ECLI:NL:RBAMS:2025:9310

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 november 2025
Publicatiedatum
1 december 2025
Zaaknummer
13/003314-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van seksueel binnendringen in staat van verminderd bewustzijn na gebruik van verdovende middelen

Op 20 november 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel binnendringen in het lichaam van een slachtoffer, terwijl deze in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte op 16 augustus 2023 in [plaats 2] handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, terwijl hij wist dat zij niet in staat was om haar wil te uiten. De verdachte had het slachtoffer gedrogeerd met GHB, waardoor zij niet in staat was om toestemming te geven voor de seksuele handelingen. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van € 2.500 aan immateriële schadevergoeding aan de benadeelde partij, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank oordeelde dat de verdachte misbruik had gemaakt van de kwetsbare positie van het slachtoffer en dat zijn handelen niet alleen de lichamelijke integriteit, maar ook de privacy van het slachtoffer had geschonden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/003314-24
Datum uitspraak: 20 november 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1995,
ingeschreven op de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak [1] gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 november 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. N. Levinsohn, en van wat de gemachtigde raadsman van verdachte, mr. S. Ettalhaoui, naar voren heeft gebracht.
De rechtbank heeft eveneens kennisgenomen van het verzoek tot schadevergoeding van benadeelde partij [persoon] en van wat haar advocaat, mr. S.F.J. Smeets, in dat kader naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – primair ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het seksueel binnendringen van het lichaam van [persoon] , terwijl hij wist dat zij in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde nadat hij haar had gedrogeerd. Subsidiair is aan hem ten laste gelegd dat hij ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [persoon] terwijl zij in één of meerdere van de voornoemde staten verkeerde.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in de bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

