In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 30 oktober 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] B.V. en de gedaagden, AMSTERDAMGOLD.COM B.V. en AMSTERDAM SAFE B.V., met de curator van een failliete Deense vennootschap als gevoegde partij. De eiser, [eiser] B.V., vorderde betaling van een bedrag van € 211.448,00, dat door de gedaagden werd ingehouden met een beroep op artikel 6:37 van het Burgerlijk Wetboek, omdat zij twijfelden aan de rechthebbende. De curator stelde dat de edelmetalen die door [eiser] waren ontvangen, deel uitmaakten van de failliete boedel van de Deense vennootschap en dat de overdracht van deze edelmetalen niet rechtsgeldig was. De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende grond was om de vordering van [eiser] toe te wijzen, aangezien zowel [eiser] als de curator aanspraak maakten op het bedrag en de curator een bodemprocedure had gestart in Denemarken. De rechter concludeerde dat de gedaagden niet in gebreke waren gebleven en dat de vordering van [eiser] werd afgewezen. Tevens werd [eiser] veroordeeld in de proceskosten van de gedaagden en de curator.