ECLI:NL:RBAMS:2025:8619

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2025
Publicatiedatum
12 november 2025
Zaaknummer
1322567225
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel voor strafzaken met betrekking tot drugshandel en oplichting

Op 28 oktober 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Circuit Court in Łódź, Polen. De zaak betreft de vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat is uitgevaardigd op 24 juli 2025. De opgeëiste persoon, geboren in 1984 in Polen, is beschuldigd van het niet nakomen van voorwaarden van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen en wordt gezocht voor de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen van in totaal 3 jaar en 8 maanden voor druggerelateerde misdrijven en oplichting. Tijdens de zitting op 14 oktober 2025 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.H. Aalmoes, en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen, met schorsing tot de uitspraak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in eerdere procedures niet in persoon aanwezig was bij de uitspraakzittingen, maar dat dit niet heeft geleid tot schending van zijn verdedigingsrechten. De rechtbank oordeelde dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij de toepasselijke wetsbepalingen zijn genoemd, waaronder de Opiumwet en de OLW. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-225672-25
Datum uitspraak: 28 oktober 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 3 september 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 juli 2025 door
the Circuit Court in Łódź, No. 18 Criminal Division, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats] (Polen),
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 14 oktober 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.H. Aalmoes, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Ook heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt twee vonnissen van
the Circuit Court in Łódź: een vonnis van 23 december 2014 (ref. IV K 6/14) en een vonnis van 6 november 2013 (ref. IV K 67/13).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen voor de duur van 1 jaar en 8 maanden voor het vonnis van 23 december 2014 en 2 jaar voor het vonnis van 6 november 2013, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij de hiervoor genoemde vonnissen.
Deze vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Inleiding
In onderdeel f) van het EAB staat de volgende aanvullende informatie:
Case number IV K 6/14At the hearing on 19 May 2014 [de opgeëiste persoon] requested the Court to appoint a duty defence counsel for him for the reason that his financial situation was difficult. So [de opgeëiste persoon] had his duty defence counsel appointed in the person of barrister Anna Zak. [de opgeëiste persoon] and his defence lawyer attended the hearings on: 2 June 2014, 19 August 2014, 21 October 2014, 17 December 2014. Additionally, at the hearing preceding the sentencing the convict and his duty defence counsel were notified of the sentence hearing date, however, neither [de opgeëiste persoon] nor his defence counsel attended the sentence hearing.
Under the judgement delivered by the Sąd Okręgowy w Łodzi [Circuit Court in Łódź ] on 23 December 2014 in case number IV K 6/14 [de opgeëiste persoon] received a composite custodial sentence of 1 year and 8 months, conditionally suspended for a 4-year probation. Additionally, the convict received a forfeiture order under which forfeited was PLN 5,350 worth of his financial advantage. With regard to the offence under Section 59(1) of the Drug Addiction Prevention Act of 29 July 2005 and Section 59(2) of the Drug Addiction Prevention Act of 29 July 2005 read together with Section 11(2) of the Criminal Code read together with Section 12 of the Criminal Code upon sentencing the Court extraordinarily commuted the sentence. The judgement became legally valid on 30 December 2014.
On 9 February 2017 [de opgeëiste persoon] ’s conditionally suspended composite custodial sentence of 1 year and 8 months handed in case number IVK 6/14 was activated. [de opgeëiste persoon] was summoned to report to the Areszt Śledczy w Łodzi [Detention Centre in Łódź] on 27 April 2017 in order to serve his composite custodial sentence. [de opgeëiste persoon] did not report to the penitentiary facility on the appointed date, therefore it was ordered that the convict be conveyed there by the Police. The Police, however, were unable to arrest and convey the convict so as to have him serve his composite custodial sentence. On 11 April 2019 the enforcement proceedings in respect of the convict Ratal Rurek were suspended. The searches for [de opgeëiste persoon] in Poland aiming to detain him were inconclusive. From the Police intelligence it follows that the convict is currently residing at [adres] . (…)”
Op 24 september 2025 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit hier nog de volgende informatie aan toegevoegd:
