Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Amtsgericht Hannover, Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
Rechtbank Amsterdam
Op 5 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Hannover op 11 oktober 2024. De officier van justitie had op 21 november 2024 verzocht om het EAB in behandeling te nemen. Tijdens de zitting op 22 januari 2025 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. P.M. Breukink. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen, maar deze werd geschorst tot aan de uitspraak.
Op de uitspraakzitting op 5 februari 2025 werd de zaak heropend en direct uitspraak gedaan. De uitvaardigende justitiële autoriteit had op 4 februari 2025 per e-mail meegedeeld dat het EAB was ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie niet-ontvankelijk was in zijn vordering tot behandeling van het EAB, aangezien het EAB niet meer bestond. De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard en de geschorste overleveringsdetentie opgeheven. Deze uitspraak is gedaan door de rechters M.E.M. James-Pater, C. Klomp en D. Hein, in aanwezigheid van griffier A.A.B. Fransen, en is openbaar uitgesproken.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open, zoals ook vermeld in artikel 23 en artikel 22 van de Overleveringswet.