In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en Hoist Finance AB. [Eiser] had verzocht om de verwijdering van een BKR-registratie, die volgens haar onrechtmatig was. De rechtbank oordeelde dat de registratie rechtmatig was en dat [eiser] onvoldoende had aangetoond dat er sprake was van een stabiele financiële situatie. De rechtbank benadrukte dat de belangen van Hoist bij het handhaven van de registratie zwaarder wogen dan die van [eiser]. De rechtbank wees de vorderingen van [eiser] af en veroordeelde haar in de proceskosten. De uitspraak is gedaan in het kader van civiel recht en verbintenissenrecht, waarbij de rechtbank de relevante wetgeving, zoals de AVG, in acht nam. De zaak illustreert de strikte eisen die aan verzoeken tot verwijdering van BKR-registraties worden gesteld, vooral in het licht van de bescherming van kredietverstrekkers en de noodzaak om overkreditering te voorkomen.