ECLI:NL:RBARN:1999:AA1015

Rechtbank Arnhem

Datum uitspraak
15 juni 1999
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
1999/321
Instantie
Rechtbank Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot getuigenverhoor in auteursrechtelijke zaak tussen Scientology en internet-gebruiker

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem op 15 juni 1999, hebben de verzoekers, bestaande uit de kerkgenootschappen Church of Spiritual Technology en Religious Technology Center, alsook New Era Publications International ApS, een verzoek ingediend voor een voorlopig getuigenverhoor. Dit verhoor was gericht op het verkrijgen van informatie over de identiteit van de internet-gebruiker 'Z', die volgens de verzoekers vertrouwelijke teksten op het internet openbaar zou hebben gemaakt zonder toestemming. De getuige, X, die vennoot is van de internet-provider Y, werd opgeroepen om als getuige te verschijnen, maar deed een beroep op zijn verschoningsrecht. Hij vreesde dat het onthullen van de identiteit van 'Z' zou leiden tot juridische stappen tegen hem of zijn internet-provider.

De rechter-commissaris heeft tijdens de zitting op 1 juni 1999 beslist dat X niet kon worden vrijgesteld van zijn getuigenisverplichting. De rechter oordeelde dat internet-providers geen recht hebben op een verschoningsrecht, omdat zij niet tot de vertrouwenspersonen behoren die een geheimhoudingsplicht hebben. De rechter benadrukte dat de wet vereist dat een opgeroepen getuige verplicht is om te getuigen, tenzij hij zich kan beroepen op specifieke geheimhoudingsverplichtingen, wat in dit geval niet van toepassing was. De rechter-commissaris verwierp het beroep op het verschoningsrecht en bepaalde dat het verhoor zou worden voortgezet op een nader te bepalen datum.

