In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Arnhem, is de verdachte veroordeeld voor zijn aandeel in een gewapende woningoverval die plaatsvond in 1998. Tijdens deze overval kwam een van de slachtoffers om het leven en raakte een ander gewond. De rechtbank heeft de zaak op verschillende zittingsdata onderzocht, waarbij de verdachte telkens aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.F. Schouwenaar. De officier van justitie heeft de tenlastelegging op 11 oktober 1999 gewijzigd en op 14 december 1999 gerequireerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan het subsidiair tenlastegelegde feit van diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld, met de dood tot gevolg. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, rekening houdend met de ernst van het gepleegde feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarnaast is er een vordering van de benadeelde partij behandeld, waarbij de rechtbank de immateriële schade niet-ontvankelijk heeft verklaard, maar de materiële schade gedeeltelijk heeft toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om een bedrag van 19.262 gulden te betalen aan de benadeelde partij, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.