ECLI:NL:RBAMS:2025:9038

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 november 2025
Publicatiedatum
24 november 2025
Zaaknummer
13/300539-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereidingshandelingen voor de vervaardiging van amfetamine en/of metamfetamine

Op 20 november 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de vervaardiging van amfetamine en/of metamfetamine. De verdachte, geboren in 1994 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van het aannemen van een levering van 1300 kg BMK-glycidezuur van een koerier en het vervoeren van deze stof naar een andere locatie. De rechtbank heeft op basis van het bewijs vastgesteld dat de verdachte op 19 september 2024 in Diemen en Amsterdam, in een Mercedes Sprinter, deze stof voorhanden heeft gehad, terwijl hij ernstige redenen had om te vermoeden dat deze bestemd was voor het plegen van een strafbaar feit onder de Opiumwet.

Tijdens de zitting op 6 november 2025 heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van beide feiten. De rechtbank heeft geoordeeld dat feit 2 niet bewezen kon worden en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. Echter, feit 1 werd wel bewezen geacht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de rol van de verdachte als 'vervoerder' en zijn status als first offender. De rechtbank heeft ook de maatschappelijke impact van de drugshandel en de ernst van de feiten in overweging genomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/300539-24
Datum uitspraak: 20 november 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 november 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. T.M. van Wanrooij, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. C.C. Polat, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 19 september 2024 te Diemen en/of Amsterdam, althans in Nederland (in een voertuig (Mercedes Sprinter, met kenteken [kenteken 1] )),
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk meermalen, althans eenmaal (telkens),
om (een) feit(en), bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van een of meer (grote) hoeveelheden amfetamine en/of MDMA en/of één of meerdere ander(e) stof(fen), in elk geval (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine en/of MDMA en/of één of meerdere ander(e) stof(fen) zijnde (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, toen aldaar in een voertuig (Mercedes Sprinter, met kenteken [kenteken 1] ), aldaar, voorwerpen en/of stoffen, te weten
- 55 dozen, althans één of meerdere dozen, met in totaal 1300 kg, althans een hoeveelheid, BMK-glycidezuur (2-methyl-3-fenyloxiraan-2-carbonzuur),
voor het vervaardigen van amfetamine en/of MDMA en/of een of meer ander(e) middel(en)/stof(fen) als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
2.
hij op of omstreeks 19 september 2024 te Diemen en/of Amsterdam, althans in Nederland,
- opzettelijk een (grote) hoeveelheid van BMK (1-Fenyl-2-Propanon), te weten 1300 kilogram BMK, zijnde (een) geregistreerde stof van artikel 1, onder 1, van de bijlage bij de Aanwijzingsregeling drugsprecursoren als bedoeld in artikel 4a, onder 1, van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën,
(telkens) opzettelijk, anders dan als houder(s) van een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Wet Voorkoming misbruik chemicaliën en anders dan als perso(o)n(en) of instelling(en) als bedoeld in artikel 4 die Wet, in te voeren en/of uit te voeren en/of te vervoeren en/of voorhanden heeft gehad.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 2, omdat de stof BMK-glycidezuur niet is opgenomen in de lijst in de bijlage van de aanwijzingsregeling drugsprecursoren. Feit 1 kan wel worden bewezen. De officier van justitie heeft daartoe de relevante bewijsmiddelen opgesomd.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van beide feiten moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 1 kan niet worden bewezen dat verdachte opzet had op het voorhanden hebben van drugsprecursoren, omdat hij geen wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de 1300 kilogram BMK-glycidezuur in de Mercedes-bus. Feit 2 kan niet worden bewezen, omdat de stof BMK-glycidezuur niet is opgenomen in de lijst in de bijlage van de aanwijzingsregeling drugsprecursoren.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak van feit 2
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat feit 2 niet bewezen is. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
3.3.2.
Oordeel over feit 1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Op 19 september 2024 kreeg de politie een melding dat een koerier een bestelling moest afleveren op de [straat 1] in Amsterdam, maar dat de persoon op dat adres van niets wist. Vervolgens moest de bestelling die op pallets stond worden overgeladen in een andere bestelbus met kenteken [kenteken 1] . De koerier vertrouwde de situatie niet en heeft een doos van de lading geopend. In de doos zat een zak met wit poeder. Vervolgens is de politie gebeld. [2]
De verbalisanten die vervolgens naar de [straat 2] zijn gegaan, hoorden over de portofoon dat de bestelbus met kenteken [kenteken 1] , een Mercedes Sprinter, was aangetroffen bij het adres [adres] in Diemen. Toen het terrein van [adres] werd afgezet, kwam er een zwarte Volvo het terrein op rijden. In deze Volvo zaten verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . [3] Tijdens de fouillering haalde verdachte een autosleutel van het merk Audi uit zijn zak. Deze autosleutel hoorde bij een Audi met kenteken [kenteken 2] , die op het terrein geparkeerd stond. [4] In deze Audi werd de sleutel van de Mercedes Sprinter aangetroffen. [5]
De Mercedes Sprinter is doorzocht. In de laadruimte zijn pallets aangetroffen met daarop in totaal 55 dozen. Deze dozen hadden een totaal gewicht van 1300 kilogram. [6] Uit diverse dozen is een monster genomen. [7] Uit het onderzoek van het NFI is naar voren gekomen dat de afgenomen monsters uit die dozen een zout van BMK-glycidezuur ' (2-methyl-3-fenyloxiraan-
2-carbonzuur) bevatten. Zouten van BMK-glycidezuur worden gebruikt voor het vervaardigen van BMK (benzylmethylketon), een grondstof voor amfetamine en methamfetamine. [8]
De koerier van de bestelling, [getuige] , is als getuige gehoord. Hij heeft verklaard dat hij twee pallets met dozen moest afleveren bij ‘ [naam 1] ’ op het adres [straat 1] , maar dat de persoon die op dat adres was van niets wist. Voordat hij de planning wilde bellen over de bestelling, kwam een jonge man naast zijn auto staan. De jongen zei dat hij wat spullen van [getuige] kwam overnemen. Toen [getuige] vroeg van welk bedrijf hij was antwoordde de jongen:
‘Ja wij zitten hier boven’. [getuige] vroeg of hij werkte bij ‘ [bedrijf] ’, waarop de jongen bevestigend antwoordde. [getuige] wist echter dat de jongen niet bij dat bedrijf werkte, omdat hij alle mensen daar kende. De jongen zei:
“Mijn busje staat daar”en hij wees naar een busje. Toen [getuige] vroeg wat hij kwam ophalen, noemde de man de naam
