ECLI:NL:RBAMS:2025:863

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
13-321612-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak Executie-EAB uit Polen met aanvullende informatie over opgelegde straf

Op 11 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de uitvoering van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat door Polen is uitgevaardigd. Het EAB, dat oorspronkelijk op 26 maart 2019 werd uitgevaardigd en later op 14 november 2023 werd aangevuld, betreft de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1983. De rechtbank heeft op 28 januari 2025 de behandeling van het EAB voortgezet, waarbij de officier van justitie, mr. M. al Mansouri, aanwezig was, evenals de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. L.J.H. Kortz.

Tijdens de zitting heeft de opgeëiste persoon bevestigd dat zijn persoonsgegevens correct zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de gevangenhouding bevolen, maar deze werd geschorst tot aan de uitspraak. Het EAB verzoekt om de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van één jaar en acht maanden, die later is teruggebracht naar één jaar en zes maanden. De rechtbank heeft echter vragen over de aanvullende informatie die op 10 januari 2025 is verstrekt, waarin wordt gesproken over een straf van dertig dagen, wat verwarring oproept over de geldigheid van eerdere uitspraken.

De rechtbank heeft besloten het onderzoek ter zitting te heropenen en de behandeling voor onbepaalde tijd te schorsen, zodat de officier van justitie verduidelijking kan vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit over de opgelegde straf. Dit is van belang voor de verdere behandeling van het EAB, aangezien de overlevering alleen kan worden toegestaan voor vrijheidsstraffen van vier maanden of langer. De rechtbank heeft ook de termijn voor de uitspraak verlengd met dertig dagen, met een nieuwe zitting gepland voor uiterlijk 27 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-321612-23
Datum uitspraak: 11 februari 2025
TUSSEN-UITSPRAAK
op de vordering van 18 december 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 26 maart 2019 – en aangevuld op 14 november 2023 – door
the Circuit Court in Lublin, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1983,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 28 januari 2025, in aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J.H. Kortz, advocaat in Utrecht en een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting] de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
default judgement of the District Court in Chelm, of 31st August 2010met referentie VII K 839/10.
De overlevering wordt volgens het EAB verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en acht maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog één jaar en zes maanden. De vrijheidsstraf is aanvankelijk in voorwaardelijke vorm aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis. Bij beslissing
the District Court in Chelm of 5th June 2013is de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke vrijheidsstraf bevolen.
Rubriek F van het EAB vermeldt verder dat bij beslissing van
the District Court in Chelmvan 3 oktober 2023 de straf is teruggebracht naar een gevangenisstraf van één jaar en zes maanden.
Gevraagd of de beslissing van 3 oktober 2023 de beslissing is waartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit in de aanvullende informatie van 10 januari 2025, voor zover relevant, het volgende meegedeeld:
“The decision of the District Court (Sąd Rejonowy) in Chelm of the date 3rd October 2023 in het case V Ko 6462/23 was issued in a written form. On the date 1st of October 2023 by virtue of Article 4 paragraph 5 of the Act dated 7th July 2022 on amendment of the act criminal code and some other acts (Journal of Laws of 2022 item 2600) a value of loss indicating a line between an offence and misdemeanor has changed. And so, from the date 1st October 2023 for misdemeanor under Article 119 paragraph 1 the Polish Code of Minor Offences is responsible a person who steals or appropriates for himself someone else's personal property if its value is not higher than 800 PLN and is liable to a penalty of arrest, restriction of liberty or a fine. The value of the object of the act alleged to the sentenced by the judgment in the case with file ref. VII K 839/10 in paragraph I. was 620,00 PLN. Hence, with regard to partial depenalization the indicated act mentioned, currently constitutes a misdemeanor pursuant to the content of Article 119 paragraph 1 the Polish Code of Minor Offences, for which in the light of Article 119 paragraph 1 the Polish Code of Minor Offences - 30 days of arrest may be imposed. The reasoning of the decision of the date 3rd October 2023 reveals that in relation to partial depenalization the above act constitutes a misdemeanor under Article 119 paragraph 1 the Polish Code of Minor Offences. Hence, the Court changed the penalty of 1 [one] year of imprisonment to the penalty of 30 [thirty] days of arrest for the sentenced. Finally, it has been indicated that in connection with the content of the decision issued, the cumulative penalty adjudicated in the case VII K 830/10 has lost its validity by virtue of the law (Article 2a paragraph 4 the Polish Code of Minor Offences).-/-
(…)
The decision of the District Court [Sąd Rejonowy] in Chelm of the date 3rd October 2023 issued in the case V Ko 6462/23 is final and binding with the date 28th October 2023 and it is not subject to appeal by way of ordinary appeal measures”
De rechtbank overweegt dat deze aanvullende informatie van 10 januari 2025 vragen oproept.
Hoewel de overlevering wordt gevraagd voor de executie van een straf van één jaar en acht maanden – welke straf later zou zijn teruggebracht naar één jaar en zes maanden – voor één feit, wordt in de aanvullende informatie gesproken over een straf van één jaar die zou zijn teruggebracht naar dertig dagen en dat de hiervoor genoemde uitspraak zijn geldigheid zou hebben verloren. Niet duidelijk is of het hier gaat om de hiervoor genoemde uitspraak van 31 Augustus 2010 (VII K 839/10) en wat voor een gevolgen dit heeft voor de straf waarvan thans de overlevering is gevraagd.
Bovendien wordt in de aanvullende informatie gesproken over een cumulatieve straf, terwijl onderhavig EAB betrekking heeft op één feit. De rechtbank heeft de verwarring omtrent de opgelegde straf waarvoor de overlevering wordt gevraagd besproken op zitting en hierover de standpunten gevraagd ten aanzien van de verdere behandeling van het EAB.
De raadsman heeft zich vervolgens primair op het standpunt gesteld dat de straf is aangepast naar dertig dagen. Subsidiair moeten hierover aanvullende vragen worden gesteld.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de beslissing van
the District Court in Chelmvan 3 oktober 2023 de beslissing is waarmee de zaak ten gronde definitief is afgedaan. Hoewel zij het EAB en de aanvullende informatie eerder zo heeft gelezen dat de overlevering wordt gevraagd voor de executie van een straf van één jaar en zes maanden, lijkt het op grond van de aanvullende informatie niet zonder meer mogelijk dat een straf van meer dan dertig dagen kan zijn opgelegd.
De rechtbank overweegt daarom dat momenteel te veel onduidelijkheid bestaat ten aanzien van de (hoogte van) de opgelegde straf – en daarmee de grondslag van het EAB – waarvoor de overlevering wordt verzocht. Dit kan (mede) gevolgen hebben voor het in behandeling nemen van het EAB. Artikel 7, lid 1, aanhef en onder b OLW bepaalt immers dat overlevering kan worden toegestaan ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van vier maanden of van langere duur.
De rechtbank ziet ruimte om hierover nadere vragen te stellen, omdat de beslistermijn nog niet is verstreken. De rechtbank zal de behandeling van de zaak daarom heropenen, om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om van de uitvaardigende justitiële autoriteit verduidelijking te krijgen over de opgelegde straf. De aanhouding van de behandeling geeft de officier van justitie mede gelegenheid om aanvullende vragen te stellen ten aanzien van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon zoals bedoeld in artikel 12 OLW ten aanzien van de Nederlandse strafzaken en om een standpunt in te nemen over of de beslissing van
the District Court in Chelmvan 3 oktober 2023 aan artikel 12 OLW moet worden getoetst in het licht van de uitspraak van het Hof van Justitie van 21 december 2023 [2] .

