De rechtbank gaat op grond van het dossier uit van het volgende verloop van de gebeurte nissen rond de tenlastegelegde feiten.
Enige tijd vóór 2 september 1998 is door [verdachte 3], [verdachte 4], [verdachte 5], [verdachte 6] en [verdachte 2] (in de auto van laatstgenoemde) gesproken over een inbraak en bij gelegenheid ook over het gebruik van wapens. Daarbij is een tip van [verdachte 1] aan de orde gekomen over een mogelijk interessant inbraakobject aan de [adres] in [plaats].
Het plan om in te breken is op 2 september 1998 in de woning van [verdachte 3] weder om besproken en toen nader uitgewerkt. Toen is ook weer over wapens gesproken. Bij deze gelegenheid waren in ieder geval aanwezig [verdachte 3], [verdachte 4], [verdachte 5], [verdachte 6], [verdachte 2] en [verdachte 7].
Van de woning van [verdachte 3] zijn daarna vertrokken een grijze Mercedes met daarin [verdachte 2], [verdachte 5], [verdachte 6], [verdachte 10] en [verdachte 4], een Volks wagen Golf met daarin [verdachte 8], [verdachte 3] en [verdachte 7] en een witte Volks wagen Transporter met daarin in ieder geval [verdachte 9].
Op 2 september 1999 hebben bij of in de buurt van het pand aan de [adres] de Mercedes van [verdachte 2] en de door [verdachte 8] bestuurde Volkswagen gestaan.
Vervolgens zijn [verdachte 3], [verdachte 5], [verdachte 6], [verdachte 7] en [verdachte 10] naar de woning aan de [adres] gelopen.
In de woning is [slachtoffer 1] onder schot gehouden met een vuurwapen en gesom meerd geld en/of goederen af te geven. Na binnenkomst van [slachtoffer 2] is ook zij onder schot gehouden. Vervolgens zijn zij gesommeerd om op het bed te gaan liggen. Kort hierop is tweemaal op hen geschoten, ten gevolge waarvan [slachtoffer 2] gewond raakte en [slachtoffer 1] werd gedood.
Bij terugkeer van eerder genoemd vijftal bij de twee auto's is in allebei de auto's duidelijk te kennen gegeven dat [verdachte 10] een vrouw had doodgeschoten.