ECLI:NL:RBAMS:2025:8891

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 november 2025
Publicatiedatum
18 november 2025
Zaaknummer
25/6372
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake sluiting schuur na vondst van drugs en wapen

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 14 november 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld. Verzoekster, vertegenwoordigd door mr. S.R. Heerenveen, heeft bezwaar gemaakt tegen de sluiting van haar schuur door de burgemeester van Amsterdam, die op 17 oktober 2025 is opgelegd na het aantreffen van harddrugs en een Kalasjnikov. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek kennelijk ongegrond is en doet uitspraak zonder zitting, omdat er geen spoedeisend belang is aangetoond. Verzoekster stelt dat de sluiting ingrijpende gevolgen heeft voor haar gezin, maar de voorzieningenrechter concludeert dat de burgemeester de sluiting heeft opgelegd ter voorkoming van toekomstige overlast en dat de afweging van de burgemeester niet onevenredig is. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 25/6372

uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 november 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. S.R. Heerenveen),
en

de burgemeester van Amsterdam, verweerder (hierna: de burgemeester)

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening. Het oordeel van de voorzieningenrechter bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
1.2.
Omdat het verzoek kennelijk ongegrond is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk ongegrond is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Met het bestreden besluit van 17 oktober 2025 heeft de burgemeester de schuur behorende bij de woning aan de [adres] te [woonplaats] voor de duur van drie maanden gesloten
.De burgemeester is hier op grond van artikel 13b Opiumwet toe overgegaan na het aantreffen van onder meer handelshoeveelheden harddrugs, een Kalasjnikov en munitie.
3. Verzoeker heeft hiertegen op 12 november 2025 bezwaar gemaakt en op diezelfde dag de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
4. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist.
5. De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat het verzoek om een voorlopige voorziening dateert van bijna een maand na het bevel tot sluiting. Dat wijst niet op voorhand op een spoedeisend karakter ervan.
6. Verzoekster voert aan dat de gevolgen van de sluiting van de schuur zeer ingrijpend zijn, zowel praktisch als financieel. Verzoekster maakt dagelijks gebruik van haar schuur voor het plaatsen van meerdere koelkasten, die noodzakelijk zijn voor de voeding en verzorging van haar gezin. In de woning is hiervoor geen ruimte beschikbaar. Daarnaast bevinden zich in de schuur oplaadpunten die gebruikt moeten kunnen worden voor het opladen van de (elektrische) fietsen voor haar en haar gezinsleden. Verzoekster heeft niet de mogelijkheid om deze voorzieningen elders onder te brengen; het huren van een opslagruimte is financieel onhaalbaar en bovendien niet in de directe nabijheid van de
woning, waardoor het praktisch onmogelijk is de dagelijkse gezinsvoorziening op peil te
houden. Verzoekster stelt verder dat de in de schuur aangetroffen zaken zich daar bevonden buiten haar wetenschap.
7. Uit hetgeen naar voren is gebracht door verzoekster blijkt niet van een voldoende spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. Daarbij stelt de voorzieningenrechter voorop dat het bij de sluiting van de schuur niet gaat om een maatregel ter bestraffing van de dader, maar in het kader van de Opiumwet ter voorkoming van toekomstige overlast. De stelling dat verzoekster geen weet had van de door de politie in de schuur aangetroffen en in beslag genomen zaken verdraagt zich overigens ook bepaald niet zonder meer tot het gebruik van de schuur zoals zij dat heeft geschetst. Maar zelfs al zou vast staan dat eiseres geen kennis droeg van de aangetroffen zaken, staat dat aan de bevoegdheid tot sluiting niet in de weg.
8. De wet en/of de evenredigheid verplicht de burgemeester niet om de eigenaar van het gesloten pand te vrijwaren van alle ongemak. De burgemeester heeft de sluiting wel beperkt tot de schuur en de woning van verzoekster daarbuiten gelaten, ook al gaat het om handelshoeveelheden harddrugs en een automatisch vuurwapen. Daar mag de burgemeester (ook) met het oog op de openbare orde zeer zwaar aan tillen.
9. De door de burgemeester gemaakte afweging is dan bepaald niet onevenredig te achten. Verzoekster heeft ook op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat in weerwil van de beoordeling door de burgemeester voor de door haar geschetste problemen geen oplossingen zijn te vinden.

Conclusie en gevolgen

10. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P. Tanis, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 14 november 2025.
De rechter is verhinderddeze uitspraak te ondertekenen
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.