ECLI:NL:RBAMS:2025:9768

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 december 2025
Publicatiedatum
11 december 2025
Zaaknummer
13/225617-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot inbraak en poging tot zware mishandeling met een schroevendraaier

Op 11 december 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 augustus 2025 heeft geprobeerd in te breken in een woning aan de [adres 2] te Amsterdam. Tijdens deze poging tot inbraak heeft de verdachte, toen hij werd betrapt door de buurman, geprobeerd deze met een schroevendraaier te steken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot diefstal en poging tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat het beroep op noodweer van de verdachte niet slaagde, omdat hij zelf de confrontatie had opgezocht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 84 uur en een voorwaardelijke jeugddetentie van één maand, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, de buurman, gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding voor materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gelast, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan strafbare feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.225617.25
Parketnummer vordering tul: 13.066278.24
Datum uitspraak: 11 december 2025
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2007,
wonende op het adres [adres 1] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 27 november 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Modder en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. N.M. van Boekel, waarnemend advocaat voor mr. J. Zevenboom, naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door mw. [persoon 1] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), dhr. [persoon 2] namens Jeugdreclassering Samen Veilig Midden-Nederland (SAVE) en mw. [persoon 3] , coördinator bij [bedrijf] , naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
feit 1:
hij, op of omstreeks 20 augustus 2025 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, de [adres 2] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, één of meerdere goederen (huisraad), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel
- naar bovengenoemde woning is toegegaan en/of
- ( vervolgens) met een lichtgevend voorwerp in de brievenbus van bovengenoemde heeft geschenen en/of
- ( vervolgens) één of meerdere malen gepoogd heeft om een voorwerp tussen het portiek en de deur van bovengenoemde woning te wringen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2:
hij, op of omstreeks 20 augustus 2025 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ander, te weten [slachtoffer 2] van het leven te beroven, die [slachtoffer 2] één of meerdere malen met een schroevendraaier, althans een puntig voorwerp, heeft gestoken in het hoofd, de nek, de borst, de armen en/of in de rug, althans het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 20 augustus 2025 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een ander, te weten [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 2] één of meerdere malen met een schroevendraaier, althans een puntig voorwerp, heeft gestoken in het hoofd, de nek, de borst, de armen en/of in de rug, althans het lichaam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 20 augustus 2025 te Amsterdam [slachtoffer 2] heeft mishandeld, door die [slachtoffer 2] één of meerdere malen te met een schroevendraaier, althans een puntig voorwerp, te steken in het hoofd, de nek, de borst, de armen en/of de rug, althans het lichaam.

3.Voorvragen

De dagvaarding geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Standpunt verdediging

