ECLI:NL:RBAMS:2025:8465

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
C/13/758771 / FA RK 24-7352
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing ouderlijk gezag en voorlopige voogdij in een geschil over minderjarige met ernstige psychische problemen

Op 14 oktober 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de schorsing van het ouderlijk gezag van de vader en de moeder over hun minderjarige dochter, geboren in 2009. De rechtbank heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de mentale en fysieke gezondheid van de minderjarige, die lijdt aan anorexia en suïcidale gedachten heeft. De ouders zijn in een langdurige strijd verwikkeld, wat schadelijk is voor de ontwikkeling van de minderjarige. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ouders te schorsen in hun gezag en JBRA te belasten met de voorlopige voogdij. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen, omdat er een acute en ernstige dreiging voor de minderjarige bestaat. De bijzondere curator, drs. [belanghebbende], is benoemd om de belangen van de minderjarige te behartigen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de moeder de vader wekelijks moet informeren over de situatie van de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/758771 / FA RK 24-7352 en C/13/777086 / FA RK 25-7863 (VZ/RM)
Beschikking van 14 oktober betreffende een schorsing van het ouderlijk gezag, voorlopige voogdij, een geschil als bedoeld in artikel 1:253a BW en een informatieregeling
in de zaak (C/13/758771 / FA RK 24-7352) van:
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. C.F.L.A. van der Vegt-Boshouwers te Eindhoven,
tegen
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. R.A.M. Jorna te Den Haag.
Als belanghebbende is aangemerkt:
drs. [belanghebbende],
kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
in haar hoedanigheid van bijzondere curator over na te noemen minderjarige,
hierna te noemen de bijzondere curator.
Als informant is aangemerkt:
JEUGDBESCHERMING REGIO [locatie],
gevestigd te [locatie] ,
hierna te noemen: JBRA
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio [locatie] ,
locatie [locatie] ,
hierna te noemen de Raad.
en in de zaak (C/13/777086 / FA RK 25-7863) van:
de Raad,
betreffende
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2009,
hierna te noemen: [minderjarige] .
Als belanghebbende zijn aangemerkt de vader, de moeder, de bijzondere curator, JBRA.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 14 februari 2025 (C/13/758771 / FA RK 24-7352) van deze rechtbank is drs. [belanghebbende] benoemd tot bijzondere curator en is de behandeling van de verzoeken met betrekking tot de zorgregeling, wijziging gezag en wijziging hoofdverblijfplaats pro forma aangehouden. De verzoeken tot het verlenen van vervangende toestemming voor de voortzetting van de medische behandeling en het verzoek tot het ontzeggen van het recht op omgang van de vader zijn afgewezen.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • de hiervoor genoemde beschikking van 14 februari 2025;
  • het bericht van 16 juni 2025 van de zijde van de vader;
  • het eerste verslag van 23 juni 2026 van de bijzondere curator;
  • het bericht van 2 juli 2025 van de zijde van de moeder;
  • het F9-formulier met bijlagen van 9 juli 2025 van de zijde van de vader;
  • het F9-formulier met bijlage van 16 juli 2025 van de zijde van de moeder;
  • het bericht van 28 augustus 2025 van de zijde van de vader
  • het tweede verslag van 8 oktober 2025 van de bijzondere curator;
  • het aanvullende verzoek met bijlagen van de zijde van de moeder, ingekomen bij de rechtbank op 9 oktober 2025;
  • het aanvullende verzoek met bijlagen van de zijde van de vader, ingekomen bij de rechtbank op 12 oktober 2025;
  • de brief met bijlagen van 14 oktober 2025 van de zijde van de moeder.
1.3.
De minderjarige [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2009, is, gelet op haar leeftijd, in de gelegenheid gesteld om haar mening kenbaar te maken. [minderjarige] heeft op 13 oktober 2025 met de kinderrechter gesproken.
1.4.
De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2025.
Verschenen zijn:
  • de vader en de waarnemend advocaat mr. N. Groen, bijgestaan door een tolk in de Engelse taal;
  • de moeder en haar advocaat, bijgestaan door een tolk in de Engelse taal;
  • [naam 1] namens de Raad;
  • [naam 2] en [naam 3] namens JBRA;
  • de bijzondere curator.