“1. in case number IV K 6/14 - on 9 February 2017 it was ordered that the custodial sentence of 1 year and 8 months handed by the Sad Okrygowy w Lodzi, [Circuit Court in Lódz] on 23 December 2014 and suspended for a 4-year probation be activated, the reason being that during his probation [de opgeëiste persoon] failed to fulfil the forfeiture order, i.e. he only paid a symbolic amount of PLN 450 instead of PLN 5,350. Actually, this was the only condition imposed on him under the judgement. Additionally, his probation officer was unable to contact him. The convict did not advise the court of his whereabouts, even though he was required to do so.
2.in case number IV K 67/13 - on 17 November 2016 it was ordered that the custodial sentence of 2 years handed by the Sad Okrygowy w Lodzi, [Circuit Court in Lódz] on 6 November 2013 and suspended for a 5-year probation be activated, the reason being that the convict failed to comply with his obligation to report to the probation officer, did not contact him, failed to inform him about the progress of his probation, and changed his place of residence without applying for the court's consent.”
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw stelt zich primair op het standpunt dat de overlevering geweigerd moet worden en subsidiair dat aanvullende vragen aan Polen gesteld moeten worden. In vonnis IV K 6/14 was de opgeëiste persoon namelijk niet in persoon aanwezig bij het proces en zijn advocaat ook niet. Daarnaast heeft de opgeëiste persoon geen weet gehad van de omzettingsbeslissing. Uit de stukken blijkt niet naar welk adres deze beslissing is gestuurd. Er kan daarom niet worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de opgeëiste persoon in beide procedures in persoon aanwezig is geweest bij de zittingen die tot de vonnissen hebben geleid. Uit onderdeel d) van het EAB volgt dat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig is geweest bij de uitspraakzitting in vonnis IV K 6/14. Aangezien het hier slechts gaat om afwezigheid bij de uitspraakzitting, is de opgeëiste persoon niet geschaad in zijn verdedigingsrechten. Subsidiair stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat er bij vonnis IV K 6/14 sprake was van een gemachtigde advocaat die de opgeëiste persoon heeft verdedigd op de zitting. Ten aanzien van de omzettingsbeslissingen geldt dat deze niet getoetst moeten worden aan artikel 12 OLW omdat de reden van de omzetting is gelegen in het niet nakomen van de gestelde voorwaarden.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het vonnis vanthe Circuit Court in Łódźvan 6 november 2013 (ref. IV K 67/13)
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid van 6 november 2013. Toepassing van artikel 12 OLW is daarom niet aan de orde.
Ten aanzien van het vonnis vanthe Circuit Court in Łódźvan 23 december 2014 (ref. IV K 6/14)
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid van 6 november 2013. Toepassing van artikel 12 OLW is daarom niet aan de orde.
De tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraffen
De vrijheidsstraffen zijn aanvankelijk in voorwaardelijke vorm aan de opgeëiste persoon opgelegd. Bij beslissing van 17 november 2016 is de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke vrijheidsstraf van het vonnis van 6 november 2013 (ref. IV K 67/13) bevolen en bij beslissing van 9 februari 2017 is de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke vrijheidsstraf van 23 december 2014 (ref IV K 6/14) bevolen. De beslissingen tot tenuitvoerlegging van 17 november 2016 en 9 februari 2017 zijn geen beslissingen waarbij de aard of de maat van de aanvankelijk opgelegde straffen zijn gewijzigd. Deze beslissingen vallen niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW.
In het geval de grondslag voor de bevolen tenuitvoerleggingen echter veroordeling(en) voor een (nieuw) strafbaar feit zou(den) betreffen dienen de procedures die hebben geleid tot die eventuele veroordeling(en) ook onderworpen te worden aan de toets van artikel 12 OLW. [4] Uit de aanvullende informatie van 24 september 2025 van de uitvaardigende justitiële autoriteiten volgt (echter) dat de tenuitvoerlegging van beide voorwaardelijke straffen is bevolen vanwege het niet voldoen aan de daarbij gestelde (bijzondere) voorwaarden. Dit betekent dat de rechtbank geen andere beslissingen aan artikel 12 OLW hoeft te toetsen dan de veroordelingen waarbij de voorwaardelijke straffen zijn opgelegd.

4.Strafbaarheid

4.1
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst twee strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen;oplichting.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
4.2
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft één feit niet aangeduid als een lijstfeit, daarom geldt voor dit feit het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen
weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2 en 10 Opiumwet en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van [de opgeëiste persoon] aan
the Circuit Court in Łódź, No. 18 Criminal Divisionvoor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. E. Biçer, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en M. Scheeper, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Gauneau, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 28 oktober 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023:235 (