de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid
Uitgeversmaatschappij De Gelderlander B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
gedaagde,
procureur mr. F.J. Perquin
te Nijmegen,
advocaat mr. T.B. Vandeginste
te Nijmegen.
1. Het verloop van de procedure
Eiseres heeft gedaagde ter terechtzitting in kort geding doen dagvaarden en bij mondelinge conclusie van eis gevorderd als weergegeven in de dagvaarding.
Gedaagde heeft geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen.
De procureur van eiseres en de advocaat van gedaagde hebben de zaak bepleit, overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnotities.
Daarbij hebben zij producties in het geding gebracht.
Tenslotte hebben partijen de processtukken voor het wijzen van vonnis overgelegd.
2. De vaststaande feiten
Op grond van de stellingen van partijen en de inhoud van de producties - alles voorzover niet dan wel onvoldoende weersproken - staat voorshands het navolgende vast.
a. Gedaagde heeft in haar dagblad De Gelderlander van 15 februari 2000, op de streekkatern Betuwe, een artikel geplaatst onder de kop "Beunen bij advocaat leidt tot klappen en geding". b. In dat artikel wordt verslag gedaan van een kort geding-procedure tussen een Huissense advocaat en een klusjesman. Deze laatste had "zwart" werkzaamheden voor de advocaat verricht. Nadat de advocaat had geweigerd de rekening te voldoen, was er tussen beiden ruzie ontstaan en was de klusjesman overgegaan tot fysiek geweld jegens de advocaat en zijn echtgenote. In het kort geding vorderde de advocaat een voorschot op de geleden schade. Het krantenartikel noemt niet met zoveel woorden de naam van de Huissense advocaat. Dit blijkt mr. [..] te zijn geweest.
c. In Huissen zijn thans twee advocatenkantoren gevestigd. Het kantoor van mr. [..] en dat van eiseres. Mr. [..] is ongeveer twee jaar, eiseres ongeveer twintig jaar in Huissen gevestigd.
d. Bij brief van 23 februari 2000 heeft de advocaat van eiseres aan gedaagde meegedeeld dat genoemd krantenartikel de suggestie wekt, althans de mogelijkheid openlaat dat een van eiseresses advocaten een beunhaas zou hebben aangetrokken en deze zwart zou hebben laten werken. Voorts wordt in de brief te kennen gegeven dat als gevolg van het artikel eiseres in haar goede naam is aangetast en dat zij bij niet tijdige rectificatie schade dreigt te lijden. Aan gedaagde wordt verzocht per ommegaand een rectificatie te plaatsen, met een vergelijkbare kop en op een vergelijkbare plaats op de pagina als bij het eerste artikel.
e. Daarop heeft gedaagde in haar dagblad van 24 februari 2000 op de streekkatern editie Betuwe een (eenkoloms) artikel geplaatst met als inhoud:
"Advocaten en beun Huissen
Op deze pagina stond vorige week dinsdag een rechtbankverslag over een Huissense advocaat en zijn beunende klusjesman. De naam van de advocaat werd daarbij - zoals gebruikelijk - niet genoemd. Omdat Huissen slechts twee advocatenkantoren telt, ontstond in die gemeenschap onduidelijkheid over de betrokkene. Op hun verzoek om misverstanden uit de weg te ruimen laat het advocatenbureau [C] weten dat de bewuste advocaat niet tot hun kantoor behoort."
f. Eiseres heeft vervolgens aan gedaagde laten weten dat dit artikel als gevolg van de plaatsing en de minimale kop zodanig onopvallend is dat het niet als deugdelijke rectificatie kan gelden en dat bovendien haar kantoornaam onjuist is weergegeven; deze had dienen te zijn [C] Advocaten. Eiseres heeft gedaagde verder gesommeerd in de eerstvolgende editie een nieuwe rectificatie te plaatsen overeenkomstig een door eiseres geredigeerde tekst. Gedaagde heeft aan die sommatie geen gevolg gegeven.
