ECLI:NL:RBAMS:2025:8613

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2025
Publicatiedatum
12 november 2025
Zaaknummer
13/202813-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om aanvullende toestemming voor uitbreiding van de vervolging in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 28 oktober 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenbeslissing genomen in een zaak betreffende een verzoek om aanvullende toestemming uit Duitsland in verband met een Duits vervolgings-EAB. De rechtbank verzoekt de officier van justitie om vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit over de geldigheid van een eerder gegeven terugkeergarantie met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de straf die eventueel wordt opgelegd voor de feiten waarop het verzoek betrekking heeft. Het verzoek is ingediend door de officier van justitie op 3 oktober 2025 en betreft een overgeleverde persoon die momenteel gedetineerd is in Duitsland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overgeleverde persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat de tenuitvoerlegging van een eventuele straf beter in Nederland kan plaatsvinden, gezien de sociale re-integratie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/202813-24
Datum beslissing: 28 oktober 2025
TUSSENBESLISSING
op de vordering ex artikel 14, derde lid, Overleveringswet (hierna: OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank op 3 oktober 2025, strekkende tot het in behandeling nemen van een verzoek om toestemming te verlenen voor uitbreiding van de vervolging als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder g, OLW. Dit verzoek is op 8 juli 2025 gedaan door het
Amtsgericht Düsseldorf(Duitsland), is ingediend door de
Leitende Oberstaatsanwältin in Düsseldorf(Duitsland) op 15 juli 2025 en betreft:
[de overgeleverde persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1986 in [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in Duitsland,
hierna te noemen: de overgeleverde persoon.

1.Beoordeling

Het verzoek bevat de gegevens als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van Kaderbesluit 2002/584/JBZ. De voorhanden zijnde stukken zijn toereikend om – met volledige eerbiediging van de rechten van verdediging van de overgeleverde persoon – een beslissing te nemen.
Het verzoek betreft feiten ten aanzien waarvan krachtens de OLW overlevering had kunnen worden toegestaan.
De overgeleverde persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en heeft zich tijdens de overleveringsprocedure beroepen op artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank stelt vast dat de overgeleverde persoon daarnaast zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel voor de feiten waarop het verzoek betrekking heeft opgelegde straf, uit het oogpunt van sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. De rechtbank kan daarom toestemming verlenen voor uitbreiding van de vervolging, wanneer is gewaarborgd dat de overgeleverde persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De Hoofdofficier van Justitie (
Leitende Oberstaatsanwältin) van Düsseldorf heeft op 30 juli 2024 in het kader van de overleveringsprocedure de volgende garantie gegeven:
“Onder verwijzing naar uw schrijven per e-mail van 29 juli 2023 wordt verzekerd dat de vervolgde persoon in geval van een onherroepelijke veroordeling in de Bondsrepubliek Duitsland op grond van de geldende versie van het Kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd, met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie (PB L 327 van 5 december 2008, blz. 27) voor de verdere tenuitvoerlegging van het strafvonnis naar Nederland wordt teruggezonden.”
De rechtbank stelt vast dat de uitvaardigende justitiële autoriteit in het verzoek niet uitdrukkelijk heeft vermeld dat bovengenoemde garantie ook geldt voor de eventuele tenuitvoerlegging van de feiten waarop het verzoek betrekking heeft. Evenmin heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit een aanvullende garantie verstrekt die geldt voor de feiten waarop het verzoek betrekking heeft.
De rechtbank ziet daarom aanleiding de volgende vragen ter beantwoording aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen:
1.
Geldt de garantie die is verstrekt door de Hoofdofficier van Justitie van Düsseldorf op 30 juli 2024 ook voor de tenuitvoerlegging van de straf die eventueel wordt opgelegd voor de feiten waarop het onderhavige verzoek betrekking heeft?
2.
Zo nee, kan een garantie worden verstrekt die geldt voor de tenuitvoerlegging van de straf die eventueel wordt opgelegd voor de feiten waarop het onderhavige verzoek betrekking heeft?

2.Beslissing

De rechtbank:
verzoekt de officier van justitie de hiervoor weergegeven vragen voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit en houdt de beslissing op het verzoek aan in afwachting van de beantwoording daarvan.
Deze beslissing is genomen op 28 oktober 2025 door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en D.L.S. Ceulen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G.S. Haas, griffier.