1.5.
Ter zitting heeft de Raad mondeling een spoedverzoek ingediend zoals hieronder is weergegeven (C/13/777086 / FA RK 25-7863). Op 15 oktober 2025 heeft de Raad dit verzoek schriftelijk bevestigd.

2.De feiten

2.1.
De rechtbank verwijst allereerst naar de beschikking van deze rechtbank van 14 februari 2025, die als hier herhaald en ingelast wordt beschouwd.
2.2.
Bij beschikking van 17 januari 2025 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van JBRA tot 17 januari 2026. Uit die beschikking blijkt het volgende:
“De rechtbank stelt vast dat [minderjarige] een kwetsbaar meisje is van 15 jaar, bij wie op meerdere leefgebieden grote zorgen bestaan. Hoewel het zeer positief is dat de anorexia inmiddels in remissie is, zijn er nog steeds grote zorgen om haar mentale en fysieke gezondheid en haar schoolgang. De relatie tussen [minderjarige] en haar vader is ernstig verstoord waardoor zij het contact met hem als zeer belastend ervaart en hem al langere tijd niet meer ziet. Op ouderniveau is sprake van een al jarenlang durende strijd en spanning, wat belastend en schadelijk is voor [minderjarige] en waardoor haar belangen niet voorop staan.”
2.3.
Bij beschikking van 14 februari 2025 is drs. [belanghebbende] benoemd tot bijzondere curator. Uit die beschikking blijkt het volgende:
“De rechtbank acht het, gelet op vorenstaande en gezien de belangenstrijd tussen de ouders, in het belang van [minderjarige] dat zij in alle openheid en vrijheid gesprekken kan voeren met een onafhankelijke derde, in de persoon van een bijzondere curator, die haar zowel in als buiten rechte kan vertegenwoordigen en met wie zij kan spreken over haar situatie en haar gevoelens hierover. De rechtbank acht het van groot belang dat de eigen stem van [minderjarige] in deze procedure beter gehoord wordt.”
2.4.
In het eerste verslag van 23 juni 2025 geeft de bijzondere curator het volgende aan:
“Rond het ziek-zijn en overlijden van haar grootvader is er contact geweest tussen vader en [minderjarige] . [minderjarige] geeft aan dat zij haar vader mist, maar dat zij ook heel veel druk voelt en dat ze dat op dit moment niet aan kan. Daarom is er op dit moment geen mogelijkheid tot contactherstel, behalve als [minderjarige] dit zelf aangeeft wel te willen. Het is mijns inziens nog te vroeg om de mogelijkheid tot gezond contact op te geven. Echter, op dit moment is het voor [minderjarige] voorliggend dat zij haar terugval van de eetstoornis verder overwint. Voor [minderjarige] is een gevoel van regie en controle enorm belangrijk. Zij heeft al van heel jong af als een soort kameleon de afstemming naar haar ouders gezocht en is in haar ontwikkeling nooit toegekomen aan wat belangrijk is voor haarzelf. Behandeling is nu heel belangrijk en de mogelijkheid om zelf haar weg te zoeken, ook in het contact met haar beide ouders.”
2.5.
Op 30 september 2025 heeft [minderjarige] afscheidsbrieven geschreven en medicijnen ingenomen.
2.6.
Sinds het uitspreken van de ondertoezichtstelling staat [minderjarige] op de monitortingslijst van JBRA. Op 1 oktober 2025 is door JBRA, in reactie op de mededeling omtrent de actuele situatie van [minderjarige] , een e-mail verstuurd waarin wordt medegedeeld dat [naam 4] en [naam 5] niet meer het vaste aanspreekpunt zullen zijn voor het gezin.
2.7.
In het tweede verslag van 8 oktober 2025 geeft de bijzondere curator het volgende aan:
“Moeder maakt zich grote zorgen om haar dochter, vader wordt niet geïnformeerd, de huidige behandelaar heeft geen of onvoldoende zicht op hoe het gaat met [minderjarige] en [minderjarige] geeft aan bij een andere behandelaar in behandeling te willen, waar nog geen toestemming voor is.
