ECLI:NL:RBAMS:2025:8445

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 november 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
13/226727-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden en verdediging rechten

Op 6 november 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Italiaanse autoriteiten. De zaak betreft de overlevering van een Nigeriaanse man, geboren in 1997, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op verschillende zittingen besproken, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J. Woltring. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon op eerdere zittingen aanwezig was en dat hij op de hoogte was van het proces, waardoor de overlevering niet in strijd is met zijn verdedigingsrechten.

De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Italië overwogen, waarbij de raadsman aanvoerde dat de opgeëiste persoon mentale problemen heeft en psychische zorg nodig heeft. De rechtbank heeft echter geen bewijs gevonden dat de detentieomstandigheden in Italië onmenselijk of vernederend zouden zijn, en heeft het verzoek om aanhouding van de zaak afgewezen. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/226727-25
Datum uitspraak: 6 november 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 4 september 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 juli 2025 door de
Public Prosecutor’s Office at the Milan Court – criminal executions office III section, Italië, (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats] (Nigeria),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in [detentieadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 16 oktober 2025, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De zaak is voor bepaalde tijd aangehouden, omdat het niet is gelukt om de videoverbinding met de opgeëiste persoon tot stand te laten komen.
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 23 oktober 2025, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J. Woltring, advocaat te Haarlem, en door een tolk in de Engelse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Ook heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nigeriaanse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van 22 juni 2023, uitgevaardigd door
the ordinary court of Milan section V,onherroepelijk sinds 12 januari 2024 en een arrest in hoger beroep dat niet-ontvankelijk is verklaard,
order no. 122.2023, van 21 december 2023 door
the Court of Appeal of Milan.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van negen jaar, door de opgeëiste persoon nog geheel te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De raadsman heeft naar voren gebracht dat niet alle vragen omtrent de aanwezigheid van de opgeëiste persoon op alle zittingsdagen zijn beantwoord. Evenmin zijn de vragen beantwoord of de advocaat door de opgeëiste persoon was gemachtigd en of de opgeëiste persoon een adres heeft doorgegeven en of hij wist dat hij een wijziging van zijn adres moest doorgeven en wat de gevolgen zouden zijn, als hij dat niet zou doen. Hierover moet duidelijkheid komen.
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet aan de orde is omdat de opgeëiste persoon bij een groot aantal (inhoudelijke) zittingen aanwezig is geweest. Subsidiair kan er worden afgezien van toepassing van de weigeringsgrond, omdat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het proces.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis, terwijl door de uitvaardigende autoriteit in het EAB is vermeld dat de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat het vonnis - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met d, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan. Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit de aanvullende informatie van 29 september 2025 volgt dat de opgeëiste persoon op de inhoudelijke zittingen van 16 februari 2023 en 22 juni 2023 aanwezig is geweest, waarbij op de laatstgenoemde zittingsdag ook het vonnis is uitgesproken. Daarnaast is de opgeëiste persoon verdedigd door een ambtshalve toegevoegde advocaat op wiens adres de opgeëiste persoon uiteindelijk domicilie heeft gekozen. Deze omstandigheden maken dat het toestaan van de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert. De opgeëiste persoon was klaarblijkelijk op de hoogte van het strafproces en heeft kennelijk uit eigen beweging stilzwijgend afstand gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij één of meerdere zittingen gedurende het proces. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om nadere vragen te stellen.

4.Strafbaarheid; feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
verkrachting.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Italië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van dit feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

De raadsman heeft naar voren gebracht dat de opgeëiste persoon mentale problemen heeft en dat hij psychische zorg nodig heeft. Het is van belang om te weten hoe hij wordt opgevangen in Italië en dat er een geschikte inrichting voor hem is waar hij kan verblijven. De zaak moet worden aangehouden om hierover vragen te stellen aan de Italiaanse autoriteiten.
De officier van justitie heeft zich verzet tegen het aanhoudingsverzoek, omdat de detentieomstandigheden in Italië geen beletsel vormen voor de overlevering.
De rechtbank overweegt dat zij geen algemeen reëel gevaar heeft aangenomen dat gedetineerden die een gevangenisstraf uitzitten in Italië het risico lopen te worden blootgesteld aan onmenselijke of vernederende omstandigheden doordat in detentie niet de nodige psychische zorg wordt verleend. De raadsman heeft geen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens overgelegd waaruit een dergelijk algemeen reëel gevaar blijkt voor personen die een gevangenisstraf uitzitten in Italië. De rechtbank komt daarom niet toe aan de vraag of sprake is van een dergelijk concreet gevaar voor de opgeëiste persoon. De rechtbank ziet geen aanleiding hierover nadere vragen te stellen aan de uitvaardigende autoriteit en wijst het aanhoudingsverzoek af.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[de opgeëiste persoon]aan de
Public Prosecutor’s Office at the Milan Court – criminal executions office III section, Italië, voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. Westerman, voorzitter,
mrs. E.M. de Bie en M. Scheeper, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. dr. V.H. Glerum, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 6 november 2025.
De voorzitter en griffier zijn buiten staat de uitspraak te ondertekenen.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.