Rolnummer: KG 2000/39 tegen
1. PS,
2. GC,
3. EB,
4. JW,
5. WM,
6. GP,
7. PA,
8. AS,
9. MS,
10. AB,
11. HT,
12. IK,
13. zij die verblijven of wonen in de onroerende zaak of een gedeelte daarvan, staande en gelegen te E, gemeente R aan Straat Z, plaatselijk bekend als "K",
allen wonende c.q. verblijvende te E, gemeente R,
gedaagden,
procureur voor gedaagden sub 4 en 13 mr J.J. Merkelijn te Wageningen.
Het verloop van de procedure
Eiseres - verder ook te noemen Intermed - heeft gedaagden ter zitting in kort geding doen dagvaarden en bij mondelinge conclusie van eis gevorderd als weergegeven in de dagvaarding. Gedaagden 4 en 13 zijn vertegenwoordigd door een procureur ter zitting verschenen. Gedaagden 3 en 10 zijn in persoon verschenen. Tegen gedaagden 2, 5, 6, 9 en 11 die noch in persoon noch vertegenwoordigd door een procureur ter zitting zijn verschenen, is desgevraagd verstek verleend. De vordering tegen gedaagden 1, 7, 8 en 12 is ingetrokken. De procureur van gedaagden 4 en 13, gedaagden 3 en 10 in persoon hebben geconcludeerd tot weigering van de gevorderde voorzieningen. De advocaat van Intermed en de procureur van gedaagden 4 en 13 hebben de zaak bepleit overeenkomstig de door hen overgelegde pleitnotities. Daarbij hebben zij producties in het geding gebracht en de processtukken voor het wijzen van vonnis overgelegd.
De vaststaande feiten
1. Intermed is sinds 28 april 1988 eigenares van de woning aan de Straat Z te E, gemeente R, plaatselijk bekend als "K".
2. In december 1991 is bovengenoemde woning gekraakt en zonder toestemming van Intermed als woon- en werkruimte in gebruik genomen. Bij brief van 31 december 1991 heeft Intermed de toenmalige bewoners erop gewezen dat zij zonder recht of titel - en daarmee onrechtmatig - in de woning verblijven.
3. In april 1995 heeft Intermed bij de gemeente R een voorstel ingediend voor de nieuwbouw van 14 woningen. Dit voorstel is door de gemeente R aanvaard. In dat kader heeft Intermed met de gemeente R tevens een samenwerkings-overeenkomst gesloten die voorziet in de instandhouding van groen ter plekke alsmede in een goede ontsluiting van het terrein.
4. Gedeputeerde Staten van Gelderland heeft eerst op 16 juni 1998 en na vernietiging van dit besluit door de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State vervolgens op 7 september 1999 andermaal goedkeuring verleend aan het door de gemeenteraad van Rheden op 28 oktober 1997 vastgestelde bestemmingsplan "K". Tegen het besluit van 7 september 1999 hebben de heer en mevrouw W (omwonenden van "K") bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State beroep ingesteld, gevoegd met een verzoek om een voorlopige voorziening. Op dit beroep is nog niet beslist; de behandeling van de voorlopige voorziening vindt naar alle waarschijnlijkheid plaats in de maand februari 2000.
5. Bij brief van 14 oktober 1998 heeft de gemeente R aan Intermed laten weten dat de op 30 juni 1998 door Intermed aangevraagde bouwvergunning wordt verleend zodra het bestemmingsplan op grond van artikel 28 lid 8 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in werking treedt.
6. Bij brief van 6 oktober 1998 heeft de gemeente R aan Intermed laten weten dat de op 30 juni 1998 door Intermed aangevraagde sloopvergunning zal worden aangehouden totdat een vergunning op grond van artikel 11 van de Monumentenwet 1988 is verleend. Op 17 augustus 1999 heeft de gemeente de sloopvergunning ingevolge artikel 11 van de Monumentenwet verleend. De toenmalige bewoners van "K" zijn daartegen op 28 september 1999 in bezwaar gekomen. Bij uitspraak van 25 november 1999 heeft de president van de sector bestuursrecht van deze rechtbank de schorsende werking van het bezwaar opgeheven. Vervolgens heeft de gemeente R bij besluit van 26 november 1999 een sloopvergunning als bedoeld in artikel 8.1.1. van de Bouwverordening aan Intermed verleend. De toenmalige bewoners van "K" zijn bij brief van 27 december 1999 daartegen in bezwaar gekomen. Dit bezwaarschrift heeft geen schorsende werking; een verzoek om een voorlopige voorziening is niet ingediend. Op dit bezwaar is nog niet beslist.
