ECLI:NL:RBAMS:2025:993

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
11347139 \ EA VERZ 24-952
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek in deelgeschilprocedure inzake schadevergoeding door letsel

Op 13 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam, onder leiding van kantonrechter mr. H.M. Patijn, een mondelinge uitspraak gedaan in een deelgeschilprocedure tussen [eiser] en Achmea Schadeverzekeringen N.V. Het verzoek van [eiser] werd afgewezen omdat het niet voldeed aan de vereisten van artikel 1019w, lid 1 en artikel 1019x, derde lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De kantonrechter oordeelde dat er op dat moment geen sprake was van een geschil zoals bedoeld in de wet, aangezien de onderhandelingen over de schadevergoeding nog in een beginfase verkeerden. Achmea had nog geen inhoudelijke reactie gegeven op het verzoek tot nadere vaststelling van de schade, en er ontbraken essentiële gegevens in het verzoekschrift van [eiser].

De kantonrechter benadrukte dat de deelgeschilprocedure niet bedoeld is om enkel het uurtarief van de gemachtigde vast te stellen. De rechter besloot om de proceskosten te compenseren, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Tijdens de zitting werd het door Achmea voorgestelde uurtarief voor juridische en administratieve werkzaamheden als niet onredelijk beoordeeld, maar de kantonrechter maakte duidelijk dat dit niet gelijkstaat aan het tarief van een beëdigd advocaat met specifieke ervaring in letselschadezaken. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, met de griffier mr. B.A. Terwee aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11347139 \ EA VERZ 24-952
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 13 februari 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. S. Holder,
tegen
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.
te Apeldoorn,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Achmea,
gemachtigde: mr. B.M. Stroetinga.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van de rechtbank in Amsterdam.
De zaak wordt behandeld door mr. H.M. Patijn, kantonrechter, en mr. B.A. Terwee als griffier.
Aanwezig zijn:
- de gemachtigde van [eiser] ,
- [naam] , medewerkster van Achmea,
- de gemachtigde van Achmea.
Partijen hebben op de zitting hun standpunten toegelicht. Achmea heeft haar verzoek om [eiser] dan wel zijn gemachtigde in de (reële) proceskosten te veroordelen ter zitting ingetrokken. Na debat is de mondelinge behandeling gesloten en heeft de kantonrechter op de zitting in aanwezigheid van partijen mondeling uitspraak gedaan.

1.De beoordeling

1.1.
Aan de orde is eerst de vraag of het verzoek voldoet aan de vereisten van artikel 1019w, lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en artikel 1019x, derde lid Rv. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe het volgende.
1.2.
De deelgeschilprocedure kan worden gevoerd over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen tussen partijen rechtens geldt ter zake van aansprakelijkheid voor schade door letsel in gevallen dat de beëindiging van dat geschil kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. De kantonrechter is van oordeel dat het verzoek niet aan de genoemde artikelen voldoet en overweegt daartoe het volgende.
1.3.
Op dit moment ligt er bij Achmea nog een verzoek tot nadere vaststelling van de schade voor. Op het voorstel dat door de gemachtigde van [eiser] in november 2024 is ingediend bij Achmea is nog geen inhoudelijke reactie van Achmea gekomen. Achmea heeft, zoals de gemachtigde van [eiser] tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard, verzocht om een nadere onderbouwing van de gestelde schade wegens verminderde verdiencapaciteit ten gevolge van het ongeval en onlangs nog een aanmaning gestuurd omdat die onderbouwing nog niet was gegeven. Onderdeel van het nog nader te voeren gesprek over de vaststelling van de schade tussen partijen is de hoogte van (het tarief voor) de buitengerechtelijke kosten. Het voorgaande betekent dat op dit moment tussen partijen het gesprek over de vaststelling nog pas in een beginfase is en dat betekent dat er nog geen sprake is van een geschil als bedoeld in artikel 1019w lid 1 Rv.
1.4.
In artikel 1019x, derde lid Rv, is voorts bepaald welke gegevens in een deelgeschilprocedure in het verzoekschrift moeten worden vermeld, zoals de aard en het vermoedelijke beloop van de vordering, een omschrijving van het deelgeschil en een zakelijk overzicht van de inhoud en het verloop van de onderhandelingen over de vordering. In het onderhavige verzoekschrift ontbreken al deze gegevens. Dit verzoekschrift is dan ook enkel bedoeld om het uurtarief van de gemachtigde vast te laten stellen. Daar is een deelgeschilprocedure niet voor bedoeld.
1.5.
Gelet op het vorenstaande zal het verzoek worden afgewezen.
1.6.
De kantonrechter ziet aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
1.7.
Tijdens de zitting heeft de kantonrechter bij wijze van voorlopig oordeel partijen laten weten het door Achmea voorgestelde uurtarief van € 80,00 (exclusief btw) voor juridische werkzaamheden van € 50,00 (exclusief btw) voor administratieve werkzaamheden niet onredelijk te vinden, gelet op het ontbreken van specifieke, juridische werkervaring en bewezen deskundigheid op het gebied van letselschade van de gemachtigde van [eiser] . Weliswaar is zij een afgestudeerd juriste die voor haar afstuderen een korte periode bij de schadeafdeling van Achmea heeft gewerkt en heeft zij twee kortere cursussen gedaan op het gebied van schade(verzekeringen), dat maakt nog niet dat voor haar rechtsbijstand in een letselschadezaak een tarief gelijk aan dat van een beëdigd advocaat, met kennis van het letselschaderecht verschuldigd is.

2.De beslissing

De kantonrechter
2.1.
wijst het verzoek van [eiser] af,
2.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze mondelinge uitspraak is gewezen door mr. H.M. Patijn, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2025, in aanwezigheid van mr. B.A. Terwee, de griffier.
Hiervan is dit proces-verbaal opgemaakt.
De griffier, De kantonrechter,