De raadsman van verdachte heeft zich gerefereerd ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 1. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat er geen sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood of op zwaar lichamelijk letsel zodat voor het primair en subsidiair ten laste gelegde vrijspraak dient te volgen. Ook van de meer subsidiair tenlastegelegde mishandeling moet verdachte worden vrijgesproken, omdat hem een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Er is sprake geweest van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding door de aangever en verdachte was genoodzaakt zich hiertegen te verdedigen op de manier waarop hij dat heeft gedaan.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Feiten en omstandigheden
Op basis van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte is in de nacht van 20 augustus 2025 in het portiek van de [adres 2] en probeert daar in een huis in te breken. Verdachte schijnt met zijn telefoon door de brievenbus naar binnen en probeert met een pen en een magneet de voordeur van dat huis te openen. Aangever [slachtoffer 2] , die woont in het naastliggende huis met hetzelfde portiek, krijgt vanwege de bewegingen in het portiek diverse notificaties van zijn ringdoorbel. Hij opent de voordeur en ziet verdachte wegrennen. Aangever gaat naar buiten en hij neemt vanuit zijn huis een golfclub mee die bij deur stond. Buiten op straat blijft hij staan, ziet de fatbike die op enkele meters van het portiek op de doorgaande weg ligt en tilt deze op. Deze fatbike is van verdachte. Verdachte ziet aangever bij zijn fatbike en komt met versnelde pas teruglopen en neemt een dreigende houding aan.
Als verdachte vlakbij aangever is, haalt aangever met de golfclub naar hem uit. Verdachte wordt geraakt en de golfclub breekt hierdoor in tweeën. Vervolgens pakt verdachte een schroevendraaier uit zijn zak en begint daarmee te steken naar aangever. Er ontstaat een worsteling waarbij aangever verdachte naar de grond werkt en bovenop hem gaat zitten. Verdachte heeft zijn schroevendraaier nog vast. Aangever gebruikt geweld tegen verdachte; hij pakt verdachte bij de keel en slaat hem meermaals tegen het hoofd. Aangevers partner komt erbij en houdt verdachte ook vast en zijn roepen beiden om politie. Als de politie aankomt, heeft zij moeite aangever van verdachte af te trekken. De schroevendraaier ligt op dat moment op de grond.
Uit de medische verklaring blijkt dat aangever steekverwondingen heeft aan zijn borst, in zijn hals en op zijn achterhoofd. Deze zijn gehecht. Ook zijn de middenhandsbeentjes van zijn linkerhand gebroken. Er is geen inwendig letsel.
5.2.
Vrijspraak van poging tot doodslag, bewezenverklaring poging zware mishandeling
Anders dan de officier van justitie vindt de rechtbank niet bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan poging tot doodslag. Uit de bewijsmiddelen kan de rechtbank niet afleiden dat verdachte aangever heeft gestoken met de schroevendraaier met het (volle) opzet hem te doden. Evenmin is gebleken dat er sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood. Daarvoor is vereist dat een aanmerkelijke kans bestond dat aangever als gevolg van het handelen van verdachte zou komen te overlijden en dat hij deze kans heeft aanvaard. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat de kans op de dood van aangever aanmerkelijk was, omdat op basis van de inhoud van het dossier onvoldoende is komen vast te staan met welke kracht en snelheid verdachte aangever heeft gestoken [en het letsel weliswaar fors maar wel oppervlakkig was]. Daarom wordt verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de geweldshandelingen van verdachte te kwalificeren als een poging tot zware mishandeling. Het met een schroevendraaier op aangever insteken is immers naar zijn uiterlijke verschijningsvorm gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
5.3.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
op 20 augustus 2025 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning, [adres 2] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten van de rechthebbende bevond, goederen, die geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte, toebehoorden, weg te nemen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak,
- naar voornoemde woning is toegegaan en
- vervolgens met een lichtgevend voorwerp in de brievenbus van bovengenoemde woning heeft geschenen en
- vervolgens meerdere malen gepoogd heeft om een voorwerp tussen het portiek en de deur van bovengenoemde woning te wringen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
op 20 augustus 2025 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een ander, te weten [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer 2] meerdere malen met een schroevendraaier heeft gestoken in het hoofd, de nek, de borst, de armen en in de rug, terwijl de uitvoering van het misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in
een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar.
Het beroep op noodweer wordt verworpen. De rechtbank vindt dat geen sprake was van een noodweersituatie waarin verdachte de schroevendraaier tegen aangever mocht gebruiken. Het was middenin de nacht. Verdachte had net geprobeerd in te breken bij de buren van aangever. Aangever was naar buiten gekomen om te kijken of verdachte echt weg was. Weliswaar had aangever daarbij de golfclub in zijn hand, maar niet is gebleken dat hij verdachte toen wilde aanvallen. Vervolgens liep verdachte met versnelde pas en met een dreigende houding in de richting van aangever die bij zijn fatbike stond. Verdachte zocht daarmee de confrontatie. Op dat moment was er voor aangever sprake van een dreigende aanval waartegen hij zich mocht verdedigen door met de golfclub te slaan. Omdat verdachte degene was die de confrontatie zocht en aangever gerechtigd was de golfclub te gebruiken, kan verdachte geen geslaagd beroep op noodweer doen.
Ook het bestaan van een andere rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straf