7. In het kader van de sloop zal tevens een sanering plaatsvinden overeenkomstig de door Grontmij Nederland geadviseerde sanering van 2 september 1997.
8. Bij brief van 30 november 1998 heeft Intermed aan D.P.A. B.V. opdracht gegeven voor het slopen en het bouw- en woonrijp maken van het terrein K te E.
9. Bij brief van 19 oktober 1999 heeft Intermed aan Reinbouw B.V. opdracht gegeven voor de bouw van 14 woningen inclusief infrastructurele werken en sanering tank op de locatie K te E. Verder zijn de nieuwbouwwoningen eind januari 2000 door Rebo Makelaars en het Gelders Koophuis te D op de markt gebracht.
10. Bij brief van 7 januari 2000 heeft Intermed de bewoners van "K" gesommeerd de woning per uiterlijk 31 januari 2000 vrijwillig te ontruimen. De bewoners hebben geen gevolg gegeven aan deze sommatie.
11. Bij brief van 2 februari 2000 heeft de gemeente R, tegen de achtergrond van het bepaalde in artikel 557a lid 1 van het Wetboek van Rechtsvordering, laten weten dat zij van haar bevoegdheid woonruimte te vorderen, zoals omschreven in artikel 40 lid 1 van de Huisvestingswet geen gebruik zal maken.
Het geschil
1. Intermed vordert, samengevat weergegeven, na vermindering van eis
gedaagden 2, 3, 4, 5, 6, 9, 10, 11 en 13 (hoofdelijk) te veroordelen het door hen bewoonde danwel in gebruik zijnde perceel aan de Straat Z te E, gemeente R, plaatselijk bekend als "K", binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, althans binnen een door de president in goede justitie te bepalen termijn, te verlaten en te ontruimen en niet opnieuw in gebruik te nemen of te geven, met al het hunne en al degene(n) die zich hunnentwege daarin mochten bevinden, met machtiging van Intermed om zonodig de ontruiming op kosten van deze gedaagden zelf ten uitvoer te leggen, desnoods mert behulp van de sterke arm van politie en justitie, en
te bepalen dat het vonnis tot een jaar na de dag van de uitspraak of indien de tenuitvoerlegging van het vonnis na verloop van een bepaalde termijn wordt toegestaan tot een jaar na de dag waarop die termijn verstrijkt, ten uitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging zonder recht of titel in het onderhavige perceel bevindt of daarbinnen treedt en telkens wanneer zich dit voordoet.
2 Gedaagden 3, 4, 10 en 13 hebben het gevorderde gemotiveerd weersproken.
De beoordeling van het geschil
1. Vooropgesteld dient te worden dat zowel de in rechte verschenen als de niet in rechte verschenen gedaagden "K" zonder recht of titel en dus onrechtmatig in gebruik hebben (genomen). De vordering tot ontruiming is dan ook in beginsel toewijsbaar.
2. In dit geding gaat het om de vraag of Intermed voldoende spoedeisend belang heeft om ontruiming van "K" te vorderen. Daartoe overweegt de president het volgende. Intermed is al vele jaren bezig met het voorbereiden van een nieuwbouwproject op de locatie "K". In het kader daarvan heeft Intermed de noodzakelijke bouw- en sloopvergunningen aangevraagd. Intermed beschikt inmiddels over een sloopvergunning op grond van artikel 11 van de Monumentenwet en over een sloopvergunning op grond van de Gemeentelijke Bouwverordening. Tegen deze laatste sloopvergunning hebben de bewoners een bezwaarschrift ingediend. Dat hoeft Intermed echter niet te weerhouden om tot sloop over te gaan, nu dit bezwaarschrift geen schorsende werking heeft en nu - onder verwijzing naar HR 7 april 1995, NJ 1997, 166 - in dit geding kan worden uitgegaan van de rechtsgeldigheid van dit besluit. Gedaagden sub 4 en 13 hebben dit ook erkend. Daarenboven worden de weigeringsgronden voor een sloopvergunning limitatief in de wet opgesomd; deze betreffen de veiligheid tijdens het slopen en de bescherming van de nabijgelegen bouwwerken en hun bewoners. De bewoners hebben deze bezwaren echter in hun bezwaarschrift niet naar voren gebracht. Naar het oordeel van de president moet dan ook voorshands worden aangenomen dat het door de bewoners ingediende bezwaarschrift niet tot vernietiging van het besluit tot onderhavige sloopvergunning zal leiden. De door de bewoners in hun bezwaarschrift naar voren gebrachte wenselijkheid tot behoud van "K" als monument op grond van zijn architectuurhistorische waarde is definitief in het nadeel van de bewoners uitgemaakt in de procedure die heeft geleid tot de sloopvergunning op grond van artikel 11 van de Monumentenwet. Verder heeft Intermed voldoende aannemelijk gemaakt dat de samenwerkingsovereenkomst met de gemeente R voorziet in het behoud van het waardevolle bomenbestand. Dat verklaart mede waarom de centrale ontsluitingsweg dwars door "K" loopt.
