8.3.Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van [benadeelde partij 1] , door haar te duwen, te slaan en een ijzeren staaf tegen haar keel te drukken. Dit is voor [benadeelde partij 1] een pijnlijke en zeer beangstigende ervaring geweest. Verdachte heeft met zijn handelen een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de persoonlijke en fysieke integriteit van [benadeelde partij 1] .
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het mishandelen van [benadeelde partij 2] . Verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [benadeelde partij 2] .
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 9 januari 2025 Hieruit blijkt dat dat verdachte niet eerder veroordeeld is voor een soortgelijk feit.
Gelet op het voorgaande, zoals hiervoor in rubriek 7.4. is vermeld, is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Omdat verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging, kan aan hem geen straf worden opgelegd. Verdachte kan wel een maatregel worden opgelegd.
Om de vraag te kunnen beantwoorden of aan verdachte een strafrechtelijke maatregel dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank acht geslagen op voornoemd Pro Justitia rapport van 3 april 2025, opgemaakt door D.J. Bloem, psychiater, en S.J.D. Dijkstra, GZ-psycholoog Hieruit blijkt ten aanzien van de geadviseerde interventie onder meer het volgende:
Advies psychiater D.J. Ploem
Ploem adviseert om de mogelijkheid van een zorgmachtiging (Wvggz) via artikel 2.3 van de Wet forensische zorg te laten onderzoeken. Een civiel dwangkader biedt naar het oordeel van Ploem genoeg mogelijkheden om de maatschappij voldoende te beschermen en een behandeling van de ernstige psychiatrische stoornis vorm te geven.
Advies psycholoog S.J.D. Dijkstra
Gegeven de hardnekkigheid van de pathologie en het hoge recidivegevaar –in combinatie met het geringe resultaat van eerdere interventies- is geen ander kader mogelijk dan een tbs met dwangverpleging, indien dat door u passend wordt geacht . Hoewel ik de mening van psychiater Ploem deel, dat de maatregel tbs met dwangverpleging een ultimum remedium moet zijn, zie ik geen passend alternatief dat voldoende mogelijkheden biedt om betrokkenes ernstige psychiatrische problematiek effectief te behandelen en de maatschappelijke veiligheid te waarborgen.
Behandeling in een voorwaardelijk kader (bijvoorbeeld als bijzondere voorwaarde bij een deels voorwaardelijke straf) is niet haalbaar, gelet op de afwezigheid van ziektebesef en motivatie voor behandeling. De aard en ernst van de meervoudige problematiek vereist intensieve, langdurige klinische (medicamenteuze) behandeling, waarin zowel de schizofrenie als de invloed van cannabis op de symptomen daarvan wordt behandeld. Een zorgmachtiging wordt als ontoereikend gezien om de problematiek van betrokkene adequaat te behandelen en het recidiverisico te verlagen. Eerdere gedwongen opnames hebben niet geleid tot duurzame verbetering van het toestandsbeeld, en ook de onder curatelestelling heeft onvoldoende geholpen om verdere maatschappelijke verloedering te voorkomen. In feite is, alle interventies ten spijt, de (psychische-, sociale-, en maatschappelijke) schade voor betrokkene zelf verder toegenomen. Indien bewezenverklaard is ondanks alle pogingen vanuit o.a. justitie, curator, GGZ, familie en vrienden, zijn boosheid en achterdocht dermate uit de hand gelopen dat er geweld is gebruikt tegen een vriendin en een vriend van betrokkene.
Van een opname in het kader van een zorgmachtiging is alleen een duurzaam bevredigend resultaat te verwachten (te weten recidive van de psychose, verlagen van het risico op herhaling van geweld –indien bewezen-, en waar mogelijk herstel van sociale- en maatschappelijke rollen) in het geval dat betrokkene voldoende langdurig wordt behandeld, hij niet te snel wordt ontslagen wanneer het beter gaat, en er voldoende tijd en middelen beschikbaar zijn om betrokkene opnieuw te laten resocialiseren. Voor wat betreft de resocialisatie zijn de mogelijkheden van de reguliere GGZ beperkt.
Behandeling in het kader van een tbs met voorwaarden biedt naar de mening van rapporteur evenmin voldoende mogelijkheden om recidive te voorkomen, vanwege de hierboven geschetste problemen (betrokkene zal zich –vanuit zijn pathologie- naar verwachting niet aan de voorwaarden (kunnen) houden), en biedt onvoldoende bescherming van de maatschappelijke veiligheid. Er is immers sprake van moeilijk behandelbare problematiek, bij een man die de hardnekkige psychotische overtuiging heeft dat men (de overheid, maar ook zijn ex-partners) hem willens en wetens tracht op te sluiten in de psychiatrie, omdat betrokkene “het corrupte systeem doorziet”.
De rechtbank neemt de bovenstaande conclusie van psycholoog S.J.D. Dijkstra over. Eerdere gedwongen opnames en interventies hebben niet geleid tot duurzame verbetering van het toestandsbeeld, waardoor de rechtbank het advies van D.J. Ploem om de mogelijkheid van een zorgmachtiging (Wvggz) via artikel 2.3 van de Wet forensische zorg te laten onderzoeken, niet opportuun acht. Waarbij geldt dat psychiater Ploem ter terechtzitting heeft verklaard dat hij zich kan vinden in de conclusie van psycholoog Dijkstra dat een zorgmachtiging onvoldoende zal zijn om het recidivegevaar te beperken.
Wettelijke voorwaarden oplegging TBS-maatregel
Aan de wettelijke voorwaarden voor het kunnen opleggen van TBS is voldaan. Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit betreft een misdrijf als genoemd in artikel 37a, eerste lid, onder 1, Sr (misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld), tijdens het begaan van dit feit bestond bij verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en de algemene veiligheid van personen eist het opleggen van deze maatregel.
Gelet op de aard van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dat is begaan, het Pro Justitia rapport en de toelichting die ter terechtzitting door psychiater D.J. Ploem en psycholoog S.J.D. Dijkstra is gegeven, is de rechtbank van oordeel dat verdachte thans onmiskenbaar een gevaar vormt voor de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, en dat behandeling in de restrictieve omgeving van een TBS-kliniek noodzakelijk en vereist is om herhaling van een ernstig geweldsdelict te voorkomen. De rechtbank acht het dan ook onverantwoord om verdachte zonder behandeling in de maatschappij te laten terugkeren en zal daarom aan verdachte de maatregel van TBS opleggen.
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij nooit psychische of psychiatrische problemen heeft gehad en dat de bevindingen van de rapporteurs allemaal leugens zijn. Gelet op de afwezigheid van ziektebesef, de inhoud van de rapporten en hetgeen ter terechtzitting is besproken ziet de rechtbank geen mogelijkheid voor een behandeling van verdachte binnen het kader van een TBS met voorwaarden. Eerdere gedwongen opnames en interventies hebben niet geleid tot duurzame verbetering van het toestandsbeeld, en ook de onder curatelestelling heeft onvoldoende geholpen om verdere maatschappelijke verloedering te voorkomen.
Om het gevaar voor recidive te kunnen beteugelen, om de problematiek van de verdachte zoveel mogelijk te beperken en ter optimale bescherming van de maatschappij, is de rechtbank van oordeel dat alleen kan worden volstaan met de maatregel van TBS met dwangverpleging.
De rechtbank overweegt dat de TBS-maatregel wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. De TBS-maatregel kan daarom, gelet op het bepaalde in artikel 38e, eerste lid Sr, langer duren dan vier jaar.