ECLI:NL:RBAMS:2025:9192

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2025
Publicatiedatum
27 november 2025
Zaaknummer
25/5833
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om voorlopige voorziening in verband met dreigende huisuitzetting en bijstandsuitkering

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 28 november 2025, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen. Verzoekster, die in een kwetsbare positie verkeert, heeft een aanvraag voor een bijstandsuitkering ingediend die door het college van burgemeester en wethouders van Diemen is afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoekster een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien zij dreigt te worden uitgezet uit haar woning. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe op basis van een belangenafweging, waarbij de persoonlijke omstandigheden van verzoekster zwaarwegend zijn. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekster actie heeft ondernomen om de ontbrekende Turkse bankafschriften te verkrijgen, maar dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met haar situatie. De voorzieningenrechter schorst het bestreden besluit en bepaalt dat het college voorschotten moet verlenen aan verzoekster, terwijl het college ook in de proceskosten wordt veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 25/5833

uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 november 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. N. Velthorst),
en

het college van burgemeester en wethouders van Diemen

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over een verzoek om een voorlopige voorziening. Het college heeft een aanvraag van verzoekster om een bijstandsuitkering afgewezen. Verzoekster stelt dat zij hiervan grote gevolgen ondervindt en vraagt de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt voorschotten te verstrekken.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek op basis van een belangenafweging toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 30 september 2025 heeft het college de door verzoekster ingediende aanvraag om een bijstandsuitkering afgewezen, omdat verzoekster onvoldoende informatie heeft verstrekt om haar recht op bijstand vast te kunnen stellen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2.1.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 25 november 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster,
[naam] (de bewindvoerder van verzoekster) en de gemachtigde van het college, vergezeld door [de persoon] .

