ECLI:NL:RBAMS:2025:8801

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 november 2025
Publicatiedatum
17 november 2025
Zaaknummer
13/159566-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Frankrijk

Op 12 november 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door Frankrijk was uitgevaardigd. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Nigeria, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op verschillende zittingen aangehouden, onder andere vanwege het ontbreken van een tolk en het wachten op antwoorden van de Franse autoriteiten over de detentieomstandigheden. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak over de overlevering meerdere keren verlengd, omdat er zorgen waren over de detentieomstandigheden in Frankrijk, met name de ruimte die de opgeëiste persoon zou hebben in de gevangenis. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een individueel gevaar bestaat voor schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon, indien hij zou worden overgeleverd aan Frankrijk. De rechtbank heeft de beslissing over de overlevering aangehouden en een redelijke termijn van veertien dagen gesteld voor de Franse autoriteiten om aanvullende informatie te verstrekken. De zaak zal opnieuw worden behandeld op 26 november 2025 of uiterlijk tien dagen daarna, afhankelijk van de ontvangen informatie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/159566-25
Datum uitspraak: 12 november 2025
TUSSEN-
UITSPRAAK
op de vordering van 30 mei 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 21 april 2025 door
le tribunal judiciaire de Marseille, Frankrijk, (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] (Nigeria),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in [detentieadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De zitting van 15 juli 2025
De behandeling van het EAB is aangevangen op de zitting van 15 juli 2025, in aanwezigheid van mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.A.C. de Vilder-Van Overmeire, advocaat in Amsterdam. De behandeling van het EAB is voor bepaalde tijd aangehouden omdat het niet was gelukt om een tolk op te roepen voor de zitting. Daarnaast was er nog geen antwoord van de uitvaardigende justitiële autoriteit ontvangen op de gestelde vragen over de detentieomstandigheden.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2] Daarnaast heeft de rechtbank op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW de beslistermijn nogmaals met dertig dagen — ingaand op het moment waarop de termijn van negentig dagen verstrijkt —
verlengd onder gelijktijdige verlenging van de overleveringsdetentie met dertig dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
De zitting van 26 augustus 2025
De behandeling van het EAB is met toestemming van partijen in gewijzigde samenstelling voortgezet op de zitting van 26 augustus 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.A.C. de Vilder-Van Overmeire. De behandeling van het EAB is voor bepaalde tijd aangehouden omdat het wederom niet was gelukt om een tolk op te roepen voor de zitting.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering op grond van artikel 22, vijfde lid, van de OLW met dertig dagen verlengd.
De zitting van 10 september 2025
De behandeling van het EAB is met toestemming van partijen in gewijzigde samenstelling voortgezet op de zitting van 10 september 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.A.C. de Vilder-Van Overmeire, en door een tolk in de Franse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd op grond van artikel 22, vijfde lid, van de OLW onder gelijktijdige verlenging van de overleveringsdetentie met dertig dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
Tussenuitspraak
Bij tussenuitspraak van 24 september 2025 [3] heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting heropend en geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen vragen voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit over de detentieomstandigheden voor de opgeëiste persoon in Frankrijk.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste en derde lid, OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met dertig dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding met dertig dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting 29 oktober 2025
De behandeling van het EAB is, met instemming van partijen, in gewijzigde samenstelling, voortgezet op de zitting van 29 oktober 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.A.C. de Vilder-Van Overmeire en door een tolk in de Engelse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nigeriaanse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak van 24 september 2025

Bij tussenuitspraak van 24 september 2025 heeft de rechtbank al geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB en de strafbaarheid van het feit. Die overwegingen moeten hier als herhaald en ingelast worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW

