ECLI:NL:RBAMS:2025:8446

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 november 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
13/229144-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 6 november 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Geislingen an der Steige in Duitsland. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Syrië, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 23 oktober 2025 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. A.L. Wagenaar, aanwezig was, evenals de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. L.J.H. Kortz. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen.

Het EAB is uitgevaardigd op 8 april 2025 en betreft een vrijheidsstraf van drie jaren en zes maanden voor illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft ook de medische omstandigheden van de opgeëiste persoon in overweging genomen, maar geen aanleiding gezien om garanties te vragen over de medische zorg in Duitsland. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, waarbij de opgeëiste persoon naar Duitsland zal worden overgeleverd voor de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing, conform artikel 29, tweede lid, OLW. De relevante wetsbepalingen zijn onder andere de artikelen 47 en 225 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 van de OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/229144-25
Datum uitspraak: 6 november 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 17 september 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 8 april 2025 door het
Amtsgericht Geislingen an der Steige, Duitsland, (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] (Syrië),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in het [detentieadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 23 oktober 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J.H. Kortz, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Duitse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Ook heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Syrische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van het
Amtsgericht Geislingen an der Steigevan 15 juni 2022, rechtsgeldig sinds 7 juli 2022, zaaknummer: 4 Ls 43 Js 1375/22.
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaren en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Volgens het EAB is de nog uit te zitten straf 431 dagen waarvan 4 dagen tot de afspraak voor de 2/3-controle volgens paragraaf 57 StGB. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

4.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst feit 3 aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van feit 3 waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
4.2
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft feiten 1 en 2 niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
1.
Valsheid in geschrift.
2.
Medeplegen van valsheid in geschrift.

5.Medische omstandigheden

De raadsman heeft op de zitting aandacht gevraagd voor de medische situatie van de opgeëiste persoon en verzocht om aanhouding teneinde de officier van justitie bij de uitvaardigende autoriteit te laten navragen waar de opgeëiste persoon na een eventuele overlevering zal worden gedetineerd. De opgeëiste persoon heeft een knieblessure waarvoor hij medische zorg nodig heeft. Deze knieblessure heeft hij opgelopen toen hij in 2023 in [plaats 1] was gedetineerd. Hij had destijds medische zorg nodig, maar de afspraken daartoe werden door de detentie-instelling steeds afgezegd. Toen de opgeëiste persoon later in [plaats 2] werd gedetineerd, kreeg hij wederom niet de medische hulp die hij nodig had. De opgeëiste persoon heeft nog steeds medische hulp nodig, maar gelet op deze voorgeschiedenis bestaat het risico dat hij na zijn overlevering deze hulp niet zal krijgen in Duitsland. Er is dus een garantie nodig dat Duitsland deze hulp wel zal bieden.
De officier van justitie heeft zich verzet tegen het aanhoudingsverzoek. Er is geen algemeen gevaar dat Duitsland aan gedetineerden niet de nodige medische zorg kan bieden.
De rechtbank is van oordeel dat geen aanleiding bestaat om een garantie op te vragen over de betreffende zorg in Duitse detentie-instellingen De rechtbank vertrouwt erop dat de opgeëiste persoon de zorg, voor zover die noodzakelijk is, zal ontvangen. De rechtbank overweegt dat zij geen algemeen reëel gevaar heeft aangenomen dat gedetineerden die een gevangenisstraf uitzitten in Duitsland het risico lopen te worden blootgesteld aan onmenselijke of vernederende omstandigheden, doordat in detentie niet de nodige medische zorg wordt verleend. De raadsman heeft daartoe ook geen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens overgelegd waaruit een dergelijk algemeen reëel gevaar voor personen die een gevangenisstraf uitzitten in Duitsland blijkt. De rechtbank komt daarom niet toe aan de vraag of sprake is van een dergelijk concreet gevaar voor de opgeëiste persoon. Er is daarom ook geen aanleiding om daarover nadere vragen te stellen aan de Duitse autoriteiten. De rechtbank wijst het aanhoudingsverzoek af.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47 en 225 Wetboek van Strafrecht, en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[de opgeëiste persoon]aan
het Amtsgericht Geislingen an der Steige(Duitsland) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. Westerman, voorzitter,
mrs. E.M. de Bie en M. Scheeper, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. dr. V.H. Glerum, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 6 november 2025.
De voorzitter en griffier zijn buiten staat de uitspraak te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.