Beoordeling door de voorzieningenrechter

3. Verzoekster ontving tot recent een bijstandsuitkering van het college. Uit een eerder onderzoek van de Sociale Recherche is gebleken dat verzoekster in het bezit is van een aantal Turkse bankrekeningnummers.
3.1.
In het kader van de onderhavige aanvraag om een bijstandsuitkering van 5 juni 2025, heeft het college verzoekster gevraagd om aanvullende gegevens op te sturen. Daarbij gaat het onder andere om een overzicht van af- en bijschrijvingen van alle (buitenlandse) bank- en spaarrekeningen in de periode 1 maart 2025 tot en met 5 juni 2025. Daarbij heeft het college verzoekster uitgenodigd voor gesprekken op 17 juni 2025 en 10 juli 2025.
3.2.
Het college heeft verzoekster vier hersteltermijnen geboden om de gevraagde gegevens op te sturen. Daarbij heeft het college verzoekster over de maanden juni, juli en augustus 2025 voorschotten verstrekt.
3.3.
Omdat verzoekster niet alle gevraagde bewijsstukken heeft ingeleverd, bestaat onvoldoende informatie om het recht op bijstand vast te kunnen stellen. Daarom heeft het college met het bestreden besluit de aanvraag om een bijstandsuitkering afgewezen.
Spoedeisend belang
3.4.
De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed dat vereist.
3.5.
Verzoekster voert in dit verband aan dat zij op dit moment over geen enkel inkomen beschikt, waardoor zij niet kan voorzien in haar eerste levensbehoeften. Daarnaast is sprake van een ontruimingsvonnis van de rechtbank. Op grond van dit vonnis is de woning van verzoekster in beginsel vatbaar voor executie. Naar aanleiding daarvan is een door verzoekster aangevraagd moratorium verleend, dat verzoekster zes maanden uitstel van executie geeft, met als doel binnen deze termijn de schuldhulpverlening op te starten en te stabiliseren. Verzoekster is inmiddels toegelaten tot de schuldhulpverlening, maar zonder bijstandsuitkering is er geen inkomen aanwezig om het traject voort te zetten of te laten slagen. Daarmee is voorzienbaar dat de schuldhulpverlening zal mislukken. Aan het moratorium is bovendien, ter voorkoming van executie van het ontruimingsvonnis, de voorwaarde verbonden dat de lopende huur wordt voldaan. De deurwaarder heeft inmiddels bericht dat verzoekster de huur van november 2025 niet heeft voldaan, waardoor het moratorium is komen te vervallen. Verzoekster kan dus op elk moment uit haar woning worden gezet. Het verlies van de woning zou tot onomkeerbare schade leiden, zowel op sociaal als financieel vlak. Verzoekster en haar twee kinderen zullen op straat belanden.
3.6.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Sprake is van een dreigende uithuiszetting. Omdat verzoekster de huur van november 2025 niet heeft voldaan, is het moratorium komen te vervallen en kan verzoekster uit haar woning worden gezet. Verder is verzoekster toegelaten tot de schuldsanering. Zonder inkomen zal dit traject geen verdere voortgang hebben.
Belangenafweging
3.7.
De voorzieningenrechter zal in deze uitspraak niet vooruitlopen op de beoordeling van het bezwaar door een voorlopig rechtmatigheidsoordeel te geven. In plaats daarvan beslist de voorzieningenrechter op grond van een belangenafweging. De voorzieningenrechter weegt de belangen van verzoekster af tegen het belang dat een bijstandsuitkering alleen wordt uitgekeerd aan degene wiens recht daarop kan worden vastgesteld.
3.8.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat het college zeer coulant is geweest in de behandeling van de aanvraag van verzoekster. De aanvraag dateert van 5 juni 2025. Het college heeft verzoekster drie maanden de tijd gegeven om de Turkse bankafschriften te overleggen, waarbij het – in afwachting van die stukken – voorschotten heeft verstrekt. Het college heeft meerdere suggesties aangedragen om de stukken in handen te krijgen, zoals het machtigen van een advocaat of familielid via het Turkse consulaat. Ondanks de tijd die verzoekster is geboden om de gegevens boven water te krijgen, is dit verzoekster nog niet gelukt.
3.9.
Op de zitting heeft de gemachtigde van verzoekster toegelicht dat er inmiddels concrete stappen gezet zijn om de Turkse bankgegevens in handen te krijgen. De gemachtigde van verzoekster heeft een advocaat met een Turkse achtergrond benaderd, die periodieke overzichten van de bankrekeningen zou kunnen achterhalen. Hiervoor is tussenkomst door het Turkse consulaat nodig. Er is contact opgenomen met het Turkse consulaat en verzoekster heeft haar gegevens en legitimatie ingeleverd. Het consulaat heeft medegedeeld dat het verzoek in behandeling is.
3.10.
De gemachtigde en de bewindvoerder van verzoekster hebben er verder op gewezen dat verzoekster zich in een kwetsbare positie bevindt. Zij staat onder beschermingsbewind, is niet zelfredzaam en heeft een zoon met psychische klachten. Verzoekster is niet goed in staat haar belangen te behartigen en het is voor haar bewindvoerder onder meer in verband met een wisseling van bewindvoerder ook lastig gebleken om tot de bodem uit te zoeken hoe de vermogensrechtelijke situatie van verzoekster in elkaar steekt.
3.11.
Het college stelt zich op het standpunt dat al bij een gesprek in juni 2025 aan verzoekster is voorgesteld om het Turkse consulaat te benaderen. Het college vindt dat aan verzoekster voldoende mogelijkheden zijn geboden om de gevraagde stukken boven water te krijgen en te overleggen. Volgens het college bestaat dan ook geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening.
3.12.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van verzoekster bij het toekennen van een voorschot in afwachting van het onderzoek naar de nog te overleggen stukken in de bezwaarfase zwaarder weegt dan het belang van het college. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
3.13.
Weliswaar heeft het college geboden om de ontbrekende gegevens in te dienen en heeft verzoekster hier steken laten vallen, maar dit is op zichzelf onvoldoende reden om het verzoek om voorlopige voorziening af te wijzen. Daarvoor acht de voorzieningenrechter de persoonlijke omstandigheden van verzoekster redengevend. Inmiddels heeft verzoekster actie ondernomen door het Turkse consulaat te benaderen. Het is nog niet exact duidelijk hoe lang het gaat duren totdat hiermee de gevraagde gegevens verkregen worden, maar verzoekster heeft – anders dan eerder in het traject – nu wel concrete stappen gezet. De rechtbank heeft een ontruimingsvonnis gewezen. Op grond van dit vonnis kan verzoekster uit haar woning worden gezet. De voorzieningenrechter acht het zeer onwenselijk als verzoekster en haar twee kinderen op straat komen te staan. Het college heeft op de zitting het standpunt ingenomen dat de zoon en dochter van verzoekster de ontruiming kunnen voorkomen omdat zij inkomsten hebben waarmee de huur kan worden betaald. Dit standpunt heeft verzoekster echter gemotiveerd betwist. Op het inkomen van de zoon ligt beslag, waardoor maandelijks slechts € 600,- overblijft, en de dochter van verzoekster is weliswaar aan het solliciteren, maar heeft geen inkomsten. Gelet op het voorgaande acht de voorzieningenrechter het van belang dat in afwachting van de gegevens over de Turkse bankrekeningen, net als in de maanden juni tot en met augustus, voorschotten aan verzoekster worden verstrekt. De voorzieningenrechter acht het daarbij van groot belang dat nog voordat het college een beslissing neemt op het bezwaar van verzoekster, duidelijkheid ontstaat over de inkomens- en vermogenspositie van verzoekster.
3.14.
De voorzieningenrechter treft een voorlopige voorziening die ertoe strekt dat het bestreden besluit wordt geschorst tot zes weken na de nog te nemen beslissing op bezwaar. Daarnaast wijst de voorzieningenrechter het verzoek tot voorschotverlening toe. De voorzieningenrechter zal bepalen dat het college met ingang van 16 oktober 2025, de datum waarop verzoekster het verzoek om voorlopige voorziening heeft ingediend, een voorschot verleent aan verzoekster van 90% van de netto bijstandsnorm voor een alleenstaande, zoals eerder ook als voorschot aan verzoekster is toegekend. Als echter na onderzoek van het college blijkt dat verzoekster, gelet op haar inkomens- en vermogenspositie, geen recht op bijstand heeft, zal zij dit voorschot aan het college mogelijk moeten terugbetalen.
3.15.
Tot slot vindt de voorzieningenrechter het volgende nog van belang. Het feit dat verzoekster nu tot zes weken na de beslissing op een bezwaar een voorschot op haar bijstandsuitkering ontvangt, betekent niet dat verzoekster de komende tijd achterover kan leunen. De voorzieningenrechter spoort verzoekster en haar bewindvoerder aan om zelf ook actief actie te ondernemen om de gevraagde gegevens boven water te krijgen.

Conclusie en gevolgen

4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe.
4.1.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding te bepalen dat het college het griffierecht moet vergoeden en dat verzoekster ook een vergoeding krijgt van haar proceskosten. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en aan de zitting deelgenomen. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 907,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
- schorst het bestreden besluit van 30 september 2025 tot zes weken na de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat het college met ingang van 16 oktober 2025 voorschotten verleent aan verzoekster naar 90% van de netto bijstandsnorm voor een alleenstaande tot zes weken na de datum van de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat het college aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht van € 53,- vergoedt;
- veroordeelt het college in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Vriethoff, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C.J. van ‘t Hoff, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 28 november 2025.
griffier
voorzieningenrechter
d
e voorzieningenrechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.