Inleiding
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [2]
[persoon] (hierna: [persoon] ) heeft op 1 september 2023 aangifte gedaan van verkrachting door verdachte. [3] [persoon] heeft verklaard dat ze in augustus 2023 samen met verdachte in haar woning in [plaats 2] had afgesproken. [4] Zij en verdachte hebben daar met wederzijdse instemming seks gehad. [persoon] heeft gedurende de avond GHB gebruikt. Op een gegeven moment trof [persoon] , nadat ze wakker werd naast verdachte, een filmpje aan op zijn telefoon. [5] Op dat filmpje ziet ze zichzelf, volledig naakt, laveloos en knock-out op de bank liggen, terwijl verdachte met zijn vinger heen en weer beweegt over haar vagina en daarna met zijn vinger haar vagina ingaat. [6] [persoon] heeft verklaard dat zij vermoedt dat verdachte haar heeft gedrogeerd door haar zonder dat zij het wist extra GHB te geven.
Het bewuste filmpje is aangetroffen op de telefoon van verdachte. [7] Verdachte heeft bevestigd dat hij het filmpje heeft opgenomen. [8] Op het filmpje, dat zich ook in het dossier bevindt en door de politie is beschreven, is het volledig naakte lichaam van een vrouw (de rechtbank stelt op basis van de verklaringen van verdachte en [persoon] vast dat het hier het lichaam van [persoon] betreft) zichtbaar. De ogen van [persoon] zijn gesloten en haar mond staat iets open. [persoon] reageert niet en lijkt een verminderd bewustzijn te hebben of in diepe slaap te verkeren. Op een gegeven moment komt er een hand (de rechtbank stelt op basis van de verklaringen van verdachte en [persoon] vast dat het hier om de hand van verdachte gaat) in beeld. Verdachte betast met zijn hand de buitenzijde van de vagina van [persoon] . Vervolgens gaat hij met zijn middelvinger en wijsvinger tussen de schaamlippen van [persoon] en maakt hij met zijn hand bewegingen vanuit de richting van de venusheuvel in de richting van de anus. De bewegingen van de hand van verdachte worden steeds sneller en heftiger. [9]
Verdachte heeft verklaard dat alle seksuele handelingen, ook de seksuele handelingen die op het filmpje te zien zijn, met wederzijdse instemming waren. Over de staat van [persoon] heeft verdachte verklaard dat zij zwaar onder invloed was. Ze was stijf, had grote ogen en gedroeg zich paranoïde, zo beschrijft verdachte haar staat. Verdachte wist dat [persoon] GHB gebruikt had. [10]
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het aan verdachte primair ten laste gelegde, met uitzondering van het deel waarin hem verweten wordt dat hij het slachtoffer gedrogeerd heeft.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. De verweren van de raadsman worden, waar nodig, in het navolgende besproken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het aan verdachte primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Dat er sprake is van de ten laste gelegde seksuele handelingen blijkt uit het filmpje zoals dat door de politie is beschreven. Verdachte is met zijn vinger/hand onder andere tussen de schaamlippen van [persoon] geweest. Dat maakt dat er sprake is geweest van seksueel binnendringen. De rechtbank stelt vast dat [persoon] op dat moment in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Te zien is dat de ogen van [persoon] gesloten zijn en dat haar mond iets geopend is. Ze reageert op geen enkele manier op de aanrakingen van verdachte op intieme plaatsen. De rechtbank acht eveneens bewezen dat verdachte wist dat [persoon] in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. Het is immers verdachte die het filmpje heeft opgenomen. Daarop is te zien in welke staat [persoon] verkeerde en dat heeft hij dus ook zelf waargenomen. Daarnaast wist hij dat [persoon] zwaar onder invloed was en zich ook als zodanig gedroeg.
Als pleegdatum noemt [persoon] zowel 16 augustus 2023 [11] als 18 augustus 2023 [12] . De rechtbank gaat er in de bewezenverklaring daarom met de officier van justitie vanuit dat verdachte het feit gepleegd heeft
op of omstreeks16 augustus 2023.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte [persoon] gedrogeerd heeft/dat hij haar GHB toegediend heeft. Het dossier bevat op dit punt geen ondersteuning voor de verklaring van [persoon] dat zij vermoedt dat hij dat heeft gedaan.
Voor zover de raadsman heeft willen betogen dat er in de nacht die verdachte en [persoon] samen hebben doorgebracht door [persoon] een soort al dan niet impliciete ‘allesomvattende’ instemming is gegeven die zich uitstrekte tot alle seksuele handelingen, volgt de rechtbank hem niet in dit verweer. Nergens is uit gebleken dat [persoon] op enig moment toestemming heeft gegeven voor het met haar verrichten van seksuele handelingen terwijl ze in de staat verkeerde zoals op het filmpje te zien is.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de het voorgaande en de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op of omstreeks 16 augustus 2023 te [plaats 2] met [persoon] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [persoon] , immers heeft hij, verdachte, met zijn hand de buitenzijde van de vagina van die [persoon] betast en is hij met zijn vingers tussen de schaamlippen en in de vagina van die [persoon] gegaan en heeft hij met zijn hand bewegingen gemaakt vanuit de richting van de venusheuvel in de richting van de anus van die [persoon] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat in het geval van een bewezenverklaring volstaan kan worden met een voorwaardelijke gevangenisstraf. De eis van de officier van justitie is volgens hem niet passend.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Tijdens de nacht die verdachte en [persoon] samen hebben doorgebracht waren ze beiden onder invloed van verdovende middelen. Eerst hebben ze vrijwillig seks met elkaar gehad. Verdachte heeft de seksuele handelingen voortgezet, toen [persoon] niet meer in staat was om haar wil daaromtrent te uiten. Hij heeft hierbij enkel oog gehad voor zijn eigen behoeftes en heeft misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin [persoon] op dat moment verkeerde. Extra kwalijk is dat verdachte dit alles heeft gefilmd. Hij heeft hiermee niet alleen de lichamelijke en seksuele integriteit van [persoon] geschonden, maar ook haar privacy. Uit het dossier blijkt dat verdachte het kwalijke van zijn handelen niet inziet en hij neemt daarvoor geen verantwoordelijkheid.
De reclassering heeft over verdachte gerapporteerd op 21 november 2024. Ten tijde van de rapportage functioneerde verdachte op een aantal leefgebieden stabiel. Zo had hij een vaste woonplek, waren zijn financiën geregeld en had hij een vaste dagbesteding. Ook kreeg hij vaste ondersteuning en begeleiding waar hij zich ook voor inzette. Het recidiverisico schat de reclassering in als matig-laag, het risico op letsel als gemiddeld en het risico op onttrekken aan voorwaarden als laag. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf met een aantal bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling en een contactverbod. Verdachte was niet op de zitting aanwezig, maar zijn raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte net een terugvalfase in middelengebruik achter de rug heeft, waarvoor hij in retraite is geweest. Verdachte is parttime aan het werk, heeft een woonplek (weliswaar op een plek waar veel drugsgebruikers wonen) en heeft een beschermingsbewindvoerder. Vanwege zijn recente terugval en woonplek met andere drugsgebruikers, ziet de rechtbank nog steeds een meerwaarde in de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Alles afwegende legt de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf van twaalf maanden op, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