3. De vordering
3.1. Eiseres vordert in dit geding gedaagde te veroordelen om, op verbeurte van een dwangsom, op de eerste pagina van de streekkatern - editie Betuwe, op dezelfde plaats als het artikel van 15 februari 2000 en met een kop van dezelfde omvang, een rectificatie te plaatsen met een tekst zoals weergegeven in het petitum van de dagvaarding en voorts gedaagde te veroordelen om aan haar te voldoen een bedrag van f 10.000,-- als voorschot op de door haar geleden en nog te lijden schade.
3.2. Aan haar vordering legt eiseres het volgende ten grondslag. Zij stelt dat de berichtgeving door gedaagde onzorgvuldig is geweest omdat, gegeven het feit dat zij reeds twintig jaar als advocatenkantoor in Huissen is gevestigd, haar kantoor door het artikel wordt geassocieerd met de daarin genoemde "Huissense advocaat". Eiseres zegt dat haar advocaten door cliënten zijn aangesproken met de vraag of zij zwartwerkers in dienst heeft. Door geen deugdelijke rectificatie te plaatsen en daardoor de onduidelijkheid te laten voortbestaan, zodat haar goede naam blijft aangetast, handelt gedaagde volgens eiseres onrechtmatig jegens haar. Eiseres zegt door de handelwijze van gedaagde materiële en immateriële schade te lijden en vordert genoemd bedrag van f 10.000,-- als voorschot daarop.
3.3. Gedaagde heeft de vorderingen gemotiveerd weersproken. Zij stelt dat het krantenartikel van 15 februari 2000 geen onjuistheden bevatte en niet onrechtmatig was jegens eiseres. Voorts betoogt zij dat het tweede artikel niet als rectificatie moet worden aangemerkt, maar als een, op verzoek van eiseres, geplaatste aanvulling. Voor rectificatie bestond volgens gedaagde geen aanleiding. Voorzover de plaatsing van het eerste artikel al als onrechtmatig jegens eiseres moet worden aangemerkt, is gedaagde van mening dat dit niet kan leiden tot toewijzing van de gevorderde rectificatie, omdat door het tweede artikel eventuele misverstanden inmiddels zijn opgeheven. Voor toewijzing van een voorschot op de schade is volgens gedaagde al helemaal geen reden, omdat door haar niet onrechtmatig is gehandeld en de schade bovendien niet wordt onderbouwd.
4. De beoordeling van de vorderingen
4.1. De eerste vraag die ter beantwoording voorligt is of krantenartikel van 15 februari 2000 onrechtmatig is jegens eiseres.
Voorop wordt gesteld dat door eiseres niet is aangevoerd en overigens ook niet is gebleken dat het artikel inhoudelijke onwaarheden bevatte of dat daarin sprake was van een onjuiste weergave van hetgeen tijdens het kort geding is voorgevallen. In zoverre treft gedaagde dan ook geen verwijt.
Eiseres beroept zich er op dat door gedaagde onzorgvuldig is gehandeld, omdat het artikel aanleiding heeft gegeven tot misverstanden waardoor haar goede naam is geschaad. De enkele omstandigheid dat er misverstanden zijn ontstaan is in een geval als het onderhavige echter onvoldoende om onzorgvuldigheid aan de zijde van gedaagde aan te nemen. Voor dat laatste is namelijk nodig dat aannemelijk wordt gemaakt dat (de verslaggever van) gedaagde bij het schrijven van het artikel zich er van bewust had moeten zijn dat, door het niet noemen of aanduiden van de naam van de betrokken advocaat, de mogelijkheid zou kunnen ontstaan dat derden die advocaat zouden vereenzelvigen met (een van) de advocaten van het kantoor van eiseres. Door eiseres zijn echter onvoldoende feiten en omstandigheden aangedragen waaruit genoemde bewustheid bij (de verslaggever van) gedaagde volgt. Anders dan eiseres kennelijk wil doen suggereren behoefde in de gegeven omstandigheden van gedaagde niet te worden verlangd dat zij zich op de hoogte stelde van het aantal en de vestigingsduur van de in Huissen aanwezige advocatenkantoren. Voorts wordt nog van belang geacht dat het blijkbaar beleid is (bij de editie Betuwe) van eiseres om in rechtbankverslagen geen namen van advocaten te vermelden. Hieruit mag worden afgeleid dat aan het niet met zoveel woorden noemen van die namen geen ander doel ten grondslag heeft gelegen dan te handelen conform genoemd beleid. Geconcludeerd moet worden dat niet is komen vast te staan dat gedaagde met bedoeld artikel onrechtmatig heeft gehandeld jegens eiseres.
