ECLI:NL:RBAMS:2025:8795

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 november 2025
Publicatiedatum
17 november 2025
Zaaknummer
13-118069-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor de invoer en het vervoer van cocaïne en het voorhanden hebben van vuurwapens

Op 14 november 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 32-jarige man, die werd beschuldigd van het medeplegen van de invoer en het vervoer van 23,41 kilogram cocaïne, evenals het medeplegen van het voorhanden hebben van drie vuurwapens met bijbehorende munitie. De verdachte werd niet ter terechtzitting gezien, maar zijn raadsvrouw was aanwezig. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de drugshandel, gebaseerd op getuigenissen, ANPR-gegevens en communicatie met medeverdachten. De rechtbank achtte de feiten bewezen en legde een gevangenisstraf op van zes jaar en tien maanden, met aftrek van voorarrest, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, de rol van de verdachte in de internationale drugshandel en het risico dat het voorhanden hebben van vuurwapens met zich meebrengt voor de samenleving. De uitspraak werd gedaan in het kader van de artikelen 33, 33a, 47, 55 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/118069-23
Datum uitspraak: 14 november 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1993 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 oktober 2025. Verdachte is – hoewel de dagvaarding op de bij de wet voorgeschreven wijze is betekend en er een afschrift hiervan naar zijn adres is verzonden – niet ter terechtzitting verschenen. Zijn raadsvrouw, mr. T.T.H.M. Bruers, die waarneemt voor mr. J. Leyten, is ter terechtzitting wel verschenen. Zij heeft echter verklaard dat zij niet uitdrukkelijk door verdachte is gemachtigd om hem ter terechtzitting te verdedigen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Refos.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 6 mei 2023 heeft schuldig gemaakt aan het:
Feit 1:
medeplegen van de invoer van 23,41 kilogram cocaïne in Hazeldonk en/of Amsterdam;
Feit 2:
medeplegen van het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, dan wel aanwezig hebben, van 23,41 kilogram cocaïne in Amsterdam;
Feit 3:
medeplegen van het voorhanden hebben van drie verboden vuurwapens en bijbehorende munitie in Amsterdam.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. Verdachte heeft wetenschap van, en beschikkingsmacht gehad over, de cocaïne en de vuurwapens die zijn aangetroffen in de auto waarin medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) reed en die door verdachte voortdurend werd gevolgd. De invoer van de drugs kan worden bewezen, gelet op de rit die de auto met daarin de cocaïne vanuit België naar Nederland heeft afgelegd, waarbij er geen reële mogelijkheid bestond om tijdens de rit ergens anders te stoppen. Daarnaast wijst de officier van justitie op de communicatie die verdachte op de desbetreffende dag met [medeverdachte] en anderen heeft gevoerd over hun locatie en de situatie op de weg, hetgeen wijst op een gezamenlijk uitgevoerd crimineel drugstransport.
3.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 6 mei 2023, samen met anderen – onder wie medeverdachte [medeverdachte] – cocaïne heeft ingevoerd en vervoerd en daarnaast drie vuurwapens met bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen in
bijlage IIde volgende feiten en omstandigheden vast. Op 6 mei 2023 werd medeverdachte [medeverdachte] aangehouden in Amsterdam, rijdend in een Seat Leon Cupra met kenteken [kenteken 1] (hierna: de Seat). De politie had op 30 april 2023 een peilbaken onder de Seat geplaatst, vanwege een vermoeden dat deze voor criminele doeleinden gebruikt werd. Daarna is de Seat voor het eerst op 6 mei 2023 in beweging gekomen en is deze de grens met België gepasseerd. Dezelfde dag heeft de Seat België weer verlaten via de grensovergang bij Hazeldonk naar Nederland. De Seat reed vervolgens via de A16, de A58 en de A27 in noordelijke richting uiteindelijk terug naar Amsterdam. Op de A27 ter hoogte van Meerkerk werd voor het eerst fysiek contact met de Seat gemaakt. De politie zag één man in de Seat, naar later bleek medeverdachte [medeverdachte] . De Seat vervolgde zijn weg via de A2. Ter hoogte van Breukelen is weer (op afstand) fysiek contact verkregen. Daar werd geconstateerd dat enkele tientallen meters achter de Seat een personenauto van het merk Renault Clio (hierna: Renault) reed, voorzien van kenteken [kenteken 2] . De Seat en de Renault bleven in de directe omgeving van elkaar rijden, zodanig dat het beeld ontstond dat beide auto’s bij elkaar hoorden. In de Renault werd verdachte aangetroffen. Bij de latere doorzoeking van de Seat trof de politie in de kofferbak vuilniszak(ken) aan met daarin bigshoppers met 22 blokken cocaïne, in totaal 23,41 kilogram. Daarnaast werden er twee verborgen ruimtes in de Seat aangetroffen, waarin zich twee zogenoemd half-geladen vuurwapens en één doorgeladen voor onmiddellijk gebruik gereed vuurwapen en twee kentekenplaten bevonden. Verdachte heeft zich steeds op zijn zwijgrecht beroepen.
