ECLI:NL:RBAMS:2025:941

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
13-217497-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 5 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Local Court Osnabrück in Duitsland. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1998, die momenteel gedetineerd is. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 22 januari 2025 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.M.G. Sussenbach. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen beletselen zijn voor de feitelijke overlevering. De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en de rechtbank heeft geoordeeld dat zijn maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden. De Staatsanwaltschaft Osnabrück heeft garanties gegeven dat de opgeëiste persoon, indien veroordeeld, zijn straf in Nederland kan ondergaan. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de zaak aan te houden voor verdere vragen aan de Duitse autoriteiten, ondanks de bezwaren van de raadsman over de medische situatie van de opgeëiste persoon.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat er geen weigeringsgronden zijn en het EAB aan de wettelijke eisen voldoet. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-217497-24
Datum uitspraak: 5 februari 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 21 november 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 2 juli 2024 door
the Local Court Osnabrück, Duitsland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren op [geboortedag 1] 1998 te [geboorteplaats],
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres],
nu gedetineerd in [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 22 januari 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.M.G. Sussenbach, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Marokkaanse en Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
pre-trial detention order of the Local Court Osnabrück, date 02-07-2024, ref: 246 Gs 186/24.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit (grotendeels, zie onder 4.1) aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
georganiseerde of gewapende diefstal.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
4.1
Deel van het feitencomplex waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft een deel van het feitencomplex (opzettelijk veroorzaken van een ontploffing) niet aangeduid als feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd - voldaan is aan het vereiste dat op het feit naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan. Het feit levert naar Nederlands recht op:
opzettelijk een ontploffing teweeg brengen

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en beroept zich op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De Staatsanwaltschaft Osnabrück heeft per brief op 20 november 2024 de volgende garantie gegeven:
“Extradition of Dutch citizen [opgeëiste persoon], born [geboortedag 1]-1998, for the purpose of prosecution(...)l hereby assure you that, should the prosecuted person receive a non-appealable and non-suspended prison sentence after he has been extradited from the Netherlands, he shall be transferred to the Netherlands so that the prison sentence can be served there pursuant to the COUNCIL FRAMEWORK DECISION 2008/909/JHA of 27 November 2008 on the application of the principle of mutual recognition of judgements in criminal matters imposing custodial sentences or measures involving a deprivation of liberty for the purpose of their enforcement in the European Union.”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Eventuele beletselen voor de feitelijke overlevering

Standpunt van de raadsman

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen gevolg kan worden gegeven aan het EAB nu de opgeëiste persoon ieder moment een oproep van het ziekenhuis kan krijgen voor een noodzakelijke operatie aan zijn longen. Gelet hierop dient de zaak aangehouden te worden om Duitsland te voorzien van de medische informatie en vragen te stellen of de benodigde medische zorg in detentie in Duitsland kan worden verleend.
Verder heeft de opgeëiste persoon verzet ingesteld tegen een strafbeschikking waarbij een geldboete is opgelegd en wenst hij aanwezig te zijn bij de behandeling van die zaak op 25 maart 2025.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat in Duitsland de vereiste medische zorg in detentie voorhanden is. Verder zijn er geen beletselen voor feitelijke overlevering, hetgeen bovendien pas aan de orde komt na het toestaan van de overlevering.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat geen sprake is van een algemeen gevaar ten aanzien van de detentieomstandigheden in Duitsland (waaronder de medische zorg in detentie). De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de zaak aan te houden en nadere vragen te stellen aan de Duitse autoriteiten.
Hetgeen de raadsman verder heeft aangevoerd, komt neer op een verzoek tot uitstel van de feitelijke overlevering (artikel 35 en 36 OLW). Hoewel de feitelijke overlevering sinds 1 oktober 2024 een kwestie is waarover de rechtbank oordeelt, is het niet een beoordeling die in dit stadium van de overleveringsprocedure voorligt. Een dergelijk verzoek kan schriftelijk worden ingediend [4] en zal na de uitspraak van de rechtbank worden behandeld door de raadkamer.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

Artikel 157 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Local Court Osnabrück, Duitsland, voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, rechter,
mrs. C. Klomp en D. Hein, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.A.B. Fransen, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 5 februari 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.ofwel na de zitting maar voorafgaand aan de uitspraak (in dat geval in voorwaardelijke vorm, namelijk voor het geval de rechtbank de overlevering toestaat) ofwel na de uitspraak.