ECLI:NL:RBAMS:2025:9654

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
8 december 2025
Zaaknummer
13-172713-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld en bedreiging met geweld

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 september 2025 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 30 oktober 2024 in Amsterdam een diefstal heeft gepleegd van 164,35 euro bij een Albert Heijn supermarkt. De verdachte heeft daarbij geweld gebruikt door een slachtoffer te duwen en een mes te tonen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op tegenspraak, waarbij de officier van justitie, mr. P. de Haas, de vordering tenlastelegging heeft gepresenteerd en de verdachte, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. S. Ettalhaoui, zijn verdediging heeft gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, waarbij de bekennende verklaring van de verdachte, de aangifte en camerabeelden als bewijs zijn gebruikt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook gekeken naar de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn strafblad, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank heeft de strafeis van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van vier maanden had geëist, verhoogd vanwege de geweldshandelingen en de mogelijke gevolgen daarvan voor het slachtoffer. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/172713-25
Datum uitspraak: 23 september 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd te: [detentieplaats] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 september 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering tenlastelegging van de officier van justitie, mr. P. de Haas, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S. Ettalhaoui, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 30 oktober 2024 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan het plegen van diefstal van 164,35 euro van Albert Heijn gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] door te duwen en een mes te tonen.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ibij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat diefstal met geweld wettig en overtuigend kan worden bewezen gelet op de bekennende verklaring van verdachte, de aangifte, de bevindingen van de camerabeelden en het rapport DNA-onderzoek.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen bewijsverweer gevoerd.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal gevolgd van geweld en bedreiging met geweld door [slachtoffer] te duwen en een mes te tonen.
Omdat verdachte het feit heeft bekend en de raadsman hiervan geen vrijspraak heeft bepleit, kan op grond van artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering met de hierna genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan:
1. De bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting van 9 september 2025 heeft afgelegd zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting.
2. Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2024260390-7 van 31 oktober 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] , doorgenummerde pag. 031-033.
3. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2024260390-6 van 31 oktober 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 3] , doorgenummerde pag. 004-011.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 30 oktober 2024 te Amsterdam, 164,35 euro aan supermarkt Albert Heijn ( [locatie] ), toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door voornoemde [slachtoffer] te duwen en een mes aan voornoemde [slachtoffer] te tonen;

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie zoekt aansluiting bij de richtlijn van het Openbaar Ministerie ten aanzien van diefstal met geweld. De officier van justitie vordert om aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen van vier maanden met aftrek van het voorarrest.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten voor diefstal met geweld, uitdrukkelijk geen aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten voor een overval. en daarbij rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De raadsman heeft in dat kader primair verzocht geen voorwaardelijke straf op te leggen en de strafeis van de officier van justitie te volgen en subsidiair een gevangenisstraf van 9 maanden op te leggen.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een geldbedrag van 164,35 euro door een greep te doen uit de kassa van Albert Heijn. Het valt aan te nemen dat dit voor de kassière een zeer ingrijpende gebeurtenis is geweest. Op het moment dat [slachtoffer] vervolgens als behulpzame burger probeerde in te grijpen, heeft verdachte geweld gebruikt door hem weg te duwen en met een mes zwaaiende bewegingen te maken. Indien deze bewegingen anders waren aangekomen, had dit bij [slachtoffer] ernstig letsel kunnen veroorzaken. Dat dit niet is gebeurd, is niet aan verdachte te danken. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Verdachte heeft ten tijde van het feit uitsluitend oog gehad voor zijn eigen financieel gewin, zodat hij zijn verslaving kon bekostigen, en heeft geen rekening gehouden met de impact van zijn handelen op de slachtoffers. Daarnaast heeft de diefstal met geweld plaatsgevonden in de openbare ruimte, waardoor het handelen van verdachte gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij veroorzaakt.
Ter terechtzitting van 9 september 2025 heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd. Daarmee heeft hij een bepaalde mate van verantwoordelijkheid genomen en laat hij zien dat hij zijn eigen handelen afkeurt. De rechtbank houdt hiermee rekening in het voordeel van verdachte.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 6 september 2025. Hieruit blijkt dat verdachte in een korte periode meerdere keren is veroordeeld voor diefstal. Dit gegeven neemt de rechtbank mee bij het bepalen van de straf in deze zaak.
Strafoplegging
Om te bevorderen dat landelijk door rechtbanken voor dezelfde feiten ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) oriëntatiepunten opgesteld. De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf voor het bewezen verklaarde feit gekeken naar deze oriëntatiepunten. Voor een diefstal met geweld is het uitgangspunt een gevangenisstraf van vier maanden. De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met de geweldshandelingen van verdachte en met de omstandigheid dat door het zwaaien met een mes ernstig letsel had kunnen ontstaan bij het slachtoffer. De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van 9 maanden met aftrek van het voorarrest passend.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 63, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek vier is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden,met bevel, dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. L.F. Bögemann en J.J. Bloembergen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.S. Eisses, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 september 2025.
[…]