De beslissing van de rechter-commissaris werd openbaar uitgesproken en de zaak benadrukt de juridische verplichtingen van getuigen in civiele procedures, evenals de rechten van auteursrechthebbenden om hun claims te onderbouwen door middel van getuigenverklaringen.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ARNHEM
Rekestnummer: 1999/321
Beschikking in de zaak van
1. het rechtspersoonlijkheid bezittende kerkgenootschap naar buitenlands recht CHURCH OF SPIRITUAL TECHNOLOGY,
gevestigd te Los Angeles, Verenigde Staten van Amerika,
2. het rechtspersoonlijkheid bezittende kerkgenootschap naar buitenlands recht RELIGIOUS TECHNOLOGY CENTER,
gevestigd te Los Angeles, Verenigde Staten van Amerika,
3. de rechtspersoon naar buitenlands recht NEW ERA PUBLICATIONS INTERNATIONAL ApS,
gevestigd te Kopenhagen, Denemarken
verzoekers,
procureur mr. F.J. Boom te Arnhem,
advocaten mrs. R. Hermans en M. Santema te Amsterdam,
tegen
X,
wonende te Nijmegen,
advocaat mr. R.B.C. van Passel te Nijmegen.
Partijen worden hierna ook aangeduid als Scientology (verzoekers gezamenlijk) en X.
1. Het verloop van de procedure
X is opgeroepen om als getuige een verklaring af te leggen in een voorlopig getuigenverhoor op verzoek van Scientology. Ter zitting van 1 juni 1999 is hem gevraagd de naam of namen en het adres te verstrekken van de internet-gebruiker "Z" (internet adres X.X.nl). X heeft ter zitting een beroep op het verschoningsrecht gedaan. Ter onderbouwing van zijn beroep heeft hij onder meer verwezen naar een brief van zijn advocaat mr. R.B.C. van Passel te Nijmegen, per telefax verzonden aan de griffier op 1 juni om 11:17 uur. Nadat mr. Santema had medegedeeld, dat deze brief niet bekend is, heeft de rechter-commissaris ter zitting beslist, dat hij geen rekening zal houden met de in voornoemde brief ontwikkelde argumenten, omdat deze niet tijdig ter kennis zijn gebracht van de advocaten van verzoekers, zodat deze daarop niet kunnen reageren.
2. De motivering van de beslissing
2.1 X is vennoot van de internet-provider Y.
2.2 Scientology heeft gesteld, dat zonder hun toestemming op het internet door (een) onbekend(e) persoon/personen ongepubliceerde, vertrouwelijke teksten openbaar gemaakt en/of verveelvoudigd worden, die zijn aangetroffen op het internet adres X.X.nl, alsmede dat de internet-gebruiker "Z" daardoor inbreuk maakt op de auteursrechten van verzoekers.
2.3 Ter onderbouwing van zijn beroep op een verschoningsrecht heeft X, zakelijk weergegeven, ter zitting aangevoerd, dat hij de identiteit van de internet-gebruiker niet wil onthullen, omdat Scientology niet wil toezeggen dat hij, dan wel Y, niet aangeklaagd zullen worden. De getuige beroept zich er op, dat van een getuige niet verlangd kan worden, dat hij tegen zichzelf verklaart. Scientology heeft rechtszaken aanhangig gemaakt tegen andere internet providers en de gebruiker Z. De getuige vreest dat Scientology Xtended Internet op kosten wil jagen. Vanwege de kosten wordt de getuige niet ter zitting door een advocaat bijgestaan. Ook wil hij zich er niet over uitspreken of "Z" een gebruiker is die toegang tot het internet heeft via Y, want ook dat gegeven kan Scientology aanleiding geven tot het voeren van een procedure tegen Y. Y zit tussen 2 vuren: enerzijds verzoekers, anderzijds de gebruiker, die geen toestemming geeft zijn identiteit te geven.
2.4 Zijdens Scientology is aangevoerd, dat internet-providers geen functioneel verschoningsrecht hebben, omdat zij niet tot de categorie vertrouwenspersonen behoren die een verplichting tot geheimhouding hebben, en in de wet geen bepaling is opgenomen die een service-provider een geheimhoudingsplicht oplegt ten aanzien van naam- adres- en woonplaatsgegevens van haar gebruikers. Voorts is onder meer aangevoerd, dat een partijgetuige ook verplicht is te getuigen, alsmede dat het de intentie van verzoekers is de gebruiker "Z" in rechte te betrekken, waarbij dit getuigenverhoor nodig is om er achter te komen wie dat is.
2.5 Bij de beoordeling staat voorop, dat degene die daartoe op wettige wijze is opgeroepen, verplicht is getuigenis af te leggen (artikel 191, eerste lid, Rv.), en dat van deze verplichting, voor zover thans van belang, slechts degenen zich kunnen verschonen, die "tot geheimhouding verplicht zijn uit hoofde van hun ambt, beroep of betrekking omtrent hetgeen hun in die hoedanigheid is toevertrouwd" (artikel 191, tweede lid, Rv.). Tot de kring van de hiervoor bedoelde geheimhouders behoort niet de internet-provider. Dat de persoon of personen achter "Z" de getuige geen toestemming hebben gegeven om de gevraagde gegevens te verstrekken, doet daaraan niet af, nu het verstrekken daarvan wordt gevergd door het wettelijk voorschrift van artikel 191, eerste lid, Rv. Verzoekers hebben terecht gesteld, dat een voorlopig getuigenverhoor ook aangewend kan worden teneinde de identiteit van de tegenpartij te achterhalen.
2.6 Voorzover X zich er op beroept dat van een getuige niet verlangd kan worden dat hij tegen zichzelf verklaart, miskent hij, dat een partij-getuige in een civiele zaak (voorzover hij dat zou zijn, omdat hijzelf de persoon achter "Z" is) geen beroep op een algemeen verschoningsrecht toekomt (HR 19 februari 1993, NJ 1994 nr. 344), behoudens de omstandigheid dat een getuige in een civiele zaak op grond van het hier niet ingeroepen artikel 191, vierde lid, Rv., zich kan verschonen van het beantwoorden van een vraag, indien hij zichzelf (of een naaste) aan het gevaar van een strafrechtelijke veroordeling ter zake van een misdrijf zou blootstellen.
2.7 Voorzover X (impliciet) een beroep heeft gedaan op de bepaling dat de rechter kan beletten, dat aan een bepaalde vraag gevolg wordt gegeven (artikel 205, tweede lid, Rv.), volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen, dat de belangen waarop X een beroep heeft gedaan, daarvoor onvoldoende zwaarwegend zijn. Zonder nadere adstructie, die ontbreekt, valt overigens niet in te zien op welke grond de internet-provider de auteursrechthebbende de gevraagde gegevens zou kunnen onthouden, nu laatstgenoemde die nodig heeft om degene die volgens haar op haar auteursrecht inbreuk heeft gemaakt, in rechte te kunnen betrekken, waarna "Z" tegen een eventuele vordering desgewenst verweer kan voeren. Dat daaraan voor "Z" kosten verbonden (kunnen) zijn, doet daaraan niet af.
2.8 Het beroep op een verschoningsrecht behoort derhalve te worden afgewezen.
2.9 Aangezien dat met de aard van de beslissing niet verenigbaar is, zal de beslissing niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard worden.
3. De beslissing
De rechter-commissaris, beschikkende:
1. verwerpt het beroep op verschoningsrecht;
2. bepaalt dat het verhoor zal worden voortgezet in het gebouw van deze rechtbank aan de Walburgstraat 2 te Arnhem op een door de rechtbank nader vast te stellen datum en tijd na overleg met de procureur van verzoekers en met X.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.W.M. van Hoof in tegenwoordigheid van J.G. Suringh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 juni 1999..