ECLI:NL:RBAMS:2025:988

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
81/089690-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van het medeplegen van feitelijke leidinggeven aan onjuiste belastingaangiften

Op 11 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van feitelijke leidinggeven aan het doen van onjuiste belastingaangiften door twee ondernemingen tussen 2015 en 2018. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 16 en 28 januari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. O.J.M. van der Bijl, zijn vordering heeft gepresenteerd en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.W. van Beek, zijn verweer heeft gevoerd. De tenlastelegging omvatte het feit dat de verdachte samen met een medeverdachte, die de eigenaar van de ondernemingen was, betrokken zou zijn geweest bij het doen van onjuiste belastingaangiften.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte niet kan worden bewezen dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de onjuiste belastingaangiften. Hoewel er bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van administratieve onvolkomenheden binnen de ondernemingen, was er onvoldoende bewijs dat hij de uiteindelijke leiding had of dat hij een materiële of intellectuele bijdrage heeft geleverd aan de verboden gedragingen. De medeverdachte was de feitelijke beslisser en de verdachte had geen beslissingsbevoegdheid. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

De beslissing van de rechtbank is genomen op basis van de beschikbare bewijsstukken en verklaringen van getuigen, die bevestigden dat de medeverdachte de leiding had over de ondernemingen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken omdat niet kon worden vastgesteld dat hij in nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte de feitelijke leiding had over de onjuiste belastingaangiften. De rechtbank heeft de uitspraak gedaan in het openbaar, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 81/089690-22
Datum uitspraak: 11 februari 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
wonende op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 januari 2025 en 28 januari 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. O.J.M. van der Bijl, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. B.W. van Beek, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het (medeplegen van) feitelijke leidinggeven aan het doen van onjuiste belastingaangiften door [bedrijfsnaam 1] (feiten 1 en 3) en door [bedrijfsnaam 2] (feiten 2 en 4), tussen 2015 en 2018.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.

3.Vrijspraak

Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank het ten laste gelegde niet bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Uit het dossier volgt dat verdachte met medeverdachte [medeverdachte] heeft samengewerkt in ieder geval in één van voornoemde ondernemingen. [medeverdachte] was in de tenlastegelegde periode de eigenaar van de in de tenlastelegging genoemde ondernemingen en hij is bij vonnis van vandaag door deze rechtbank veroordeeld voor de feiten die ook aan verdachte ten laste gelegd zijn. Hij is vrijgesproken van het medeplegen van die feiten.
Hoewel verdachte dit ontkent, volgt naar het oordeel van de rechtbank uit het dossier wel dat verdachte wetenschap had van administratieve onvolkomenheden binnen in ieder geval [bedrijfsnaam 1] De rechtbank maakt dit op uit administratie die bij verdachte thuis is aangetroffen, met onder andere handgeschreven urenstaten die niet overeenkomen met de urenstaten die aan de boekhouder zijn verstrekt voor het doen van belastingaangifte. Daarnaast blijkt de wetenschap van deze administratieve onvolkomenheden uit berichtenverkeer tussen verdachte en [medeverdachte] over contante betalingen aan werknemers, dat in het dossier is weergegeven.
Uit het dossier blijkt echter onvoldoende welke rol verdachte in de ondernemingen had. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij alle beslissingen in overleg met verdachte nam en dat zij eigenlijk samen de baas waren. Verdachte heeft dit ontkend en heeft verklaard dat hij weliswaar manager was bij [bedrijfsnaam 1] , maar dat hij geen beslissingsbevoegdheid had. [medeverdachte] zou de baas zijn geweest en ook degene die uiteindelijk alle beslissingen nam. Ook voormalig werknemers hebben als getuige verklaard dat verdachte weliswaar een grote rol had binnen het bedrijf, maar dat [medeverdachte] uiteindelijk de baas was. Bovendien was het [medeverdachte] , en niet verdachte, die opdracht gaf aan de boekhouder tot het doen van belastingaangifte. [medeverdachte] is tot slot ook in het handelsregister van de Kamer van Koophandel ingeschreven als eigenaar en bestuurder van de ondernemingen.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat [medeverdachte] in nauwe en bewuste samenwerking met verdachte de uiteindelijke leiding had. Ook kan niet worden vastgesteld dat verdachte aan de ten laste gelegde verboden gedragingen feitelijk leiding heeft gegeven. Niet is gebleken dat verdachte initiatief heeft genomen tot gedragingen die tot het doen van de onjuiste belastingaangiften hebben geleid. Evenmin is gebleken dat verdachte een materiële of intellectuele bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan zulke gedragingen of die gedragingen heeft bevorderd. Zowel het zelfstandig als het samen met [medeverdachte] feitelijke leidinggeven aan het door de ondernemingen doen van onjuiste belastingaangiften, kan dus niet worden bewezen. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.R.J. van Wel, voorzitter,
mrs. J.M. van Hall en M.C.H. Broesterhuizen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.C. Roodenburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 februari 2025.
[...]