‘ [naam 1] ’. Op de vraag wie de afzender was kon de man niet direct antwoord geven. Uiteindelijk kwam hij met de goede naam van de afzender. [getuige] heeft toen gezegd dat de jongen de bestelling mee mocht nemen. Toen de jongen bezig was om een van de pallets in zijn voertuig te slepen, heeft [getuige] een doos van de bestelling opengesneden omdat hij dacht dat er iets niet klopte. Toen hij vervolgens zag dat er wit poeder in de doos zat, is hij om de hoek gaan staan. Hij heeft toen de planning gebeld, zodat zij met spoed de politie konden bellen. Vervolgens is de tweede pallet in de bestelbus met kenteken [kenteken 1] van de jongen geladen en de jongen is weggereden in de richting van Diemen. [9]
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij de persoon is die de bestelling van de koerier heeft overgenomen bij de [straat 1] en dat hij de bestelling in zijn eentje in de Mercedes Sprinter naar [adres] in Diemen heeft vervoerd. [10]
Stof bestemd voor de vervaardiging van amfetamine en methamfetamine
In de Mercedes Sprinter zijn 55 dozen met daarin een zout van BMK-glycidezuur aangetroffen. Deze stof is nodig voor de vervaardiging van amfetamine en methamfetamine en het voorhanden hebben ervan kan dan ook in beginsel worden gekwalificeerd als voorbereidingshandeling voor de vervaardiging van die verdovende middelen.
Wetenschap van de aanwezigheid van de stof
Verdachte ontkent dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van BMK-glycidezuur in de Mercedes Sprinter. Hij heeft verklaard dat een kennis, van wie hij de naam niet wil noemen, hem had gevraagd om de bestelling op te halen. Verdachte wist niet hoe laat de bestelling afgeleverd zou worden. Hij moest bij de Daalwijkdreef wachten tot de koerier zou komen. Hij heeft de koerier vervolgens aangesproken en een naam doorgegeven.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het voorhanden hebben van een stof bestemd voor het vervaardigen van stoffen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijsten. Allereerst is van belang dat bij de aflevering van de bestelling gebruik is gemaakt van de naam ‘ [naam 1] ’ en een vals adres ( [straat 1] in Amsterdam). Verdachte heeft de koerier op straat aangesproken en gezegd dat hij wat spullen van hem kwam overnemen. Verdachte bevestigde desgevraagd dat hij bij ‘ [bedrijf] ’ werkte en hij heeft vervolgens de naam ‘ [naam 1] ’ genoemd. Vervolgens heeft hij pallets met daarop 55 dozen van in totaal 1300 kilogram in zijn bestelbus geladen. Verdachte heeft niet willen verklaren voor wie hij de bestelling moest ophalen.
De rechtbank is op grond van voornoemde omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, van oordeel dat verdachte (ten minste) bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er stoffen voor de vervaardiging van drugs in de dozen zaten. Gelet op het feit dat verdachte deze stoffen in de Mercedes Sprinter heeft geladen en vervolgens naar [adres] in Diemen heeft vervoerd, kon hij hierover beschikken.
Geen medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en (een) ander(en). Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het ten laste gelegde medeplegen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3.3.2. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 19 september 2024 te Diemen en Amsterdam, in een voertuig (Mercedes Sprinter, met kenteken [kenteken 1] ),
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen van (grote) hoeveelheden amfetamine en/of één andere stof, zijnde middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, toen aldaar in een voertuig (Mercedes Sprinter, met kenteken [kenteken 1] ), aldaar, stoffen, te weten
- 55 dozen met in totaal 1300 kg BMK-glycidezuur (2-methyl-3-fenyloxiraan-2-carbonzuur),
voor het vervaardigen van amfetamine en/of een ander middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte ernstige redenen had te vermoeden, dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om in strafmatigende zin rekening te houden met de rol van verdachte, nu uit het dossier blijkt dat hij slechts een loopjongen was. Verdachte heeft geen strafblad en hij heeft zijn leven op orde. Volgens de raadsman moet een groot gedeelte van de straf in voorwaardelijke zin worden opgelegd, zodat wordt voorkomen dat verdachte zich nog eens laat verleiden om de fout in te gaan. Tot slot heeft de verdediging verzocht om het bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen wegens het gebrek aan gronden, dan wel de schorsing na de uitspraak door te laten lopen.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen voor de vervaardiging van amfetamine en/of metamfetamine. Hij heeft een levering van 1300 kilogram BMK-glycidezuur aangenomen van een koerier en deze vervolgens naar een andere locatie vervoerd.
Verdachte heeft zich begeven op het terrein van de productie van en handel in synthetische drugs. De productie van en handel in synthetische drugs gaan gepaard met vele vormen van ernstige criminaliteit en dit heeft een ontwrichtende werking op de samenleving. Het is algemeen bekend dat synthetische drugs schadelijke gevolgen hebben voor de volksgezondheid en tot ernstige verslavingsproblematiek kunnen leiden met alle gevolgen van dien. Ook gaat de productie van synthetische drugs gepaard met de illegale lozing van drugsafval, wat grote schade aan het milieu toebrengt en tot hoge kosten leidt bij de sanering daarvan. Drugscriminaliteit leidt tot ondermijning, waarbij de grens tussen de onderwereld en de bovenwereld vervaagt doordat grote hoeveelheden crimineel geld via witwassen de maatschappij in worden gepompt. Door de strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen is tot uiting gebracht dat tegen drugshandel, ook wanneer deze zich nog in de voorbereidende fase bevindt, hard dient te worden opgetreden.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 25 september 2025. Hieruit blijkt dat verdachte (afgezien van een veroordeling uit 2014) niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. De rechtbank beschouwt verdachte daarom als een first offender.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 22 mei 2025.
Volgens de reclassering is er bij de meeste leefgebieden sprake van voldoende stabiliteit. Ondanks het feit dat de reclassering risico’s ziet op het gebied van de financiën en het sociale netwerk van verdachte, zijn interventies of een toezicht niet nodig. Bij een veroordeling wordt daarom geadviseerd om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op de aard en ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat alleen oplegging van een gevangenisstraf passend is. De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met het feit dat hij een kleine rol lijkt te hebben vervuld. Uit het dossier is niet gebleken dat verdachte een grotere rol had dan de rol van ‘vervoerder’ en op enigerlei wijze betrokken was bij de productie van de amfetamine. De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde straf daarom aan de hoge kant.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar passend en geboden is. De rechtbank acht een voorwaardelijk strafdeel noodzakelijk om verdachte er in de toekomst van te weerhouden om wederom de fout in te gaan.