Er is geen jeugdbeschermer actief. Er is geen onderling overleg tussen de ouders of hun raadslieden.
[minderjarige] heeft hulp nodig en gezien haar leeftijd is het belangrijk dat zij een vorm van eigen controle en eigen regie ervaart. Daarom wil ik dat haar wens voor een behandelaar kan worden gevolgd. Niet alleen de wens voor een behandelaar is nu belangrijk, ook de door Levvel geadviseerde intensivering van de behandeling is van groot belang om te bespreken. [minderjarige] heeft hulp nodig en er moet gekeken worden naar de volgende stappen. Voor [minderjarige] is het nu vooral belangrijk dat de volwassenen die om haar heen staan, met elkaar een plan maken en dat naar haar toe ondersteunen.
Helaas lukt dat niet zonder tussenkomst van de rechtbank, reden waarom ik hoop dat wij ter zitting kunnen komen tot de juiste beslissingen.
Tevens is het noodzakelijk om te bespreken wat het betekent voor [minderjarige] dat er nu wederom geen vaste jeugdbeschermer is. De gevolgen hiervan zijn groot. [minderjarige] heeft aangegeven dat zij zich in de gesprekken met de jeugdbeschermers die er in ieder geval voorlopig zouden zijn, gehoord voelde. Nu deze van het één op het andere moment niet meer betrokken zijn, is [minderjarige] weer beschadigd in haar vertrouwen.”
2.8.
Gezien de gebeurtenissen heeft de rechtbank op verzoek van de Raad de mondelinge behandeling vervroegd gepland op 14 oktober 2025.

3.De verzoeken

De aanvullende verzoeken van de moeder
3.1.
De moeder heeft aanvullend verzocht om bij beschikking, voor zover de wet dit toelaat uitvoerbaar bij voorraad:
  • toestemming te verlenen, welke toestemming die van vader vervangt, voor de medische behandeling van [minderjarige] door psychotherapeut en gezondheidszorgpsycholoog mevrouw [naam 6] , althans een zodanig beslissing te nemen als uw rechtbank in het belang van het kind wenselijk voorkomt;
  • toestemming te verlenen, welke toestemming die van vader vervangt, voor de (opvolgende) medische behandeling van [minderjarige] door Levvel‚ welke medische behandeling kan bestaan uit opname in hun eetstoorniskliniek of een dagbehandeling in hun dagbehandelcentrum eetstoornissen, althans een zodanig beslissing te nemen als uw rechtbank in het belang van het kind wenselijk voorkomt,
  • te bepalen dat de vader op geen enkele wijze contact mag opnemen met [minderjarige] .
3.2.
De moeder stelt dat het in het belang van [minderjarige] is dat zij per direct kan worden behandeld door psychotherapeut en gezondheidszorgpsycholoog mevrouw [naam 6] en zodra er plaats is (ook) kan worden behandeld in een eetstoorniskliniek van Levvel. De vader is het niet eens met een behandeling door mevrouw [naam 6] en weigert toestemming te geven. De moeder acht het in het belang van [minderjarige] dat de rechtbank vervangende toestemming tot behandeling verleent.
3.2.1.
Dat behandeling nodig is, blijkt uit de recente suïcidale gedachten van [minderjarige] en de (mogelijke) suïcidepoging op 30 september 2025. [minderjarige] is momenteel onder behandeling van [naam 7] van Arkin, maar [minderjarige] geeft al langere tijd aan geen vooruitgang met haar te boeken en een andere behandelaar te willen. Er zijn intakegesprekken met mevrouw [naam 6] geweest en [minderjarige] heeft laten weten graag bij haar in behandeling te willen. Mevrouw [naam 6] heeft aangegeven niet te zullen starten met de behandeling zonder toestemming van beide gezaghebbende ouders. Zonder toestemming van de vader bestaat het risico dat de vader de behandeling tussentijds zal proberen te blokkeren, met mogelijk nadelige gevolgen voor [minderjarige] . Dit is ook al gebeurd tijdens de behandeling van [minderjarige] door [naam 7] .
3.3.
