In deze zaak heeft verzoeker, aangeduid als [verzoeker 1], een verzoek ingediend bij de Rechtbank Amsterdam voor een voorlopig getuigenverhoor. Dit verzoek is gedaan in het kader van een civiele procedure waarin verzoeker stelt dat hij door [verweerder 1] is opgelicht. De feiten van de zaak zijn als volgt: [verweerder 1] heeft in januari 2024 een lening van één miljoen euro aangevraagd bij [verzoeker 1] voor de aankoop van een vakantievilla in Frankrijk. De leningsovereenkomst werd op 22 januari 2024 ondertekend, maar de lening is nooit terugbetaald. Verzoeker heeft conservatoir beslag gelegd op de bezittingen van [verweerder 1] en [verweerder 2], die getrouwd zijn. Verzoeker heeft sterke aanwijzingen dat [verweerder 2] betrokken is bij de oplichting en dat er vermogen van [verweerder 1] naar [verweerder 2] is overgeheveld om schuldeisers te ontlopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen verweer is gevoerd door de verweerders tegen het verzoek van [verzoeker 1]. De rechtbank heeft het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toegewezen, omdat het verzoek voldoet aan de wettelijke vereisten en er geen afwijzingsgronden zijn. De rechtbank heeft een rechter-commissaris benoemd en het getuigenverhoor zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw te Amsterdam. De beschikking is gegeven door mr. B.M. Visser en is openbaar uitgesproken op 13 februari 2025.