8.Beslag

Onder verdachte is een voertuig met kenteken [kenteken 1] (goednummer 6446687) in beslag genomen. De rechtbank is van oordeel dat dit voertuig moet worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, stoffen voorhanden hebben, waarvan hij ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat
een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Gelast dat ten behoeve van de rechthebbende wordt bewaard:
- 1 STK Personenauto [kenteken 1] (goednummer 6446687)
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. E. Biçer en B.J. Blok, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Gerven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 november 2025.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hiernavolgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.PV van bevindingen met nummer 2024223632-3 van 19 september 2024, p. B 001 (bovenaan) en PV van bevindingen met nummer 2024223632-21 van 19 september 2024, p. B 041 (bovenaan).
3.PV van bevindingen met nummer 2024223632-3 van 19 september 2024, p. B 001 t/m B 002 (bovenaan).
4.PV van bevindingen met nummer 2024223632-11 van 19 september 2024, p. B 017 (onderaan) t/m B 018 (midden).
5.PV van bevindingen met nummer 2024223632-10 van 19 september 2024, p. B 051 (zesde alinea).
6.PV van bevindingen met documentcode 19954245 van 20 september 2024, p. B 117 t/m B 119.
7.PV van bevindingen met nummer 2024223632-58 van 3 november 2025, ongenummerd.
8.Een rapport identificatie van drugs van het Nederlands Forensisch Instituut met rapportnummer 2025.05.01.132 van 27 mei 2025, opgemaakt door [naam 2] , p. B 226 t/m B 227.
9.PV van verhoor getuige met nummer 2024223632-2 van 19 september 2024, p. B 145 en B 146.
10.Verklaring van verdachte op de zitting van 6 november 2025.