3. Verder acht de president het voldoende aannemelijk dat Intermed, na sloop, sanering en bouwrijp maken, op korte termijn met de nieuwbouwwerkzaamheden zal beginnen. De opdracht voor de bouw van de 14 woningen is inmiddels door Intermed verleend en de nieuwbouwwoningen zijn ook al op de markt gebracht. Verder heeft de gemeente R laten weten een bouwvergunning te verlenen zodra het bestemmingsplan in werking treedt. De omstandigheid dat er nog een beroeps-procedure loopt tegen de goedkeuring van het bestemmingsplan bij de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State doet - wederom onder verwijzing naar HR 7 april 1995, NJ 1997,166 - in dit geding aan de rechtsgeldigheid van dit besluit niet af. Bovendien valt naar het voorlopig oordeel van de president niet te verwachten dat het goedkeuringsbesluit inhoudelijk zal worden vernietigd nu Gedeputeerde Staten tot tweemaal toe hun goedkeuring aan het bestemmingsplan "K" hebben verleend. Overigens hebben de bewoners van "K" geen bezwaar gemaakt tegen het bestemmingsplan. Al met al is er geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat Intermed haar nieuwbouwplannen niet op korte termijn daadwerkelijk tot uitvoering zal brengen.
4. Tenslotte hebben de in rechte verschenen gedaagden aangegeven belang te hebben bij het behoud van "K" als hun woon- en werkruimte. De belangen van deze gedaagden wegen echter niet zo zwaar dat ontruiming daarom achterwege moet blijven. Gedaagden hebben "K" sinds 1991 onrechtmatig in gebruik en hebben derhalve meer dan voldoende tijd gehad om naar vervangende woon- en/of werkruimte uit te zien. Nu bovendien uit de namens burgemeester en wethouders van de gemeente R bij brief van 2 februari 2000 verstrekte inlichtingen als bedoeld in artikel 557a van het Wetboek van Rechtsvordering blijkt dat de gemeente geen gebruik zal maken van de bevoegdheden die de Huisvestingswet biedt, kan de vordering worden toegewezen. Om de in rechte verschenen en de niet in rechte verschenen gedaagden nog enige tijd te geven andere woon- en werkruimte te vinden, zal de ontruimingstermijn worden bepaald op uiterlijk 31 maart 2000.
5. Als de in het ongelijk gestelde partij zullen de gedaagden 2, 3, 4, 5, 6, 9, 10, 11 en 13 in de kosten van dit kort geding worden veroordeeld.
De beslissing
De president
1. veroordeelt gedaagden 2, 3, 4, 5, 6, 9, 10, 11 en 13 na betekening van dit vonnis het door hen bewoonde danwel in gebruik zijnde perceel aan de Straat Z te E, gemeente R, plaatselijk bekend als "K", uiterlijk op vrijdag 31 maart 2000 om 12.00 uur te verlaten en te ontruimen en niet opnieuw in gebruik te nemen of te geven, met al het hunne en al degene(n) die zich hunnentwege daarin mochten bevinden daaronder begrepen,
2. machtigt Intermed, ingeval de onder 1 genoemde gedaagden niet vrijwillig aan dit ontruimingsvonnis voldoen, de ontruiming op kosten van deze gedaagden zelf ten uitvoer te leggen, zonodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie,
3. bepaalt dat dit vonnis gedurende een jaar na 31 maart 2000 tenuitvoer kan worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging zonder recht of titel in het perceel aan de Straat Z te E, gemeente R, plaatselijk bekend als "K", bevindt of daarbinnen treedt en telkens wanneer zich dat voordoet,
4. veroordeelt gedaagden 2, 3, 4, 5, 6, 9, 10, 11 en 13 in de kosten van deze procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Intermed bepaald op f 1.550,-- voor salaris procureur en op f 1.004, 54 voor verschotten ( f 604,54 wegens het uitbrengen van de dagvaarding en f 400,-- wegens griffierecht),
5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6. weigert het anders of meer gevorderde.