ECLI:NL:RBAMS:2025:930

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
13-162219-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en beschadiging van een fiets in Amsterdam

Op 14 februari 2025 heeft de politierechter van de Rechtbank Amsterdam een vonnis gewezen in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en het beschadigen van een fiets. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 13 september 2023 in Amsterdam, waarbij de verdachte het slachtoffer in zijn gezicht en tegen zijn achterhoofd heeft geslagen, terwijl zij een bril vasthield. Daarnaast heeft de verdachte tijdens de ruzie tegen het wiel van de fiets van het slachtoffer getrapt, wat leidde tot schade aan de fiets. De verdachte was niet aanwezig tijdens de zitting op 31 januari 2025, waar het onderzoek plaatsvond. De officier van justitie, mr. E.H. de Bruijn, heeft de vordering gedaan om de verdachte te veroordelen tot een geldboete van € 500,-. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, een hogere straf rechtvaardigen. De politierechter heeft uiteindelijk een geldboete van € 750,- opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 15 dagen bij niet-betaling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten strafbaar zijn en dat er geen rechtvaardigingsgrond voor de verdachte aanwezig was. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 23, 24c, 57, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-162219-24
Datum uitspraak: 14 februari 2025
Vonnis van de politierechter van de rechtbank Amsterdam in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
wonende op het adres [adres] ,
hierna: verdachte.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 januari 2025. Verdachte was niet aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.H. de Bruijn.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat
1.zij op of omstreeks 13 september 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een fiets (VanMoof), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2.zij op of omstreeks 13 september 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [aangever] heeft mishandeld door voornoemde [aangever] in zijn gezicht en/of op zijn achterhoofd te slaan (terwijl zij in de hand waarmee zij voornoemde [aangever] heeft geslagen een bril vasthield).

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat beide feiten bewezen kunnen worden. De verklaring van aangever wordt ondersteund door (het proces-verbaal van) de camerabeelden. De verklaring van verdachte dat haar trap tegen zijn fiets niet geschikt is om schade als gevolg te hebben en dat haar klap tegen zijn hoofd geen pijn had kunnen opleveren is niet aannemelijk. Aangever heeft een bon van de schade aan zijn fiets overgelegd en hij heeft verklaard dat hij pijn had van de mishandeling. Van een noodweersituatie is niet gebleken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte was niet op de zitting aanwezig. Verdachte heeft in haar verhoor bij de politie en in haar verzet tegen de strafbeschikking verklaard dat aangever verdachte de toegang tot haar woonboot met zijn fiets heeft versperd en dat aangever heeft geweigerd om zijn fiets weg te halen. Toen aangever op verdachte af kwam lopen voelde zij zich bedreigd en heeft ze hem een duw en stomp tegen zijn hoofd gegeven en heeft zij tegen het voorwiel van zijn fiets geschopt. Haar trap tegen zijn fiets kan niet tot enige schade aan de fiets hebben geleid en de stomp tegen zijn hoofd kan niet tot enige reële pijn hebben geleid. Verdachte zegt dat zij aangever enkel een stomp heeft gegeven om zichzelf te verweren.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De politierechter acht bewezen dat verdachte de fiets van aangever heeft beschadigd (feit 1) en aangever heeft mishandeld (feit 2). De aangifte wordt namelijk ondersteund door (het proces-verbaal van) de camerabeelden. Dat sprake zou zijn van een noodweersituatie, waarbij verdachte zich tegenover aangever moest verdedigen, wordt weersproken door de camerabeelden. Hieruit blijkt namelijk dat op het moment dat aangever naar de woonboot van verdachte loopt, verdachte ‘hem een pootje wilt haken’. Wanneer aangever vervolgens vraagt waar zijn fiets is, is verdachte de eerste die – met een bril in haar hand – een slaande beweging maakt naar het hoofd van aangever. Op basis van de beelden blijkt geenszins dat aangever geweld heeft gebruikt tegen verdachte of daarmee heeft gedreigd. Kortom, uit de camerabeelden blijkt dat verdachte als eerste geweld heeft gebruikt en dus de agressor is geweest. Uit de aangifte blijkt ook dat aangever pijn heeft ondervonden en dat zijn fiets is beschadigd. De politierechter heeft geen reden om aan zijn verklaring te twijfelen. Beide feiten kunnen dan ook bewezen worden.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage I opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.op 13 september 2023 te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk een fiets (VanMoof), die aan [aangever] toebehoorde heeft beschadigd;
2.op 13 september 2023 te Amsterdam, [aangever] heeft mishandeld door voornoemde [aangever] in zijn gezicht en op zijn achterhoofd te slaan (terwijl zij in de hand waarmee zij voornoemde [aangever] heeft geslagen een bril vasthield).
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 500,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 10 dagen.
7.2
Het oordeel van de politierechter
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte en de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan één en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling door het slachtoffer in zijn gezicht en tegen zijn achterhoofd te slaan. Door zo te handelen heeft zij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daarnaast heeft verdachte tijdens deze ruzie tegen het wiel van de fiets van het slachtoffer getrapt, waarvan zij vond dat die daar niet hoorde te staan, waardoor deze fiets is beschadigd. Zij heeft daarmee schade en overlast voor de gebruiker van de fiets veroorzaakt.
Verder is acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 15 november 2024. Hieruit blijkt dat zij nog niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
De politierechter heeft ook gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS) die de rechtbanken hebben vastgesteld. Het oriëntatiepunt voor een mishandeling met een enkele klap of schop is een geldboete van € 500,-. Hierbij komt dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan de beschadiging van een dure fiets van aangever.
Alles afwegende vindt de politierechter een geldboete van € 750,- een passende straf voor beide feiten.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24c, 57, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De politierechter vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking, en komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Ten aanzien van feit 2:
mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
geldboetevan
€ 750,00(zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 15 (vijftien) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.B.W. Beekman, politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 februari 2025.
[...]