Inleiding
De rechtbank verwijst naar haar overwegingen in de tussenuitspraak van 24 september 2025
ten aanzien van de detentieomstandigheden, die hier als herhaald en ingelast moeten worden beschouwd.
In de tussenuitspraak van 24 september 2025 heeft de rechtbank de officier van justitie in de gelegenheid gesteld om de door de rechtbank (onder punt 5 van die tussenuitspraak) geformuleerde vragen voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. Per brief van 6 oktober 2025 heeft
the Head of the International Criminal Assistance Officedeze vragen als volgt beantwoord:
“(...)
In response, it should be noted that, given the current occupancy rate in the women's wing of Nice Prison, the French authorities are unable to guarantee that [de opgeëiste persoon] will have at least 3 m² of personal space, excluding sanitary facilities, in a shared cell in this establishment.
However, we refer to the information provided in the previous letter, which states that [de opgeëiste persoon] will have access, if she so wishes, to daily exercise periods, cultural and sporting activities and healthcare, all of which contribute to decent conditions of detention.
As for questions regarding the conditions of detention she would face if she requested to be incarcerated in the men's wing, we are unable to answer them, as we cannot guarantee, on the one hand, what the multidisciplinary commission's response to this change of wing would be and, on the other hand, which prison [de opgeëiste persoon] would be transferred to following a favourable opinion from this commission.
The French Ministry of Justice reaffirms that it will do everything in its power to ensure that European detention standards are respected in the event of [de opgeëiste persoon] 's incarceration in Nice prison."
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat geen gevolg moet worden gegeven aan het EAB. Met de aanvullende informatie van 6 oktober 2025 is het individuele gevaar niet weggenomen voor de opgeëiste persoon. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat er nog een wijziging in de omstandigheden komt binnen een redelijke termijn, gelet op de bewoordingen in de aanvullende informatie.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de rechtbank de beslissing op het EAB aan te houden en nog een redelijke termijn te stellen voor de Franse autoriteiten om alsnog het individuele gevaar voor de opgeëiste persoon weg te nemen.
Oordeel van de rechtbank
Uit de aanvullende informatie van 6 oktober 2025 blijkt dat de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd op de vrouwenafdeling van het Huis van Bewaring in Nice. Voor die afdeling heeft de rechtbank in de tussenuitspraak van 24 september 2025 een algemeen gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest) aangenomen. De aanvullende informatie van 6 oktober 2025 vermeldt dat er – gelet op de overbevolkingsproblematiek – niet kan worden gegarandeerd dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Frankrijk minimaal 3 m2 persoonlijke ruimte tot zijn beschikking zal hebben. De rechtbank stelt op basis van de verstrekte informatie vast dat ook niet is gebleken dat de persoonlijke ruimte enkel voor korte tijd, bij gelegenheid en in geringe mate wordt gereduceerd ten opzichte van de vereiste minimale ondergrens van 3 m2.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat voor de opgeëiste persoon het vastgestelde algemene gevaar van schending van zijn grondrechten wegens de detentieomstandigheden in Frankrijk niet is weggenomen. De rechtbank stelt dan ook vast dat er voor de opgeëiste persoon een individueel gevaar van schending van zijn grondrechten bestaat als de overlevering zou worden toegestaan.
Dat betekent dat de rechtbank de beslissing moet aanhouden op grond van artikel 11, tweede lid, OLW, tenzij evident is dat het gevaar niet binnen een redelijke termijn zal worden weggenomen als gevolg van een wijziging van de omstandigheden. In dat laatste geval zou de rechtbank direct geen gevolg kunnen geven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk kunnen verklaren. De rechtbank is, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat die situatie hier niet aan de orde is. De rechtbank acht het niet ondenkbaar dat de hiervoor bedoelde wijziging van de omstandigheden zich binnen afzienbare tijd voordoet. In het bijzonder kan dat het geval zijn als de Franse autoriteiten alsnog nadere informatie verstrekken over eventuele compenserende factoren [4] gedurende de periode dat de opgeëiste persoon minder dan 3 m2 persoonlijke ruimte tot zijn beschikking zal hebben op de vrouwenafdeling in Nice, over de duur van de overplaatsingsprocedure voor de multidisciplinaire commissie in verband met de transitie van de opgeëiste persoon, en, voor zover de overplaatsingsprocedure binnen een periode van enkele weken tot een maand kan worden afgerond, de omstandigheden in de detentie-instelling waar de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid terecht zou komen als de opgeëiste persoon van een vrouwen- naar een mannenafdeling wordt overgeplaatst.
Dit betekent dat de rechtbank de beslissing over de overlevering op grond van artikel 11, tweede lid, OLW aanhoudt. Omdat het IRC al herhaaldelijk heeft verzocht om aanvullende informatie, zal de rechtbank ingevolge artikel 11, vierde lid, OLW, de redelijke termijn vaststellen op veertien dagen. De voortzetting van de zaak zal worden ingepland op de eerst mogelijke zittingsdag na het einde van deze termijn (op 26 november 2025) of uiterlijk tien dagen daarna, zodat kan worden nagegaan of een wijziging van de omstandigheden is opgetreden. Wanneer dit niet het geval is, zal op grond van artikel 11, eerste lid, OLW geen gevolg worden gegeven aan het EAB.

5.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek voor onbepaalde tijd en bepaalt dat de zaak opnieuw wordt ingepland op een zitting op 26 november 2025 of uiterlijk tien dagen daarna;
HOUDT AANde beslissing over de overlevering op grond van artikel 11, tweede lid, OLW;
VERLENGTop grond van artikel 22, vierde lid, sub c, OLW de termijn waarbinnen zij op grond van het derde lid van dit artikel uitspraak moet doen met zestig dagen (eindigend op 16 januari 2026), omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen;
VERLENGTop grond van artikel 27, derde lid, OLW de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon met zestig dagen;
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving aan zijn raadsvrouw;
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Engelse, Franse of Nigeriaanse
(Igbo) taal tegen de nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. M. Scheeper en C.M.S. Loven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.F.A. Reuvekamp, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 12 november 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie 15 oktober 2019, ECLI:EU:C:2019:857 (Dorobantu), punt 73.