Voor een bewezenverklaring van opzettelijk vervoeren, dan wel aanwezig hebben, van drugs als bedoeld in artikel 2 van de Opiumwet en het voorhanden hebben van vuurwapens als bedoeld in artikel 26 van de Wet wapens en munitie (hierna: WWM) is vereist dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen en de vuurwapens, althans van de aanmerkelijke kans daarop. Daarvoor is niet doorslaggevend aan wie de drugs of de vuurwapens toebehoren. Er hoeft ook geen sprake te zijn van enige formele beschikkings- of beheersbevoegdheid. Wel moeten de verdovende middelen en de vuurwapens zich binnen de machtssfeer van verdachte bevinden. Hiermee wordt bedoeld dat verdachte in enige mate kon bepalen wat er met de drugs en vuurwapens zou gebeuren.
Uit de ANPR-gegevens van de Seat leidt de rechtbank af dat medeverdachte [medeverdachte] op 6 mei 2023, zonder tussenstop, vanaf de Belgische grens naar Nederland is gereden, terwijl hij op korte afstand werd gevolgd door verdachte die de volgauto bestuurde. Hoewel niet verdachte, maar medeverdachte [medeverdachte] , de bestuurder is geweest van het drugsvoertuig – te weten de Seat – is uit onderzoek naar de ANPR-gegevens van dat voertuig wel gebleken dat verdachte voorafgaand aan 6 mei 2023 – namelijk op 26 april 2023 – gebruik heeft gemaakt van de Seat. Voorts blijkt uit onderzoek aan de telefoon van verdachte dat hij de dagen voorafgaand aan 6 mei 2023 en op de dag zelf meerdere keren telefonisch contact heeft gehad met medeverdachte [medeverdachte] . Daarnaast heeft verdachte op die dag ook contact gehad met ene ‘ [bijnaam 1] ’ die in de telefoon van [medeverdachte] staat opgeslagen als ‘ [bijnaam 2] ’ en die – blijkens het onderzoek aan de telefoon van [medeverdachte] – in verband kan worden gebracht met het transport van de cocaïne. Uit in de telefoon van [medeverdachte] opgeslagen chatberichten blijkt namelijk dat [medeverdachte] op 6 mei 2023 op enig moment aan ‘ [bijnaam 2] ’ vroeg hoe de situatie aan de grens was, waarop hem werd verteld dat deze leeg was. Uit dit alles kan worden afgeleid dat verdachte zowel beschikkingsmacht als wetenschap heeft gehad over de in de Seat aangetroffen cocaïne. Gelet op de afgelegde route en de onderlinge communicatie is de rechtbank voorts van oordeel dat verdachte niet toevallig achter de Seat is aangereden, maar dat gezamenlijk uitvoering is gegeven aan het plan om cocaïne van België naar Nederland te vervoeren, waarbij verdachte meereed ter beveiliging en begeleiding van het drugstransport. De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de invoer en het vervoer van de cocaïne.
Naast dat er in de Seat cocaïne is aangetroffen, zijn er in één van de twee verborgen ruimtes in de Seat vuurwapens aangetroffen met daarin munitie. In de andere verborgen ruimte lagen kentekenplaten, waarop een DNA-spoor van verdachte is aangetroffen. De rechtbank leidt – mede gelet op de omstandigheid dat verdachte hier geen verklaring tegenover heeft gezet – hieruit af dat verdachte toegang had tot de verborgen ruimtes in de Seat Drugshandel gaat vaak gepaard met geweld veelal door middel van het gebruik van vuurwapens. Verdachte was als meerijder betrokken bij de invoer en het vervoer van een hoeveelheid van meer dan 20 kilogram cocaïne, die een zeer aanzienlijke handelswaarde vertegenwoordigde. Verdachte moet zich naar het oordeel van de rechtbank dus bewust zijn geweest van de in de Seat aanwezige, deels schietklare, vuurwapens. De rechtbank is dan ook oordeel dat verdachte bewustheid van en beschikkingsmacht had over de aangetroffen drie vuurwapens met bijbehorende munitie. . Daarmee is bewezen dat verdachte de vuurwapens en de munitie voorhanden heeft gehad.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op de grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Feit 1:
op 6 mei 2023 te Hazeldonk, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht 23,41 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 2:
op 6 mei 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad 23,41 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 3:
op 6 mei 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen,
een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een machinepistool (omgebouwd), van het merk Blow, type/model TR914-02, kaliber 7,65mm (synoniem .32 auto) zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren, en bijbehorende munitie (goednummer 6338161), en
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk CZ, type/model P10S, kaliber 9x19 mm (synoniem 9mm luger), zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, en bijbehorende munitie (goednummer 6338167), en
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Blow, type/model TR92, kaliber 9x17 mm (synoniem 9mm kort/.380 auto) zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, en bijbehorende munitie [1] ,
voorhanden heeft gehad.
