ECLI:NL:RBAMS:2025:8522

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
777186 - FA RK 25/7926
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing zorgmachtiging ondanks verzet van wilsbekwaamheid

Op 5 november 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging voor een betrokkene met een chronische psychotische stoornis. De officier van justitie had verzocht om deze machtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tijdens de mondelinge behandeling op 4 november 2025 was de betrokkene aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, mr. L.M.A. Schwartz. De betrokkene had aangegeven dat zij instemde met de zorgmachtiging, maar dat zij meer regie wilde over haar medicatie. De advocaat voerde aan dat de betrokkene wilsbekwaam was en dat de verplichte zorg afgewezen moest worden. De rechtbank oordeelde echter dat de betrokkene, tijdens een psychose, niet in staat is om een redelijke waardering van haar belangen te maken. De onafhankelijke psychiater had dit ook bevestigd in zijn medische verklaring. De rechtbank concludeerde dat er ernstig nadeel zou ontstaan als de verplichte zorg niet werd opgelegd, en dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren. Daarom werd de zorgmachtiging voor een periode van twaalf maanden verleend, met specifieke maatregelen zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De beschikking werd mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. A. van Luijck, met L.F. Datema als griffier. De machtiging geldt tot en met 4 november 2026.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/777186 – FA RK 25/7926
kenmerk: ZM/IND/178967
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 5 november 2025van de rechtbank Amsterdam naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] (India),
wonende te [adres] ,
zorgaanbieder: GGZ inGeest,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. L.M.A. Schwartz te Amsterdam

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 15 oktober 2025.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 4 november 2025 in het gebouw van de rechtbank. Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene;
- de raadsman;
- mw. [naam 1] , arts GGZ InGeest;
- mw. [naam 2] , casemanager.
Omdat de officier van justitie een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig acht, is hij niet bij de mondelinge behandeling verschenen.

2.Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een chronische psychotische stoornis.
2.2.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en bedreiging van de veiligheid van betrokkene al dan niet doordat zij onder invloed van een ander raakt.
2.3.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
2.4.
De advocaat heeft namens betrokkene aangevoerd dat zij, anders dan de onafhankelijke psychiater in de medische verklaring heeft geoordeeld, zelf in staat is tot een redelijke waardering van haar belangen voor wat betreft haar medicatie. Betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling medegedeeld dat zij instemt met de zorgmachtiging, maar dat zij graag meer regie wenst te hebben over de (dosering van de) medicatie. Zij heeft veel last van het depot en geeft daarom de voorkeur geeft aan orale medicatie, welke zij het liefst zou willen afbouwen. Zij kan dat goed zelf beoordelen, hetgeen ook blijkt uit het recente verleden waarbij betrokkene zelf aangaf iets meer medicatie te willen vanwege het overlijden van haar buurman voor wie zij jarenlang mantelzorg had gedaan. Ook weet betrokkene dat zij in de zomerperiode met een wat lagere dosering aan medicatie kan. Volgens de advocaat is er dus sprake van wilsbekwaam verzet ten aanzien van het medicatiegebruik en zou deze vorm van verplichte zorg afgewezen moeten worden.
De rechtbank gaat hier niet in mee. Uit de medische verklaring blijkt dat de onafhankelijk psychiater de wilsbekwaamheid heeft getoetst en heeft geoordeeld dat, op moment dat er sprake is van een psychose, betrokkene wilsonbekwaam is om te oordelen over de verplichte zorg. Dat oordeel is voldoende onderbouwd en de psychiater heeft het innemen van medicatie hierbij niet uitgesloten. Bovendien is op zitting gebleken dat er juist discussie bestaat over de medicatie en dan vooral over de dosering. De artsen achten een andere/hogere dosering noodzakelijk dan betrokkene zelf wenselijk acht. Daarbij heeft de arts naar voren gebracht dat getracht wordt met betrokkene mee te bewegen door een lagere dosering uit te proberen en meer tijd tussen de depots te laten zitten. Echter bij een lagere dosering is gebleken dat betrokkene symptomen van ontregeling vertoont. Bovendien wil betrokkene helemaal van het depot af, terwijl de artsen er geen vertrouwen in hebben dat betrokkene oraal dan haar medicatie blijft innemen gezien de discussie die er steeds is. Haar stabiliteit zal dus niet gewaarborgd zijn indien medicatie niet langer als verplichte zorg wordt opgelegd. Het risico op ernstig nadeel komt daarmee weer om de hoek kijken en dat is gevaarlijk voor betrokkene. Dat maakt dat de rechtbank het beroep op wilsbekwaam verzet niet honoreert en de verplichte zorg ook voor het innemen van medicatie zal toewijzen.
2.5.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. Van de in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg, die zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, alsmede gelet op hetgeen bij de mondelinge behandeling naar voren is gekomen acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk gedurende twaalf maanden:
  • toedienen van medicatie;
  • het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • beperken van de bewegingsvrijheid,
  • onderzoek aan kleding of lichaam,
  • onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen,
  • controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen,
  • aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen en het nakomen van afspraken met het ambulant behandelteam;
  • opnemen in een accommodatie,
De rechtbank zal, zoals door de advocaat is verzocht, de verplichte zorg in de vorm van
‘insluiten’en
‘uitoefenen van toezicht op betrokkene’niet toewijzen, omdat ter zitting is gebleken dat er voor deze vorm van verplichte zorg geen noodzaak is.
2.6.
De verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene. Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.7.
Hetgeen namens en door betrokkene als verweer is aangevoerd doet aan het voorgaande niet af.
2.8.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van twaalf maanden.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene] , geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] (India), inhoudende dat gedurende de looptijd van de machtiging bij wijze van verplichte zorg de in rechtsoverweging 2.5 genoemde maatregelen kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 4 november 2026.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 5 november 2025 mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. A. van Luijck, rechter, bijgestaan door L.F. Datema als griffier en op 7 november 2025 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.