De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte voor feit 1 en feit 2 primair wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 180 dagen waarvan 139 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en een werkstraf voor de duur van 200 uur, subsidiair 100 dagen jeugddetentie.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de straffen en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft geprobeerd in te breken in een huis. Dat is een ergerlijk feit waarmee verdachte geen enkel respect heeft getoond voor de bewoner van dat huis en zijn spullen. Ook is algemeen bekend dat een poging inbraak een onveilig gevoel aan de bewoner geeft en ook aan diens buurtgenoten. De rechtbank rekent dat verdachte aan.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door aangever meermalen met een schroevendraaier te steken. Dit is een ernstig misdrijf dat zowel voor het slachtoffer als voor de maatschappij gevoelens van onveiligheid meebrengt. Aangever heeft bovendien hierdoor diverse verwondingen opgelopen en is hierdoor tijdelijke beperkt geweest in het uitoefenen van zijn rol als vader van een pasgeboren baby en in zijn werk. Dit heeft hem veel stress opgeleverd.
Strafmatigend zal de rechtbank rekening houden met de omstandigheid dat aangever ook fors geweld tegen verdachte heeft gebruikt en dat verdachte daar zowel lichamelijk als psychisch behoorlijk last van heeft gehad.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 15 oktober 2025, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten en daarvoor nog in een proeftijd liep.
De Raad heeft in zijn rapport van 17 november 2025 het volgende geschreven. Risicofactoren bevinden zich voornamelijk op het gebied van werk/vrije tijd, geestelijke gezondheid en drugsgebruik. Verdachte is veelal op straat of thuis. Er is weinig zicht op wat hij op straat doet. Verdachte blowt vermoedelijk dagelijks, maar erkent de invloed hiervan op zijn functioneren niet. Verdachte lijkt spanningen en emoties die voortkomen uit ingrijpende gebeurtenissen in zijn jeugd te vermijden, waardoor hij onvoldoende toekomt aan verwerking en mogelijk negatieve patronen in stand houdt. Verder is er weinig zicht op het domein relaties, omdat er geen zicht is op de sociale contacten van verdachte. Het is
belangrijk dat er word ingezet op het vergroten van het zelfinzicht van verdachte, het versterken van persoonlijke verbindingen en het stimuleren van zijn bereidheid om mee te werken aan diagnostiek en behandeling. Tegelijkertijd verdient het erkenning dat verdachte, ondanks zijn belaste voorgeschiedenis en vele wisselingen in woonplekken in de afgelopen tien jaar, erin slaagt goed contact te onderhouden met zowel [bedrijf] als de Jeugdreclassering. Ook doet hij het goed op zijn huidige school, wat laat zien dat hij beschikt over veerkracht en motivatie om zijn situatie te verbeteren. Geadviseerd verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen in de vorm van een werkstraf en een geheel voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden, waaronder hulpverlening en Toezicht en Begeleiding van SAVE.
SAVE heeft bij rapport van 6 november 2025 geadviseerd verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen zodat hij de directe consequenties van zijn gedrag ervaart.
Gezien de ernst van de verdenking wordt daarnaast geadviseerd om een voorwaardelijke
jeugddetentie op te leggen. Verdachte had een financieel motief voor de inbraak; hij wilde geld hebben voor nieuwe kleding voor zijn nieuwe opleiding. Hij zat in een dip en voelde zich nog niet thuis op zijn nieuwe woonplek in een hele nieuwe buurt. Verdachte ziet inmiddels in dat hij een zeer onverstandige keuze heeft gemaakt en beseft wat hij op het spel heeft gezet. Sinds hij zijn studie heeft opgepakt, voelt hij zich beter. Hij wil zich richten op het behalen van zijn diploma en het vinden van een vaste baan. Volgens de Jeugdreclassering beschikt verdachte over voldoende zelfstandigheid om zijn zaken te regelen. Ook verloopt het wonen via [bedrijf] op hoofdlijnen goed. Wel is het Algemeen Recidive Risico hoog en zijn er zorgen om het blowgedrag. Jeugdreclassering adviseert daarom het opleggen van bijzondere voorwaarden, namelijk begeleiding van [bedrijf] , een IFA coach en passende verslavingszorg en daarbij Toezicht en Begeleiding van de Jeugdreclassering.
De straf
De rechtbank komt tot een andere bewezenverklaring dan de officier van justitie had gevorderd en komt mede daarom tot een andere, lagere straf. De rechtbank acht een werkstraf van 84 uur met aftrek van voorarrest passend en geboden. Omdat verdachte 42 dagen in voorarrest heeft gezeten, betekent dat dat hij niet meer hoeft te werken. Daarnaast zal de rechtbank verdachte een geheel voorwaardelijke jeugddetentie opleggen met daaraan verbonden de door de Raad en SAVE geadviseerde bijzondere voorwaarden. De rechtbank beoogt hiermee dat verdachte niet wederom de keuze zal maken om strafbare feiten te plegen en verdachte te stimuleren te blijven werken aan een stabiele toekomst en mee te werken met de benodigde hulpverlening.

10.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen: een sleutel en twee schroevendraaiers.
De voorwerpen behoren aan verdachte toe. Nu met deze voorwerpen het bewezengeachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.

