ECLI:NL:RBAMS:2025:9742

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 november 2025
Publicatiedatum
10 december 2025
Zaaknummer
13/071140-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

Op 4 november 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De zaak betreft bedreigingen die de verdachte op 27 en 28 februari 2024 heeft geuit richting een slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte herhaaldelijk dreigende boodschappen heeft verstuurd, waarin hij onder andere heeft gedreigd met geweld tegen de woning van het slachtoffer. Tijdens de zitting op 21 oktober 2025 heeft de officier van justitie, mr. S. de Bont, de vordering gedaan, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.L. van Gaalen, de beschuldigingen betwistte. De rechtbank heeft de bedreigingen als ernstig beoordeeld, wat heeft geleid tot een gevangenisstraf van 43 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had voor soortgelijke feiten, maar dat de ernst van de bedreigingen een geldboete niet passend maakte. De rechtbank heeft de beslissing genomen om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf, waarbij de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte in overweging zijn genomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/071140-24 (Promis)
Datum uitspraak: 4 november 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[BRP] ,
hierna: verdachte.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 oktober 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S. de Bont, en van wat de gemachtigd raadsman, mr. M.L. van Gaalen, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – tenlastegelegd dat hij zich meermalen op 27 en/of 28 februari 2024 schuldig heeft gemaakt aan een bedreiging van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ).
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de aan verdachte ten laste gelegde bedreiging van [slachtoffer] bewezen kan worden.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de uitlatingen van verdachte geen bedreiging met enig misdrijf tegen het leven en zware mishandeling opleveren. Voor het overige heeft de raadsman geen bewijsverweren gevoerd.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer] door haar veelvuldig te bellen waarbij hij onder andere heeft gedreigd met het bombarderen en het beschieten van haar huis. De rechtbank is gelet op de inhoud van de bedreigingen van oordeel dat verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor gevaar voor algemene veiligheid van personen of goederen ontstond en enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling en brandstichting.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 27 en 28 februari 2024 te Amsterdam en elders in Nederland, meermalen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstond en enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling en brandstichting, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen:
- “ Als jij nu niet naar Noord komt, dan bombardeer ik jouw huis en gaan er gewonden vallen” en
- “ Wat er de vorige keer is gebeurd is, was matig, en nu wordt het erger” en
- “ Beter ga je naar Noord komen, anders gaan er kogels door je raam” en
- “ Kom nu naar Noord, ik wacht daar op je. Als je nu niet komt, dan ga je het merken” en
- “ Beter ga je nu komen. Als je niet komt, weet je wat er gaat gebeuren” en
- “ Als ik jouw huis vanavond niet wat aan doe, ben ik een kanker hoerenzoon, dus beter ga je komen” en
- “ Ik doe je huis wat aan deze nacht, we gaan nu kijken wie man is, ik of jij” en
- “ Op mijn moeder, ik ga een balla door je kanker huis gooien vandaag” en
- “ Je ouders gaan geshockeerd raken/zijn voor heel hun leven” en
- “ Moet ik je ouders weer traumatiseren. Ik ga zwart voor me ogen! Ik ga weer dingen doen” en
- “ Moet ik die ding uitrichten/uittesten op je huis, dat is wat je wilt toch!” en
- “ Moet ik dat ding/het op je moeder africhten, wil je dat?” en
- “ Wollah die woonkamer ga ik helemaal splashen!” en
- “ Als je nu niet komt toch, me moeder ik ga wat door je kanker woonkamer schieten!” en
- " Ik ga het je de laatste keer zeggen. Ik heb die ding uit mijn kast gepakt en wollah ik ga die ding op je uit. Ik ga je de laatste kans geven" en
- " Je gaat spijt krijgen. Je gaat zelf zien wat wat ik ga doen adios. Deze nacht ga je zelf zien wat de waarschuwing is en morgen de echte reactie",
althans telkens woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar onder 1 bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 13 dagen, met aftrek van voorarrest. Daarnaast vordert de officier van justitie een gevangenisstraf van 1 maand, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden volstaan met een straf gelijk aan het voorarrest, gezien de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Deze gaan uit van een geldboete. Er doen zich geen straf verhogende omstandigheden voor. De raadsman acht een voorwaardelijke straf onnodig, nu daar geen enkel doel mee wordt gediend.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veelvuldig bedreigen van zijn (ex-)partner. De ernstige bedreigingen heeft verdachte volhardend en intensief geuit. Bij het slachtoffer is daardoor grote angst en paniek ontstaan, hetgeen werd versterkt doordat verdachte bij de woning van de vriendin van het slachtoffer is verschenen met wie zij die avond had afgesproken. De rechtbank rekent verdachte deze gedragingen zwaar aan. Hoewel de oriëntatiepunten van het LOVS bij een bedreiging een geldboete als vertrekpunt vermelden, is de rechtbank van oordeel dat een geldboete gelet op ernst en intensiteit van de bedreigingen waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt, niet passend.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 15 september 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een bedreiging is veroordeeld. Ook volgt daaruit dat verdachte nadien niet meer met politie of justitie in aanraking is gekomen. De reclassering en de GZ-psycholoog hebben geprobeerd om met verdachte in gesprek te gaan. Echter blijkt uit het retourverslag van de reclassering van 3 oktober 2025 en het Pro Justitia Rapport van 9 april 2024 dat verdachte niet wenst mee te werken, dan wel geen contact met hem te krijgen is. Nu verdachte ook niet ter zitting is verschenen, heeft de rechtbank geen aanvullende informatie gekregen over de persoon van de verdachte. De rechtbank vindt de gedragingen van verdachte zorgelijk en acht daarom van belang dat aan hem een deels voorwaardelijke straf wordt opgelegd zodat het recidiverisico wordt ingeperkt.
De straf
. De rechtbank zal alles overwegend aansluiten bij de eis van de officier van justitie en zal aan verdachte een gevangenisstraf van 43 dagen met aftrek opleggen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

8.Beslag

Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
- 1 STK Telefoontoestel (6468672).
De rechtbank zal bevelen dat dit goed wordt geretourneerd aan verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
bedreiging, met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat, met enig misdrijf tegen het leven gericht, met zware mishandeling en met brandstichting.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
43 (drieënveertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
30 (dertig) dagen, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
1 STK Telefoontoestel (6468672).
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.C. Danel, voorzitter,
mrs. A.M. Grüschke en J.V.L. van Well, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. van den Berg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 november 2025.
[--]