Beoordeling
4. Met Liander wordt vastgesteld dat de Regeling afsluitbeleid voor de kleinverbruikers van elektriciteit en gas zoals die geldt vanaf 1 april 2023 in artikel 1a bepaalt dat de netbeheerder het transport van gas en elektriciteit beëindigt als op de aansluiting van de kleinverbruikers geen leverancier (vergunningshouder) bekend is. Een dergelijke omstandigheid doet zich hier voor, zodat in beginsel de vordering van Liander voor toewijzing vatbaar is.
5. Tot uitgangspunt geldt echter het volgende. In oktober 2022 is met een tijdelijke wijziging het afsluitbeleid aangescherpt om kleinverbruikers van energie tijdens de winterperiode beter te beschermen tegen afsluiting bij betalingsproblemen. Deze aanscherping heeft in het vierde kwartaal van 2022 geleid tot een daling van het aantal afsluitingen met 68% ten opzichte van een kwartaal eerder. Om deze reden is ook na 1 april 2023 de regeling voortgezet, zodat kleinverbruikers van energie bij betalingsproblemen structureel beter worden beschermd tegen afsluiting. De Regeling heeft aan de leverancier in geval van een afsluiting wegens wanbetaling een aantal extra verplichtingen opgelegd. Deze verplichtingen bieden waarborgen die zijn bedoeld om te zorgen dat gebruikers die moeite hebben met de betaling van de energierekening extra hulp aangeboden krijgen, zodat afsluiting kan worden voorkomen. Weliswaar zijn deze wettelijke waarborgen in de Regeling niet direct op de netbeheerder van toepassing verklaard, maar dat brengt nog niet mee dat de netbeheerder in geval hij in rechte afsluiting wil afdwingen, niet moet toelichten dat is voldaan aan het doel en de strekking van de Regeling. De enkele mededeling dat uitsluitend de energieleveranciers de verplichting uit de Regeling hebben en deze door de ACM worden gecontroleerd, biedt in het individuele geval onvoldoende zekerheid dat aan gedaagde partij de waarborgen die uit de Regeling voortvloeien ook daadwerkelijk zijn gegeven. Voordat aan Liander de bevoegdheid wordt gegeven om tot afsluiting over te gaan, hetgeen een verregaande bevoegdheid is en mogelijk inbreuk maakt op het woonrecht en de bewoner essentiële diensten ontneemt, dient daarover in het individuele geval afdoende zekerheid te bestaan en kan niet volstaan worden met algemene aannames.
6. Indien door Liander in de dagvaarding wordt gesteld en afdoende onderbouwd dat de leverancier zijn verplichting uit hoofde van de Regeling afsluitbeleid bij de betreffende kleinverbruiker volledig is nagekomen, is daarmee afdoende toelichting gegeven. Indien echter wordt gesteld dat sprake is van een verhuizing waarbij de nieuwe bewoner bij aanvang van de bewoning geen energieleverancier heeft gekozen voor het nieuwe verbruiksadres en dus geen sprake lijkt te zijn van betalingsproblemen, behoeft in beginsel uitleg over de verplichtingen uit de Regeling geen nadere toelichting.
7. Een stellingname als hiervoor overwogen is door Liander in de dagvaarding niet gegeven. Uit de overgelegde stukken en de toelichting ter terechtzitting is echter wel gebleken dat Liander in het voortraject meerdere brieven aan [gedaagde] heeft gestuurd waarin [gedaagde] wordt gewezen op de mogelijkheid om in geval van financiële problemen hulp te zoeken bij daarvoor aangewezen hulpverlening. Voorts wordt in de stukken verwezen naar de in [plaats] lopende regeling tussen Liander en de [gemeente] waarbij Liander in geval van afsluiting melding maakt aan de gemeente zodat de gemeentelijke schuldhulpverleners nog tijdig hulp kunnen bieden. Daarbij is tijdens de mondelinge behandeling namens Liander verklaard dat er ook altijd nog langs gegaan wordt bij het afsluitadres om in direct contact te komen met de bewoners en dit ook in het geval van [gedaagde] is gedaan, maar dat dit niets heeft opgeleverd. Ten slotte blijkt uit de toelichting dat [gedaagde] contact heeft gehad met de deurwaarder en heeft verklaard dat hij een contract zou hebben afgesloten, waaruit ook is af te leiden dat geen sprake is van betalingsproblemen waarop de Regeling ziet. Aldus heeft Liander afdoende aangetoond dat aan doel en strekking van de Regeling is voldaan zodat deze niet aan toewijzing van de afsluiting in de weg staan.
8. Hetgeen hiervoor is overwogen leidt ertoe dat Liander gerechtigd is om tot afsluiting over te gaan, nu als onbestreden vaststaat dat [gedaagde] op 25 augustus 2025 nog steeds geen leverancier voor gas en elektriciteit op het verbruiksadres had. De verklaring voor recht is toewijsbaar, alsook de veroordeling de werkzaamheden die daarmee verband houden te gedogen en de ontruiming als gevorderd.
9. Met betrekking tot de schadevergoeding geldt het volgende. In de berekening zijn de netbeheerkosten opgenomen tot 17 mei 2024, berekend op een bedrag van € 708,59, welke kosten niet ongegrond of onrechtmatig voorkomen. De kosten van na 17 mei 2024 zijn door Liander in deze procedure niet gevorderd, zodat hierover in dit geding geen beslissing wordt genomen.
10. Voor zover in het totaal gevorderde schadebedrag van € 1.463,90 de afsluitkosten zijn opgenomen geldt het volgende. Op basis van de zich bij de stukken bevindende berekening en onderbouwing in combinatie met de door Liander ter terechtzitting gegeven toelichting dat de afsluittarieven door de ACM zijn beoordeeld, zijn de door Liander gevorderde afsluitkosten in 2024 van € 247,20 voor de afsluitingskosten van de gasaansluiting en € 258,11 aan kosten voor de elektriciteitsaansluiting kleinverbruik 2024 toewijsbaar. Weliswaar is het inmiddels 2025, maar Liander heeft geen vermeerdering van eis tot aanpassing van die kosten tot het niveau van 2025 ingediend, zodat de tarieven over 2024 worden toegewezen. Voor zover in eerdere uitspraken van deze rechtbank een bedrag van € 70,00 aan afsluitkosten redelijk werd geacht, wordt deze schatting, gelet op in deze zaak door Liander gegeven toelichting, niet gevolgd.
11. De gevorderde buitengerechtelijke kosten komen, gelet op de door de deurwaarder beschreven werkzaamheden, niet ongegrond of onrechtmatig voor en zijn toewijsbaar, met dien verstande dat deze worden berekend op basis van de verschuldigde hoofdsom van € 1.213,90 als na te melden worden vastgesteld.
12. Dat er naast [gedaagde] nog een andere bewoner op het verbruiksadres woonachtig is tegen wie Liander belang heeft bij een veroordeling, is gesteld noch gebleken, zodat de vorderingen als na te melden worden toegewezen.
13. Bij deze uitkomst wordt [gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van dit geding. Nu Liander zelf om een mondelinge behandeling heeft gevraagd, blijven deze kosten voor haar rekening.