ECLI:NL:RBAMS:2025:9902

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 november 2025
Publicatiedatum
12 december 2025
Zaaknummer
13.220758.25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor diefstallen met geweld in Amsterdam

Op 27 november 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Syrië in 2007, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor twee diefstallen met geweld, gepleegd op 3 augustus 2025 in Amsterdam. De verdachte heeft een telefoon van slachtoffer 1 en een tas van slachtoffer 2 gestolen, waarbij geweld is gebruikt. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. S.W.M. van der Linde, gevolgd en een gevangenisstraf van vijf maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte heeft tijdens de zitting geen openheid van zaken gegeven en zijn proceshouding is als negatief beoordeeld. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar heeft geoordeeld dat de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte zwaarder wegen. De rechtbank heeft de teruggave van de in beslag genomen telefoon aan slachtoffer 1 gelast en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere jeugddetentie afgewezen, zodat de verdachte in het huidig toezichtskader kan blijven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.220758.25
Parketnummer vordering tul: 18.079645.25
Datum uitspraak: 27 november 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] (Syrië) op [geboortedag] 2007,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats],
hierna: verdachte.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
13 november 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. S.W.M. van der Linde, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.A. Dijk, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1
diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] op 3 augustus 2025 in Amsterdam;
2
diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] op
3 augustus 2025 in Amsterdam.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank primair verzocht verdachte vrij te spreken van het onder 1 aan hem tenlastegelegde. Subsidiair, indien de rechtbank toch tot een veroordeling komt voor dit feit, dient hij vrijgesproken te worden van de geweldshandelingen die onder dit feit zijn ten laste gelegd. Niet kan worden vastgesteld dat het letsel op zijn vinger door verdachte is toegebracht. Het slachtoffer had, blijkens de bewijsmiddelen, namelijk al een wond op zijn vinger.
De raadsvrouw heeft de rechtbank daarnaast verzocht verdachte vrij te spreken van het onder 2 aan hem ten laste gelegde wegens gebrek aan bewijs dat het verdachte betreft die op de camerabeelden is te zien.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De rechtbank stelt op grond van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen vast dat er vlak na middernacht op 3 augustus 2025 een diefstal met geweld plaatsvond tegen [slachtoffer 2] ([slachtoffer 2]), bij [locatie 1] in Amsterdam (feit 2 op de tenlastelegging). De dader heeft [slachtoffer 2] van zijn tas beroofd door deze vast te pakken en over zijn hoofd te trekken.
Een aantal uren later, rond 07:00 uur, vond een diefstal met geweld plaats tegen het slachtoffer [slachtoffer 1] ([slachtoffer 1]), bij [locatie 2] Amsterdam (feit 1 op de tenlastelegging). Daarbij heeft de dader de telefoon van [slachtoffer 1] uit zijn hand getrokken, waarna een worsteling plaatsvond. [slachtoffer 1] verklaart daarbij letsel te hebben opgelopen. [slachtoffer 1] heeft de politie geleid naar [locatie 2] en heeft daar verdachte aan de politie aangewezen als de dader.
De rechtbank zal deze feiten chronologisch bespreken en nader toelichten op basis waarvan zij bewezen acht dat verdachte de persoon is die beide diefstallen heeft gepleegd.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de persoon is die de tas van [slachtoffer 2] gestolen heeft op basis van het hiernavolgende. Allereerst is de gestolen OV-chipkaart van [slachtoffer 2] aangetroffen bij de fouillering van verdachte na zijn staandehouding voor het hierna nader te bespreken feit 1. Daarnaast zijn er beelden van het incident en noemt de verbalisant die de beelden omschrijft een aantal opvallende kenmerken van de kleding van de dader. Het dossier bevat daarnaast een foto van de kleding die verdachte bij zijn aanhouding aan had. De beschrijving van de kleding van de dader komt overeen met de kleding die verdachte bij zijn aanhouding aanhad en de foto’s van deze kleding. Met name de bruin met zwarte pet en de broek met de roze streep aan de zijkanten vallen daarbij op. Gezien de ondubbelzinnige omschrijving van de beelden door de verbalisant en de specifieke overeenkomsten tussen de kleding van de dader op de beelden en de foto van de kleding van verdachte is de rechtbank van oordeel dat vast is komen te staan dat verdachte de persoon is die het slachtoffer heeft beroofd van zijn tas. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de raadsvrouw dat uit de beelden niet zou blijken dat het hier om verdachte gaat. Verdachte heeft ter terechtzitting alleen maar verklaard dat de bij hem aangetroffen tas – en daarmee de OV-chipkaart – door anderen aan hem is overhandigd. Dit scenario, dat voor het eerst op zitting naar voren is gebracht en verder geen steun vindt in het dossier, acht de rechtbank in het licht van het voorgaande niet aannemelijk.
Feit 1
De rechtbank is ook van oordeel dat verdachte de persoon is die de telefoon van het slachtoffer heeft gestolen. [slachtoffer 1] is kort na de diefstal naar de politie gegaan, heeft verdachte aangewezen als de dader en vervolgens is de gestolen telefoon bij verdachte aangetroffen.
De rechtbank is ook van oordeel dat sprake is geweest van geweld bij deze diefstal. [slachtoffer 1] heeft verklaard de wond op een ander moment opgelopen te hebben en dat deze is opengesprongen door de verdraaiing van zijn vinger door verdachte. De verklaring van [slachtoffer 1] is consistent en komt overeen met het door de politie geconstateerde letsel aan zijn vinger. Verdachte heeft tegenover deze redengevende omstandigheden geen die redengevendheid ontzenuwende verklaring afgelegd. De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar en het door hem geschetste scenario aannemelijk. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw.