Ten aanzien van het contactverbod stelt de moeder dat de vader [minderjarige] op 2 oktober 2025 heeft gebeld. Dit is in strijd met de afspraak die is gemaakt bij beschikking van 14 februari 2025. De vader zou alleen op initiatief van [minderjarige] contact hebben met haar. [minderjarige] heeft aan de moeder gevraagd om bij het telefoongesprek te blijven. Volgens de moeder is dit een zeer emotioneel telefoongesprek geweest, waarin opnieuw veel schuldgevoelens door de vader werden opgeroepen. De vader lijkt zich niet te realiseren hoe stressvol dergelijke gesprekken voor [minderjarige] zijn en dat ze niet bijdragen aan de genezing van [minderjarige] . Integendeel zelfs. Dit is reden waarom de vrouw de rechtbank verzoekt te bepalen dat de vader zelf op geen enkele wijze geen contact met [minderjarige] mag opnemen.
De aanvullende verzoeken van de vader
3.4.
De vader verzoekt aanvullend om, uitvoerbaar bij voorraad, aan de vrouw de verplichting op te leggen om:
  • de vader binnen een week na beschikking te voorzien van alle behandelplannen en evaluaties die ten aanzien van [minderjarige] zijn opgesteld en aan haar zijn verstrekt door derden;
  • de vader binnen een week na beschikking te voorzien van een verslag van de gebeurtenissen omtrent [minderjarige] in de nacht van 29 op 30 september 2025, met vermelding van namen van de hulpverleners die [minderjarige] in het kader van hulpverlening gezien hebben;
  • de vader binnen een week na beschikking te voorzien van een verslag van de gebeurtenissen omtrent [minderjarige] in de dagen na 30 september 2025, met vermelding van namen van de hulpverleners die [minderjarige] in het kader van hulpverlening gezien hebben;
  • de vader binnen een week na beschikking te voorzien van een opsomming van alle behandelaars die in contact staan met [minderjarige] , met vermelding van de organisatie waarbij zij aangesloten zijn en de hulp die zij [minderjarige] bieden;
  • de vader binnen een week na beschikking te voorzien van een verslag van de gebeurtenissen omtrent [minderjarige] in de dagen na 30 september 2025, met vermelding van namen van de hulpverleners die [minderjarige] in het kader van hulpverlening gezien hebben;
  • de vader met ingang van de beschikking wekelijks op zondag per email van ten minste een half A4 te voorzien van informatie over hoe de daaraan voorafgaande week van [minderjarige] eruit heeft gezien, met welke professionals zij heeft gesproken, welke medicatie zij tot zich heeft genomen en welke activiteiten zijn buitenshuis heeft ondernomen;
een en ander op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dan wel keer dat de vrouw verzuimd aan de opgelegde verplichting(en) te voldoen.
3.5.
De vader stelt dat de moeder hem onvoldoende op de hoogte houdt over de situatie van [minderjarige] . Nu er ook geen gezinsmanager actief is, kan de informatie ook niet via deze persoon verkregen worden en is er niemand die kan aansturen. De moeder is degene die alle informatie heeft en de vader actief kan informeren en betrekken bij het nemen van beslissingen. Het recht op informatie maakt onderdeel uit van het recht van de vader op eerbiediging van zijn familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM. Het niet naleven van deze verplichting is in strijd met artikel 3 IVRK. De moeder heeft meerdere keren laten zien dat zij niet bereid is de vader op een gedegen manier te betrekken bij het nemen van beslissingen met betrekking tot [minderjarige] , met als dieptepunt hem te verwijzen naar de bijzondere curator voor informatie na een suïcidepoging door [minderjarige] .
Het verzoek van de Raad
3.6.
Ter zitting heeft de Raad de rechtbank mondeling verzocht om de moeder en de vader te schorsen in de uitoefening van het ouderlijk gezag over [minderjarige] voor de duur van drie maanden en JBRA te belasten met de voorlopige voogdij over [minderjarige] .
3.7.