11.Ten aanzien van de benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert aan vergoeding van materiële schade € 50,- voor beschadigde kleding, € 83,80 voor een gebroken golfclub, € 60,16 voor mobiliteitskosten en € 2.300,- aan medische kosten. Aan vergoeding van immateriële schade vordert de benadeelde partij een bedrag van € 1.300,-. De bedragen dienen vermeerderd te worden met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
De vordering is door de verdediging betwist. Wat betreft de materiële schade ontbreekt een onderbouwing van de kapotte broek, heeft aangever er zelf voor gekozen de golfclub op verdachte kapot te slaan, is geen onderbouwing voor de bezoekafspraken en van de medische kosten is niet gebleken in hoeverre deze door de verzekering worden gedekt.
De onderbouwing van de immateriële schade ziet grotendeels op de fracturen van de middenhandsbeentjes. Nu niet duidelijk is hoe dit letsel is ontstaan, kan niet worden vastgesteld in hoeverre verdachte hiervoor verantwoordelijk is. Ook is sprake van eigen schuld. De benadeelde partij dient wat deze delen van de vordering betreft niet-ontvankelijk te worden verklaard, aldus de verdediging.
De rechtbank overweegt dat vastgesteld kan worden dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden. De rechtbank acht de schadepost voor het t-shirt toewijsbaar voor een bedrag van € 20,-. De gevraagde mobiliteitskosten acht de rechtbank voldoende onderbouwd en het verzochte bedrag van € 60,16 zal worden toegewezen. Wat betreft de medische kosten kunnen naar het oordeel van de rechtbank de gemaakte kosten voor de intake van € 100,- worden toegewezen. De benadeelde partij wordt voor de overige medische kosten en de schade aan de broek niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze in het licht van de betwisting niet voldoende zijn onderbouwd. De behandeling van deze onderdelen van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De gevorderde kosten van € 83,60 voor de gebroken golfclub worden afgewezen. De golfclub is door aangever als slagwapen gebruikt. Schade aan een wapen door het gebruik daarvan komt voor eigen risico van aangever en kan in redelijkheid niet op verdachte worden verhaald.
Het staat ook vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade, omdat hij als gevolg van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen. Rekening houdend met vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend en met het eigen aandeel van de benadeelde partij, die ook fors geweld tegen verdachte heeft gebruikt en met moeite door de politie van verdachte moest worden afgetrokken, begroot de rechtbank de immateriële schade op € 750,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
De bedragen worden toegekend met de wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
In het belang van [slachtoffer 2] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

12.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 13 oktober 2025 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 13-066278-24, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 19 december 2024 van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen jeugddetentie,
met bevel dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan twee strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten.

13.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 302, 310, 311, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

14.Beslissing

Verklaart het onder feit 2 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair:
poging tot zware mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit
een werkstraf voor de duur van 84 (vierentachtig) uren, met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht naar de maatstaf van twee uren per dag. Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 42 (tweeënveertig) dagen.
Veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van één maand.
Beveelt dat deze straf
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt de proeftijd vast op 2 (twee) jaren onder de
algemenevoorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en onder de
bijzonderevoorwaarden dat de veroordeelde:
  • naar school/stage gaat volgens rooster;
  • meewerkt aan begeleiding van een IFA-coach of een soortgelijke coach;
  • meewerkt aan behandeling en indien nodig diagnostiek van De Waag of een soortgelijke instantie;
  • meewerkt aan hulpverlening die SAVE nodig acht (bijvoorbeeld verslavingshulp).
Van
rechtswegegelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het door SAVE te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Geeft opdracht aan SAVE Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaart verbeurd:
  • een sleutel (goednummer G6699308)
  • een schroevendraaier (goednummer G6699310)
  • een schroevendraaier (goednummer G6699311)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 930,16 (negenhonderd dertig euro en zestien cent) (bestaande uit € 180,16 (honderdtachtig euro en zestien cent) aan materiële schadevergoeding en € 750,- (zevenhonderdvijftig euro) aan immateriële schadevergoeding), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (20 augustus 2025) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] af voor het bedrag van € 83,60 (drieëntachtig euro en zestig cent).
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , te betalen de som van € 930,16 (negenhonderd dertig euro en zestien cent) (bestaand uit € 180,16 (honderdtachtig euro en zestien cent) aan materiële schadevergoeding en € 750,- (zevenhonderdvijftig euro) aan immateriële schadevergoeding), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (20 augustus 2025) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Bepaalt dat, indien en voorover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij voornoemd vonnis van 19 december 2024 opgelegde voorwaardelijke straf, zijnde een werkstraf voor de duur van 30 uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 15 dagen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. van Luijck, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. K.M. van Hassel en C. Wildeman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Pandelitschka, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 december 2025.