5.De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1
op 3 augustus 2025 te Amsterdam, een telefoon, Iphone 14 Pro Max, die aan [slachtoffer 1] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 1] tegen de schouder te slaan en
- de vinger van die [slachtoffer 1] vast te pakken en te verdraaien;
2
op 3 augustus 2025 te Amsterdam een tas en een portemonnee en 20 euro en persoonlijke passen en sleutels en andere goederen die aan [slachtoffer 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- de schoudertas van die [slachtoffer 2] vast te pakken en over het hoofd van die
[slachtoffer 2] te trekken/rukken.

6. De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een
rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte
uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het volwassenenstrafrecht wordt toegepast en dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om het adolescentenstrafrecht toe te passen en – indien zij tot een bewezenverklaring komt – rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich binnen een tijdsbestek van acht uren schuldig gemaakt aan twee straatroven. Die straatroven vonden plaats in het centrum van Amsterdam. Hij heeft hierbij er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendommen. Verder heeft hij geen oog gehad voor de angst en het ongemak die hij heeft veroorzaakt bij de slachtoffers en heeft hij zich kennelijk enkel laten leiden door zijn zucht naar geldelijk en materieel gewin.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 13 november 2025. Hieruit blijkt dat verdachte in het afgelopen jaar meermalen is veroordeeld voor vermogensdelicten van oplopende ernst en meermalen gevangenisstraffen met voorwaardelijke strafdelen en proeftijden opgelegd heeft gekregen. Tijdens de bewezenverklaarde feiten liep verdachte bovendien in een proeftijd met reclasseringstoezicht. Dit alles heeft verdachte er niet van weerhouden om opnieuw vermogensdelicten te plegen. De rechtbank weegt dit in strafverzwarende zin mee.
In het nadeel van verdachte houdt de rechtbank ook rekening met de proceshouding van verdachte. Hij heeft vrijwel geen openheid van zaken gegeven en geenszins aangetoond het laakbare van zijn handelen in te zien. Deze proceshouding geeft de rechtbank niet het vertrouwen dat hij niet nogmaals een strafbaar feit zal plegen. Dit neemt de rechtbank ook in strafverzwarende zin mee.
Verdachte is naar eigen zeggen als alleenstaande minderjarige vreemdeling naar Nederland gekomen. Het ontbreekt verdachte aan stabiele huisvesting, een dagbesteding, een inkomen en een steunend familiair netwerk in Nederland. Dit maakt hem kwetsbaar en heeft mogelijk een rol gespeeld bij het plegen van de delicten. De rechtbank weegt dit enigszins in strafmatigende zin mee.
Volwassenenstrafrecht
De verdachte was ten tijde van het plegen van de straatroven feit meerderjarig, zodat in beginsel het volwassenenstrafrecht van toepassing is. De wet biedt de mogelijkheid om jongvolwassenen van 18 tot 23 jaar te sanctioneren op grond van het jeugdstrafrecht.
De reclassering Nederland heeft in haar rapport van 9 oktober 2025 geadviseerd het volwassenenstrafrecht toe te passen in onderhavige zaak, omdat verdachte geen deel uitmaakt van een gezinssysteem en jeugdinterventies geen verandering in zijn gedrag lijken te kunnen brengen. Vervolgens heeft de reclassering in haar advies van 13 november 2025 aanbevolen het adolescentenstrafrecht toe te passen omdat hij de neerwaartse spiraal waarin hij zich bevindt niet in zijn eentje zou kunnen doorbreken.
De rechtbank ziet geen aanleiding het adolescentenstrafrecht toe te passen. Verdachte lijkt een onafhankelijk bestaan te leiden en er is niet gebleken dat hij zich in een kader bevindt waarbij jeugdinterventies invloed kunnen hebben op zijn gedrag. De reclassering heeft bovendien in haar rapport van 13 november 2025 niet kunnen onderbouwen waar zij mogelijkheden ziet binnen het adolescentenstrafrecht. De rechtbank gaat daarom voorbij aan dit advies.
Gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte en het feit dat sprake is geweest van zeer gering geweld ziet de rechtbank aanleiding om enigszins naar beneden af te wijken van de gevangenisstraffen die voor straatroven worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend en geboden is. De rechtbank legt daarom aan verdachte een gevangenisstraf op van 5 maanden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder onder parketnummer 18.079645.25 aan verdachte opgelegde jeugddetentie van vier maanden, moet worden afgewezen, aangezien het niet opportuun is dat verdachte de detentie nu uit gaat zitten.
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen dient te worden zodat verdachte in het huidig geldende toezichtskader blijft.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer
18.079645.25 moet worden afgewezen zodat de in die zaak lopende proeftijd, inclusief bijzondere voorwaarden, voortgezet kan worden. De rechtbank geeft verdachte hiermee een kans om na zijn detentie in deze zaak te laten zien dat hij zich alsnog onderwerpt aan toezicht van de reclassering, ambulante behandeling ondergaat en meewerkt aan woonbegeleiding en een dagbesteding.

10.Beslag

Onder verdachte is een zwarte iPhone met een blauw hoesje (BZAO7981) in beslag genomen. De rechtbank gelast teruggave hiervan aan de rechthebbende, [slachtoffer 1].

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan
hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
ten aanzien van feit 2
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om het bezit van het gestolene te verzekeren.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdacht daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
De opheffing van de schorsing van het bevel voorlopige hechtenis is op 13 november 2025 uitgesproken en in een apart bevel opgenomen.
Gelast de teruggave aan [slachtoffer 1] van:
1 stk telefoontoestel (zwart, merk Apple) (BZAO7981).
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Ch.A. van Dijk, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en J.V.L. van Well, rechters,
in tegenwoordigheid van L.E. Poel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 november 2025.
[...]

1.[...][...]

2.[...][...]