De rechtbank leest ten aanzien van het eerste onder feit 3 ten laste gelegde vuurwapen in dat het een machinepistool van categorie II onder 2 van de WWM betreft. Hoewel in de tenlastelegging staat vermeld dat het een vuurwapen van categorie II onder 1 betreft, kan het vuurwapen op grond van artikel 2 WWM worden aangemerkt als een vuurwapen van categorie II onder 2 van de WWM, aangezien het een vuurwapen betreft dat geschikt is om automatisch te vuren. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een kennelijke verschrijving die verbeterd kan worden gelezen. Niet is gebleken dat verdachte door deze verschrijving niet wist waartegen hij zich diende te verweren.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook voor alle bewezenverklaarde feiten strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Gelet op de omstandigheden dat sprake is geweest van een gezamenlijk uitgevoerd drugstransport en de bijdragen die verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hieraan hebben geleverd van evenveel gewicht zijn geweest, heeft de officier van justitie de in de zaak van medeverdachte [medeverdachte] opgelegde straf – te weten een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren – als uitgangspunt genomen bij het bepalen van de hoogte van de strafeis. In beginsel ziet de officier van justitie geen aanleiding om hiervan af te wijken, omdat verdachte zich telkens op zijn zwijgrecht heeft beroepen en ter terechtzitting niet is verschenen, waardoor het niet mogelijk is gebleken om een delictanalyse of risico-inschatting te maken. Wel heeft de officier van justitie ter terechtzitting als strafverminderende omstandigheden aangevoerd dat verdachte kan worden aangemerkt als first offender en er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. Om die reden heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaren en tienmaanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.2
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan drie strafbare feiten die betrekking hebben op, en samenhangen met, de internationale drugshandel. Zo heeft verdachte 23,41 kilogram cocaïne in een geprepareerde auto vanuit België naar Nederland vervoerd en daar ingevoerd. Zijn rol was de meerijder bij dit drugstransport. Verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden van het gebruik van voor de volksgezondheid schadelijke harddrugs en de bijbehorende internationale handel daarin, die vaak gepaard gaat met ernstige vormen van criminaliteit en geweld. Dit wordt bevestigd doordat in dezelfde auto als waarin de drugs zijn aangetroffen in een verborgen ruimte ook drie vuurwapens zijn aangetroffen, te weten een machinepistool en twee andere pistolen. Daarmee heeft verdachte zich tevens schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van vuurwapens, hetgeen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt. Dit geldt te meer nu één van de pistolen doorgeladen bleek te zijn en daarmee voor onmiddellijk gebruik gereed was. Vaak heeft vuurwapengeweld een dodelijke afloop en, daarnaast, leidt het ongecontroleerde bezit hiervan tot gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Door zich op zijn zwijgrecht te beroepen en ter terechtzitting niet te verschijnen, heeft verdachte geen openheid van zaken gegeven en evenmin verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte met zijn handelen enkel heeft gedacht aan zijn eigen financiële gewin.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 17 september 2025. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld Afgezien van het strafblad beschikt de rechtbank niet over informatie die betrekking heeft op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en waarmee bij de strafoplegging eventueel rekening kan worden gehouden.
Redelijke termijn
De inverzekeringstelling van verdachte heeft plaatsgevonden op 7 mei 2023. Het vonnis in deze zaak is gewezen op 14 november 2025. Dit is meer dan twee jaar na aanvang van de strafvervolging van verdachte. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aan de orde (geweest) die aanleiding geven om van het voor de redelijke termijn geldende uitgangspunt af te wijken. De redelijke termijn is dan ook bij de uitspraak van dit vonnis met meer dan een half jaar overschreden, hetgeen zal leiden tot enige strafvermindering.
De straf
Gelet op de omstandigheid dat sprake is geweest van een gezamenlijke invoer van de cocaïne en de rollen die verdachte en medeverdachte [medeverdachte] bij de ten laste gelegde feiten hebben gespeeld inwisselbaar lijken te zijn, heeft de rechtbank de aan [medeverdachte] opgelegde straf – te weten een gevangenisstraf voor de duur van zeven jaren – als uitgangspunt genomen bij het bepalen van de hoogte van de straf. Daarnaast heeft de rechtbank bij het bepalen van de hoogte van de straf acht geslagen op de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het opzettelijk vervoeren van een hoeveelheid van 23,41 kilogram is het LOVS-oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 50 maanden en hoger. Voor de invoer van een hoeveelheid harddrugs van meer dan twintig kilogram is het LOVS-oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van minimaal 60 maanden. Daarnaast zijn voor het voorhanden hebben van pistolen onvoorwaardelijke gevangenisstraffen van vier maanden het uitgangspunt en voor automatische vuurwapens gaan de LOVS-oriëntatiepunten uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden. Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden en rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn acht de rechtbank – net als de officier van justitie heeft gevorderd – een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaren en tien maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.