De Raad motiveert het verzoek als volgt. Het gaat niet goed met [minderjarige] . Ze voelt zich schuldig naar alles en iedereen. Ze voelt zich onder druk gezet door de vader en maakt zich zorgen om hem. Van de moeder voelt ze dat die gefocust is op haar gedrag ten aanzien van haar anorexia. Het nemen van eigen controle en regie gaat niet, omdat ze alleen maar bezig is met haar schuldgevoel voor iedereen. [minderjarige] wil graag dat een professional beslissingen over haar neemt en niet de ouders. Ze wil graag weg van alles, zodat zij zich op zichzelf kan focussen. Ook de bijzondere curator stelt zich op dit standpunt, en adviseert dat [minderjarige] op een behandelsetting wordt opgenomen zodat zij tot zichzelf kan komen.
3.7.1.
[minderjarige] en de ouders komen er op de manier zoals het nu gaat niet uit. De Raad is daarom van mening dat de ouders geschorst dienen te worden in het gezag. Een onafhankelijke voogd kan dan beslissingen over haar nemen, kan de uithuisplaatsing op een voor haar goede plek en behandeling organiseren en kan de ouders informeren.

4.De standpunten

4.1.
De moeder voert geen verweer tegen het verzoek van de Raad en begrijpt dat dit is wat [minderjarige] nu nodig heeft. De moeder vraagt zich wel af of JBRA het deze keer wel waar gaat maken, nu zij hun taak zo hebben verzaakt in het kader van de uitgesproken ondertoezichtstelling. De moeder vindt het belangrijk dat er voldoende tijd wordt genomen om te kijken waar [minderjarige] wordt geplaatst. De moeder stelt voor om ook te kijken in het netwerk van de ouders, bijvoorbeeld naar een gezin waar de ouders vertrouwen in hebben. Voor de rest acht de moeder de behandeling van [minderjarige] zeer belangrijk. De moeder wil graag gegarandeerd hebben dat de behandeling bij psychotherapeut [naam 6] door gaat en later bij Levvel.
4.1.1.
Ten aanzien van het verzoek tot een informatievoorziening van de vader, stelt de moeder dat ze aan iedere arts aangeeft dat ze de vader moeten informeren. Verder is de moeder ook bereid om eens per week een kort verslag te sturen over de situatie van [minderjarige] gedurende de tijd dat [minderjarige] nog bij haar woont.
4.2.
Door de vader wordt verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. Hij stelt dat [minderjarige] dan in een kapot systeem wordt geplaatst en vraagt zich af wat JBRA nu wel gaat doen. De vader voelt zich ook niet gelijkwaardig behandeld door JBRA. Hij is ervan overtuigd dat [minderjarige] het best af is als zij bij familie in Portugal kan verblijven.
4.2.1.
Ten aanzien van het verzoek tot vervangende toestemming van de moeder, voert de vader ook verweer. Hij acht de behandeling door psychotherapeut [naam 6] niet het meest passend. De vader heeft geen vertrouwen in [naam 6] omdat zij zich eerder niet heeft gehouden aan haar toezegging tot het toezenden van informatie.
4.3.
Aanvullend op haar verslagen, heeft de bijzondere curator gesteld dat het in het belang van [minderjarige] is dat zij wordt geplaatst in een behandelsetting, dan wel een groepsetting. Op die manier kan ze de regie over laten aan professionals in plaats van haar ouders. Dat een dagbehandeling voor eetstoornissen bij Levvel noodzakelijk zal zijn, is voor de bijzondere curator nog niet duidelijk. Zij ziet een reële mogelijkheid dat de eetstoornis naar de achtergrond verdwijnt als [minderjarige] niet meer in de huidige spanningsvolle situatie zit. De bijzondere curator benoemt daarnaast dat ze het ingewikkeld vindt dat de JBRA geen zorg heeft getoond en nauwelijks heeft gecommuniceerd. De bijzondere curator vond het schrikbarend dat JBRA niks van zich liet horen nadat [minderjarige] een suïcidepoging had gedaan.
4.4.
JBRA staat achter het verzoek van de Raad, en heeft te kennen gegeven dat in geval van toewijzing per direct actie zal worden ondernomen, waarbij zorgvuldig zal worden gezocht naar een geschikte verblijfsplek voor [minderjarige] , en waarbij de door [minderjarige] gewenste behandeling bij psychotherapeut [naam 6] ingezet zal worden.

