Op 13 november 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Procureur van de Republiek te Bobigny, Frankrijk. De zaak betreft een opgeëiste persoon, geboren in Suriname, die gedetineerd was in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB in verschillende zittingen besproken, waarbij de detentieomstandigheden in Frankrijk centraal stonden. Tijdens de zittingen op 26 augustus, 10 september, en 15 oktober 2025 zijn er vragen gesteld over de detentieomstandigheden, en is de termijn voor uitspraak meerdere keren verlengd. Op 24 september 2025 heeft de rechtbank een tussenuitspraak gedaan waarin werd geoordeeld dat er een individueel reëel gevaar bestond voor schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft de beslissing over de overlevering aangehouden en een redelijke termijn gesteld om te kijken of er wijzigingen in de omstandigheden zouden optreden. Op 5 november 2025 heeft het Franse ministerie van Justitie aanvullende informatie verstrekt, maar deze bood geen garanties over de detentieomstandigheden. Uiteindelijk heeft de rechtbank op 13 november 2025 geoordeeld dat er geen sprake was van een wijziging van omstandigheden en heeft zij geen gevolg gegeven aan het EAB. De officier van justitie werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot behandeling van het EAB, en de overleveringsdetentie werd opgeheven.