tijd de verkoop niet bleek te vlotten, heeft gedaagde de woning ter verhuur aangeboden via een daartoe door hem ingeschakeld woonbemiddelingsbureau (hierna: het bureau). Een medewerker van het bureau en eiseres hebben op 19 april 2000 de woning van gedaagde bezichtigd en eiseres heeft bij die gelegenheid kenbaar gemaakt dat zij de woning wilde huren. Gedaagde voert aan dat hij van meet af aan de korte termijn waarop eiseres de woning zou willen huren, bij voorkeur begin of half mei dan wel per 1 juni 2000, niet haalbaar achtte. Hij stelt dit ook direct aan eiseres te hebben gezegd, weliswaar in het Engels, omdat gedaagde de Schotse nationaliteit heeft en nauwelijks Nederlands spreekt. Bovendien diende gedaagde toestemming voor verhuur te krijgen van de instelling waar gedaagde een hypotheek voor de woning heeft afgesloten. Kort na de bezichtiging ontving gedaagde een door het bureau opgesteld schriftelijk huurcontract met het verzoek dit te ondertekenen. Gedaagde heeft toen direct contact opgenomen met het bureau en gezegd dat hij het contract niet wenste te tekenen omdat er zijns inziens nog geen overeenstemming was tussen partijen, met name nog niet ten aanzien van de ingangsdatum van de huur. Inmiddels kreeg gedaagde ook te kampen met gezondheidsproblemen, waardoor zijn geplande verhuizing naar Rotterdam moest worden uitgesteld, hetgeen hij bij faxbrief van 29 mei 2000 aan eiseres heeft meegedeeld. Voorzover geoordeeld zou worden dat er wel sprake is van een huurovereenkomst tussen partijen, doet gedaagde een beroep op dwaling, omdat hij gedwaald heeft ten aanzien van de persoon van eiseres. Aanvankelijk betekende de naam van eiseres, waarmee zij zich in het maatschappelijk verkeer bedient, niets voor gedaagde. Nadien is hem gebleken dat zij affiniteit heeft en contacten onderhoudt met zeer rechts radicale groeperingen en voormalige SS-ers en hun familie. Gedaagde stelt dat, indien hij van de reputatie en sympathiën van eiseres op de hoogte zou zijn geweest, hij nooit met haar in onderhandeling zou zijn gegaan.
4) Voorshands geoordeeld is allereerst twijfelachtig of er een huurovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. Het schriftelijke huurcontract is in ieder geval niet ondertekend. Gedaagde heeft aangevoerd dat hij direct na ontvangst ervan aan het bureau heeft meegedeeld dat er naar zijn mening nog geen overeenstemming was bereikt met eiseres. De faxbrief van 29 mei 2000 van gedaagde aan eiseres (hierna te noemen: de fax), die volgens eiseres een bevestiging vormt voor de tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst waarbij slechts de ingangsdatum nog onderwerp van gesprek vormde, geeft in tegenstelling tot de visie van eiseres geen uitsluitsel op dit punt. Uit de door eiseres aangevoerde zinssneden uit deze fax, zoals het onderwerp ervan, “rental apartment”, en “I very much want to be able to rent my apartment to you” kan niet meer worden afgeleid dan dat gedaagde op dat moment (nog) stellig het voornemen had om de woning aan eiseres te verhuren, zodra hij daartoe de mogelijkheid had. Dat hij daartoe gezien zijn gezondheidstoestand nog niet in staat was, blijkt eveneens uit de fax. Van een bevestiging van een inmiddels tot stand gekomen huurovereenkomst is in deze fax voorshands geoordeeld in ieder geval geen sprake. Ook is ter zitting gebleken dat ten aanzien van de ingangsdatum van een eventuele huurovereenkomst geen overeenstemming bestond, zodat op dit punt, dat toch een essentieel onderdeel van de huurovereenkomst vormt, onmogelijk van overeenstemming sprake kan zijn geweest. De zijdens eiseres overgelegde schriftelijke verklaringen van personen, die bij de bezichtiging aanwezig zijn geweest, doen hier voorshands onvoldoende aan af.
5) Maar zelfs als ervan zou worden uitgegaan dat er tussen partijen een huurovereenkomst tot stand is gekomen, dan is de vraag of die huurovereenkomst in stand kan blijven gezien het verweer van gedaagde dat hij in dat geval gedwaald heeft ten aanzien van de persoon van eiseres. Dit verweer wordt vooralsnog zeker niet kansloos geacht. Niet is betwist dat eiseres banden heeft met zeer rechts radicale groeperingen (waaronder oud-SS’ers en hun familie), dat zij nog altijd het gedachtengoed van het nationaal-socialisme (nazisme) aanhangt en tot op heden haar ideeën en sympathiën ook nog aktief uitdraagt. Dit laatste blijkt nog eens uit een vooraankondiging op de ochtend van het onderhavige kort geding in een aantal ochtendbladen van een televisie-optreden van eiseres in een uurdurend programma genaamd “Het zwarte schaap” op zaterdagavond, 1 juli 2000, van 21.00 tot 22.00 uur op Nederland 3. In de jurisprudentie is uitgemaakt dat zowel bij de koop als de (ver)huur van een woning de persoon van de koper/huurder van belang kan zijn. Het is voorshands aannemelijk geworden dat gedaagde pas enige tijd na de bezichtiging van de woning door eiseres kennis heeft genomen van de reputatie van eiseres, hetgeen gezien de Schotse nationaliteit van gedaagde niet bevreemdt. Die reputatie is nog altijd van dien aard dat aan eiseres kenbaar had moeten zijn dat deze mogelijk de besluitvorming van gedaagde zou kunnen beïnvloeden als hij daarvan op de hoogte zou zijn geweest. Op eiseres rustte derhalve een mededelingsplicht in de zin van artikel 228 lid 1 aanhef en onder b. van Boek 6 BW. Naar het voorlopig oordeel van de president is dan ook bepaald niet uit te sluiten dat gedaagde, zou hij van de identiteit van eiseres op de hoogte zijn geweest, niet tot het sluiten van de huurovereenkomst zou zijn overgegaan, in welk geval hem een beroep op dwaling toekomt.
6) Het vorenoverwogene leidt er toe dat de vordering van eiseres niet voor toewijzing vatbaar is.
7) Als de in het ongelijk gestelde partij zal eiseres in de kosten van de procedure worden verwezen.
1. weigert de gevraagde voorzieningen;
2. veroordeelt eiseres in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van gedaagde bepaald op ƒ 1.550,-- voor salaris procureur en ƒ 400,-- voor verschotten.
Dit vonnis is gewezen door de president mr. D.J. van Dijk en in tegenwoordigheid van de griffier mr. K. van Vlimmeren-van Ommen in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2000.