4.2. Het voorgaande neemt echter niet weg dat, indien achteraf wordt geconstateerd dat het artikel misverstanden oproept, een onvoldoende voortvarende houding van gedaagde om daaraan een einde te maken, kan meebrengen dat door haar (alsnog) onzorgvuldig ten opzichte van eiseres wordt gehandeld.
Gedaagde heeft echter, naar aanleiding van de hiervoor onder 2.d. genoemde brief van de advocaat van eiseres, gereageerd met de plaatsing van het artikel als hiervoor onder 2.e. vermeld. Met genoemde reactie, daargelaten of deze nu als rectificatie of als aanvulling op eerdere berichtgeving moet worden gekwalificeerd, heeft gedaagde op adequate wijze gereageerd om het ontstane misverstand weg te nemen. Hierbij is van belang dat de kop van het tweede artikel "Advocaten en beun Huissen" verwijst naar die van het eerste artikel "Beunen bij advocaat leidt tot klappen en geding" en dat het tweede artikel op een vergelijkbare plaats in de streekkatern Betuwe is afgedrukt als het eerste artikel. Uit het tweede artikel volgt voorts zonneklaar dat de advocaat om wie het ging niet tot het kantoor van eiseres behoorde. Dat vervolgens de naam van eiseres in het tweede artikel niet geheel juist is weergegeven kan geen reden zijn voor een (hernieuwde) rectificatie, nu over de identiteit van eiseres geen enkel misverstand kan ontstaan. Evenmin is het redelijk gedaagde tegen te werpen dat het tweede artikel beperkter was in omvang, reeds omdat de lengte van de door eiseres zelf aangedragen tekst een bredere opzet van het artikel niet toelaat.
4.3. Voorstelbaar is dat als gevolg van het ontstane misverstand de advocaten van eiseres op een voor hen minder prettige wijze door cliënten of anderen zijn benaderd. Dat dit evenwel is veroorzaakt door een toerekenbaar tekortschieten van gedaagde is niet gebleken. Voorzover eiseres is teleurgesteld in het feit dat door het tweede artikel het misverstand niet uit de weg is geruimd op een wijze als zij had gehoopt, dient wel te worden bedacht dat in het algemeen een tweede krantenbericht over een bepaald onderwerp minder beklijft dan het eerste. In dat licht kan ook de vraag worden gesteld in hoeverre een (tweede) rectificatie nog zinvol is, temeer nu het oorspronkelijke artikel ruim anderhalve maand geleden is gepubliceerd.
4.4. Aangezien niet is gebleken dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld jegens eiseres is er ook geen grond het gevorderde voorschot op de geleden en nog te lijden schade toe te wijzen, waarbij ten overvloede wordt overwogen dat eiseres vooralsnog op geen enkele wijze de gepretendeerde schade aannemelijk heeft gemaakt.
4.5. Uit het vooroverwogene vloeit voort dat de vorderingen van eiseres moeten worden afgewezen.
Eiseres zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
5. De beslissing
De president
5.1. weigert de gevorderde voorziening,
5.2. veroordeelt eiseres in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van gedaagde bepaald op f 1.550,-- voor salaris van de procureur en op f 400,-- voor verschotten.
Dit vonnis is gewezen door de vice-president mr. J.A.Z. Hooft Graafland en in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.G.W. Oor in het openbaar uitgesproken op 13 april 2000