4.Slotsom

Gelet op het vorenstaande, zal de rechtbank het onderzoek ter zitting heropenen en voor onbepaalde tijd schorsen om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere informatie op te vragen over hetgeen wat hiervoor is overwogen. De aanhouding van de behandeling geeft de officier van justitie mede gelegenheid om aanvullende vragen te stellen ten aanzien van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon zoals bedoeld in artikel 12 OLW ten aanzien van de Nederlandse strafzaken en om een standpunt in te nemen over of de beslissing van
the District Court in Chelmvan 3 oktober 2023 aan artikel 12 OLW moet worden getoetst in het licht van de uitspraak van het Hof van Justitie van 21 december 2023 [3] .

5.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere informatie op te vragen over hetgeen hiervoor onder rubriek 3 is overwogen.
VERLENGTde termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22, eerste en derde lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen.
BEPAALTdat de zaak voor het verstrijken van de verlengde beslistermijn (17 maart 2025),
uiterlijk op 27 februari 2025opnieuw op zitting moet worden gepland.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen de nader te bepalen datum en tijd, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk voor de Poolse taal tegen de nader te bepalen datum en het nader te bepalen tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. E. de Rooij en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E.A. Harland en M.J.D. Hartman, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 11 februari 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.HvJ EU 21 december 2023 C-397/22, ECLI:EU:C:2023:1030 (Generalstaatsanwaltschaft Berlin (Veroordeling bij verstek)), punten 45-49).
3.HvJ EU 21 december 2023 C-397/22, ECLI:EU:C:2023:1030 (Generalstaatsanwaltschaft Berlin (Veroordeling bij verstek)), punten 45-49).