5.De verdere beoordeling

Schorsing gezag, voorlopige voogdij en bijzondere curator – C/13/777086 / FA RK 25-7863
5.1.
Op grond van artikel 1:268 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank – voor zover hier van belang – een ouder geheel of gedeeltelijk in de uitoefening van het gezag schorsen indien een ernstig vermoeden bestaat dat de grond, bedoeld in artikel 1:266, eerste lid, aanhef en onder a of b is vervuld en de maatregel noodzakelijk is om een acute en ernstige dreiging voor de minderjarige weg te nemen. Betreft de schorsing beide ouders of een ouder die alleen het gezag uitoefent, dan belast de rechtbank een gecertificeerde instelling met de voorlopige voogdij over de minderjarige.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een ernstig vermoeden dat de grond, bedoeld in artikel 266, eerste lid, aanhef en onder a, is vervuld en dat de schorsing dringend en onmiddellijk noodzakelijk is om een acute en ernstige bedreiging voor [minderjarige] weg te nemen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
5.3.
Uit de stukken en hetgeen besproken ter zitting blijkt dat er sprake is van ernstige problematiek op ouderniveau en dat deze problematiek zich tot op heden nog steeds voortzet. Door zowel de Raad als de bijzondere curator is geconstateerd dat [minderjarige] zich vanaf een zeer jonge leeftijd constant enorm schuldig en verantwoordelijk voelt richting de mensen om haar heen. Dat gevoel is zo groot en allesoverheersend dat het haar basale ontwikkeling in de weg staat. Ze komt niet toe aan wat voor haar ontwikkeling belangrijk is, zij lijdt aan Anorexia en gaat al jaren niet naar school. De rechtbank ziet de inname van de pillen door [minderjarige] als een duidelijke noodkreet. Voor [minderjarige] is het van existentiële noodzaak om verlost te worden van de schuld en verantwoordelijkheid die ze ten aanzien van haar ouders voelt. De beëindiging van het gezag van haar ouders is daarvan nu een onmisbaar onderdeel, zo is ook uit het kindgesprek met [minderjarige] naar voren gekomen. Ook de Raad en de bijzondere curator zijn van mening dat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] belangrijk is dat een professional vanaf nu beslissingen over haar neemt. Daarbij komt dat de ouders radeloos zijn en niet bij machte om de situatie ten goede te keren. De rechtbank ziet dat zij als ouders proberen het beste te doen, maar er is op dit moment meer nodig voor [minderjarige] om haar de ruimte te geven zich conform leeftijd te gaan ontwikkelen.
5.4.
Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank het verzoek tot schorsing van de vader en de moeder in de uitoefening van het gezag toe. Op grond van artikel 1:268, derde lid, BW zal de rechtbank JBRA belasten met de voorlopige voogdij over [minderjarige] .
5.5.
Daarbij overweegt de rechtbank dat tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat het uitgangspunt van de uitoefening van de voorlopige voogdij conform de behandelwensen van [minderjarige] dient te zijn, te weten een behandeling bij psychotherapeut [naam 6] , en dat gezocht moet worden naar een geschikte professionele woonomgeving voor [minderjarige] die tegemoet komt aan haar actuele behoefte. Daarbij is het noodzakelijk dat ook niet ingekocht hulpaanbod kan worden ingezet, gelet op de specifieke problematiek van [minderjarige] en de acute noodzaak aan passende hulpverlening op maat.
5.6.
De rechtbank acht het, gelet op de nieuwe ontstane gezagssituatie, in het belang van [minderjarige] dat de bijzondere curator drs. [belanghebbende] ook wordt benoemd als bijzonder curator in de onderhavige procedure. De rechtbank zal dan ook, met toepassing van artikel 1:250 BW ambtshalve drs. [belanghebbende] benoemen als bijzondere curator.
De aanvullende verzoeken van de vader en de moeder – C/13/758771 / FA RK 24-7352
5.7.
Artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt, voor zover hier van belang, dat in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of een van hen aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
5.8.