8.Beslag

Tijdens het onderzoek naar het ten laste gelegde zijn onder verdachte en in de auto waarin hij reed de volgende voorwerpen in beslag genomen:
3 STK Acculader (Omschrijving: PL1300-2023100240-G6337389);
1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2023100240-G6337393, zwart, merk: Nokia);
1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2023100240-G6337376, merk: Samsung Galaxy A32);
1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2023100240-G6337378, merk: Samsung).
1 STK Personenauto met kenteken [kenteken 2] (Omschrijving: PL1300-2023100240-G6337383, grijs, merk: Renault Clio, chassisnr: [nummer] );
1 STK Plakband (Omschrijving: PL1300-2023100240-G6337402);
5 STK Tas (Omschrijving: PL1300-2023100240-G6337388, zwart);
2 STK Tas (Omschrijving: PL1300-2023100240-G6337390, zwart, merk: Bugatti).
Deze voorwerpen behoren aan verdachte toe en zijn nog niet aan hem teruggegeven. Over de voorwerpen met de nummers 1, 5, 6, 7 en 8 is reeds een beslissing genomen. Om die reden zal de rechtbank enkel een beslissing nemen over de in beslag genomen telefoons (nrs. 2-4).
De officier van justitie heeft gevorderd om de in beslag genomen telefoons verbeurd te verklaren. De in beslag genomen telefoons (nrs. 2-4) worden verbeurdverklaard, omdat de bewezenverklaarde feiten met behulp van deze telefoons zijn begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 47, 55 en 47 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10. Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feiten 1 en 2:
eendaadse samenloop van:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van handelen in strijd met een in artikel 2 onder C, gegeven verbod van de Opiumwet
ten aanzien van feit 3:
eendaadse samenloop van:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II, onderdeel 2
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, onderdeel 1, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren en 10 (tien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Beslag
Verklaart verbeurd:
2. 1 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2023100240-G6337393, zwart, merk: Nokia);
2. 1 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2023100240-G6337376, merk: Samsung Galaxy A32);
2. 1 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2023100240-G6337378, merk: Samsung).
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. van den Brink, voorzitter,
mrs. M.C.H. Broesterhuizen en M. Smit, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Pont, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 november 2025.
[… 1]

[… 1]

[… 1]

[… 1]

[… 1]

[… 1]

[… 1]

[… 1]

[… 1]

[… 1]

[… 1]

[… 2]

[… 2]

[… 2]

[… 2]

[… 2]

[… 2]
[… 2]

Voetnoten

1.De rechtbank begrijpt dat dit de munitie betreft die na inbeslagname is voorzien van goednummer 6638165.
2.De rechtbank begrijpt dat wordt bedoeld dat het vuurwapen valt onder categorie II onder 2 van de Wet wapens en munitie.