ECLI:NL:RBAMS:2025:988
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van het medeplegen van feitelijke leidinggeven aan onjuiste belastingaangiften
Op 11 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van feitelijke leidinggeven aan het doen van onjuiste belastingaangiften door twee ondernemingen tussen 2015 en 2018. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 16 en 28 januari 2025, waarbij de officier van justitie, mr. O.J.M. van der Bijl, zijn vordering heeft gepresenteerd en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.W. van Beek, zijn verweer heeft gevoerd. De tenlastelegging omvatte het feit dat de verdachte samen met een medeverdachte, die de eigenaar van de ondernemingen was, betrokken zou zijn geweest bij het doen van onjuiste belastingaangiften.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte niet kan worden bewezen dat hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de onjuiste belastingaangiften. Hoewel er bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van administratieve onvolkomenheden binnen de ondernemingen, was er onvoldoende bewijs dat hij de uiteindelijke leiding had of dat hij een materiële of intellectuele bijdrage heeft geleverd aan de verboden gedragingen. De medeverdachte was de feitelijke beslisser en de verdachte had geen beslissingsbevoegdheid. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.
De beslissing van de rechtbank is genomen op basis van de beschikbare bewijsstukken en verklaringen van getuigen, die bevestigden dat de medeverdachte de leiding had over de ondernemingen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken omdat niet kon worden vastgesteld dat hij in nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte de feitelijke leiding had over de onjuiste belastingaangiften. De rechtbank heeft de uitspraak gedaan in het openbaar, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.