De rechtbank verklaart de moeder niet ontvankelijk in haar verzoeken, nu zij geschorst is in haar gezag. Voor het opleggen van een contactverbod ziet de rechtbank ook onvoldoende grond, waarbij de rechtbank in aanmerking neemt dat de vader zich, op begrijpelijke uitzonderingen na, heeft gehouden aan zijn toezeggingen geen contact op te nemen.
5.9.
Ten aanzien van het verzoek van de vader tot het opleggen van een informatievoorziening overweegt de rechtbank dat medische informatie over de behandeling van [minderjarige] aan de vader dient te worden gegeven door haar behandelaar, en niet door de moeder. Zij is immers zeker niet altijd deelgenoot van de gesprekken tussen [minderjarige] en de behandelaar en in zoverre ook afhankelijk van de informatie die zij van hen ontvangt. Het voorgaande neemt niet weg dat ouders wel de zorgplicht hebben om de band met de andere ouder te bevorderen op grond van artikel 1:247, derde lid, BW. De moeder heeft zich bereid verklaard, gelet daarop, de vader één keer per week te informeren over [minderjarige] en de rechtbank zal dit vastleggen. Nu dat de ouders geschorst zijn in het gezag, ligt het nu verder op de weg van JBRA om de vader over [minderjarige] te informeren.
5.10.
Gelet op het voorgaande wijst de rechtbank de verzoeken van de vader af.
5.11.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat de benoeming bij beschikking van 14 februari 2025 van de bijzondere curator drs. [belanghebbende] nog steeds loopt nu de behandeling van de verzoeken met betrekking tot de zorgregeling, de wijziging gezag en de wijziging hoofdverblijf onveranderd pro forma zijn aangehouden. De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige] dat de bijzondere curator, naast de adviezen die ze al heeft gegeven, opnieuw advies zal uitbrengen ter zake de nieuwe ontstane gezagssituatie. Mocht het onderzoek de bijzondere curator anderszins aanleiding geven tot het maken van opmerkingen of het geven van advies, dan staat het de bijzondere curator vrij dit te doen.

6.De beslissing

De rechtbank:
In de zaak met kenmerk C/13/777086 / FA RK 25-7863
6.1.
schorst
  • [de vader] , geboren op [geboortedatum 2] 1975 te [geboorteplaats 2] en,
  • [de moeder] , geboren op [geboortedatum 3] 1975 te [geboorteplaats 3] ,
in de uitoefening van het ouderlijk gezag over [minderjarige] met ingang van heden met dien verstande dat de schorsing in het gezag van rechtswege eindigt op 14 januari 2026 tenzij voor die datum een verzoek tot beëindiging van het gezag is verzocht, in welk geval de schorsing doorloopt;
6.2.
belast Jeugdbescherming Regio [locatie] , gevestigd te [locatie] , met de voorlopige voogdij over [minderjarige] ;
6.3.
benoemt tot bijzondere curator over [minderjarige] :
Mevrouw drs. [belanghebbende] ,
[adres] ,
Telefoon [telefoonnummer] ,
om [minderjarige] in deze procedure te vertegenwoordigen als bedoeld in artikel 1:250 van het Burgerlijk wetboek;
6.4.
gelast de griffie van deze rechtbank om een afschrift van de processtukken in de zaak aan de bijzondere curator ter beschikking te stellen;
6.5.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
In de zaak met kenmerk C/13/758771 / FA RK 24-73
6.6.
verzoekt de bijzondere curator om
uiterlijk 31 december 2025nader schriftelijk verslag te doen aan de rechtbank (onder gelijktijdige verstrekking aan partijen) van haar bevindingen;
6.7.
bepaalt dat de ouders binnen één week na ontvangst van het verslag van de bijzondere curator hierop desgewenst schriftelijk kunnen reageren en zich daarbij dienen uit te laten over het door hen gewenste vervolg van deze procedure:
6.8.
bepaalt dat de moeder de vader eenmaal per week schriftelijk zal informeren over [minderjarige] ;
6.9.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.10.
verklaart de moeder niet ontvankelijk in haar verzoeken;
6.11.
wijst de verzoeken van de vader af.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. V. Zuiderbaan, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. R. Muller, griffier, op 14 oktober 2025. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).