8.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De vordering
De benadeelde partij, [persoon] , vordert € 50.000,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij verzoekt daarnaast om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De advocaat van de benadeelde partij heeft de rechtbank gevraagd om een deel van de gevorderde immateriële schadevergoeding toe te kennen, gebruik makend van haar schattingsbevoegdheid. Ten aanzien van de hoogte van het toe te wijzen bedrag, heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor het overige kan de benadeelde partij dan niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om een passende schadevergoeding toe te wijzen.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, gelet op de gevraagde vrijspraak. Hij heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de vordering niet objectief onderbouwd is en heeft verzocht om in geval van toewijzing rekening te houden met de omstandigheden van de zaak en de draagkracht van zijn cliënt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de vordering benadeelde partij niet met stukken is onderbouwd. De rechtbank is evenwel van oordeel dat, gelet op de bewezenverklaarde verkrachting, de aard en de ernst van deze normschending met zich meebrengt dat de nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij dan ook recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade.
Bij het bepalen van een passende immateriële schadevergoeding zoekt de rechtbank aansluiting bij de Rotterdamse Schaal. De rechtbank gaat uit van de bedragen € 2.500 tot € 7.500 die genoemd worden in hoofdstuk 15.1 van de Rotterdamse Schaal onder c (een tamelijk ernstige verkrachting). Omdat het verzoek tot schadevergoeding beperkt is onderbouwd, wijst de rechtbank een bedrag van € 2.500 toe, te vermeerderen met de wettelijke rente. In zoverre de raadsman heeft willen bepleiten dat de vergoeding lager moet worden vastgesteld vanwege eigen schuld van de benadeelde partij, is de rechtbank van oordeel dat van eigen schuld geen sprake is. Daarnaast is de draagkracht van verdachte geen reden om de hoogte van een toe te wijzen vordering te matigen.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, omdat de verdere behandeling hiervan een onevenredige belasting van het strafproces met zich zal meebrengen. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Als extra waarborg voor betaling, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 63 en 243 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
met iemand van wie hij weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn verkeert, handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:

1.Meldplicht bij reclassering

Veroordeelde meldt zich binnen 5 dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Inforsa op het adres [adres 2] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.

2.Ambulante behandeling

Veroordeelde laat zich behandelen door Waag Amsterdam of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.

3.Contactverbod

Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met mevrouw [persoon] (geboren op [geboortedag 2] 1991 in [plaats 3] ), zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beslissing op de vordering van benadeelde partij [persoon]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [persoon] toe tot een bedrag van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 16 augustus 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [persoon] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [persoon] aan de Staat € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 16 augustus 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 35 (vijfendertig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. C. Wildeman en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 november 2025.
[...]

Voetnoten

1.Op grond van artikel 279 Wetboek van Strafvordering.
2.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.Proces-verbaal aangifte met nummer PL1300-2023187467-3, doorgenummerde pagina 005 onder ‘Omschrijving aangifte’ en onder ‘V: Tegen wie wil je aangifte doen?’.
4.Proces-verbaal aangifte met nummer PL1300-2023187467-3, doorgenummerde pagina 005 onder ‘Omschrijving aangifte’ en 006, laatste alinea.
5.Proces-verbaal aangifte met nummer PL1300-2023187467-3, doorgenummerde pagina’s 005 onder ‘V: Waarvan wil je aangifte doen?’ en 007, eerste alinea en onder ‘V: Weet je nog waar?’.
6.Proces-verbaal aangifte met nummer PL1300-2023187467-3, doorgenummerde pagina 005 onder ‘V: Waarvan wil je aangifte doen?’ en 007, eerste helft.
7.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023187467-4, doorgenummerde pagina 014, bovenaan.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1300-2023187467-7, doorgenummerde pagina 033 onder ‘V: Wie zijn idee was het om de seks te filmen?’.
9.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023187467-4, doorgenummerde pagina 014.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer PL1300-2023187467-7, doorgenummerde pagina’s 031 onder ‘V: Wat hebben jullie toen gedaan’ en 032 onder ‘V: Hoe waren jullie?’ en ‘V: Hoe was zij dan?’.
11.Proces-verbaal aangifte met nummer PL1300-2023187467-3, doorgenummerde pagina 006 onder ‘V: Wanneer is hetgeen waarvan je aangifte doet gebeurd?’.
12.Proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, PL1300-2023187467-2, doorgenummerde pagina 003 onderaan.