ECLI:NL:RBAMS:2025:868

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
11461484 \ KK EXPL 24-871
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid kantonrechter in huurgeschil tussen huurders van dezelfde woningbouwvereniging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 12 februari 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee huurders van dezelfde woningbouwvereniging, Lieven de Key. Eiseres, die in de woning aan [adres 1] huurt, heeft de gedaagde, die in de woning aan [adres 2] huurt, aangeklaagd wegens overlast. De eiseres vorderde dat de gedaagde onmiddellijk de overlast zou staken en, voorwaardelijk, dat hij de woning zou ontruimen als hij zich niet aan deze vordering hield. De gedaagde is niet verschenen op de zitting, waardoor de kantonrechter verstek verleende.

De kantonrechter heeft vervolgens ambtshalve beoordeeld of hij bevoegd was om de zaak te behandelen. Hij concludeerde dat er geen huurrechtelijke relatie tussen de partijen bestond, aangezien de eiseres geen verhuurder was van de gedaagde. De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van een aardvordering en dat hij daarom niet bevoegd was om de vorderingen te behandelen. De kantonrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding was om de zaak te verwijzen naar de bevoegde rechter, omdat de aard van de kort gedingprocedure zich daartegen verzet en de eiseres daar niet om had verzocht.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de eiseres in de proceskosten veroordeeld, die aan de kant van de gedaagde tot dat moment op nihil zijn vastgesteld, omdat de gedaagde niet was verschenen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11461484 \ KK EXPL 24-871
Vonnis in kort geding van 12 februari 2025 verstek
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. C.J.P. Liefting,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.Verloop van de procedure

1.1.
Bij exploot van dagvaarding van 30 december 2024 heeft [eiseres] een voorziening gevorderd.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 januari 2025. [eiseres] is verschenen, vergezeld door haar gemachtigde. [gedaagde] is niet verschenen.
[eiseres] heeft op voorhand stukken in het geding gebracht. [eiseres] heeft ter zitting haar standpunten toegelicht. Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

2.Uitgangspunten

2.1.
[eiseres] huurt van Lieven de Key de woning aan het [adres 1] .
2.2.
[gedaagde] huurt van Lieven de Key de woning aan het [adres 2] .

3.Vordering

3.1.
[eiseres] vordert – kort samengevat – dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal bepalen dat:
- [gedaagde] onmiddellijk de overlast die hij voor [eiseres] veroorzaakt dient te staken en gestaakt te houden,
en voorwaardelijk – namelijk als [gedaagde] zich aan die veroordeling niet houdt –
  • [gedaagde] wordt veroordeeld binnen twee weken na betekening van het vonnis de woning aan het [adres 2] te ontruimen, althans niet meer te betreden,
  • [gedaagde] te verbieden contact te hebben of te zoeken met [eiseres] , alsmede hem te verbieden zich op te houden in een in de dagvaarding omschreven gebied, bij gebreke waarvan [eiseres] bevoegd is hem met behulp van de sterke arm te laten verwijderen, althans bij gebreke waarvan [gedaagde] een boete/dwangsom verbeurt van € 5.000,00 per overtreding of per keer dat hij in strijd handelt met het bij vonnis bepaalde,
- met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[eiseres] stelt – kort gezegd – dat [gedaagde] overlast veroorzaakt en dat Lieven de Key daar onvoldoende tegen optreedt.

4.Beoordeling

4.1.
De kantonrechter heeft geconstateerd dat [gedaagde] correct is opgeroepen voor de mondelinge behandeling van 29 januari 2025. Omdat ook de overige bij de wet voorgeschreven formaliteiten in acht zijn genomen, heeft de kantonrechter verstek verleend tegen [gedaagde] .
4.2.
De kantonrechter moet ambtshalve beoordelen of hij bevoegd is om deze zaak te behandelen. Hij is bevoegd een zaak in kort geding te behandelen als hij die zaak ook in een bodemprocedure zou mogen behandelen (artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)). In welke zaken de kantonrechter in een bodemprocedure bevoegd is, volgt uit artikel 93 e.v. Rv.
4.3.
[eiseres] is tijdens de mondelinge behandeling in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de bevoegdheid van de kantonrechter. Zij heeft volhard in haar bij dagvaarding ingenomen standpunt dat sprake is van een huurgeschil zodat de kantonrechter bevoegd is.
4.4.
Anders dan [eiseres] heeft gesteld is geen sprake van een aardvordering als bedoeld in artikel 93 onder c Rv of een specifieke wettelijke bevoegdheid voor de kantonrechter in de wet die past bij de vordering. [eiseres] is immers niet de verhuurder van [gedaagde] . Er is dus geen huurrelatie tussen partijen. Zij hebben enkel dezelfde verhuurder. Voor zover de vordering van [eiseres] moet worden beschouwd als een vordering van onbepaalde waarde geldt dat [eiseres] niet heeft gesteld noch dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat de vordering gewaardeerd moet worden op een bedrag lager dan € 25.000,- (artikel 93 onder b Rv).
4.5.
Op grond van het voorgaande oordeelt de kantonrechter dat hij niet bevoegd is de vorderingen te behandelen. De kantonrechter komt dan ook niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak.
4.6.
Volledigheidshalve overweegt de kantonrechter dat er geen aanleiding bestaat om de zaak te verwijzen naar de bevoegde rechter, de voorzieningenrechter van team handel van deze rechtbank, omdat de aard van een kortgedingprocedure zich daartegen verzet en [eiseres] niet heeft verzocht om verwijzing. Het ligt op de weg van [eiseres] om deze zaak zelf voor te leggen aan de bevoegde rechter, waarbij zij bij advocaat in die procedure dient te verschijnen.
4.7.
[eiseres] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde] tot vandaag vast op nihil, nu hij niet is verschenen.

5.Beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart zich onbevoegd de onderhavige zaak te behandelen,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de kant van [gedaagde] tot vandaag vastgesteld op nihil,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.J. Evers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2025, in tegenwoordigheid van mr. B.A. Terwee, de griffier.
452