ECLI:NL:RBAMS:2025:8444

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 november 2025
Publicatiedatum
7 november 2025
Zaaknummer
13/019793-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake uitlevering aan Turkije met betrekking tot de grondslag van het uitleveringsverzoek en verdedigingsrechten

Op 6 november 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een uitleveringszaak waarbij de Turkse autoriteiten om uitlevering van een opgeëiste persoon hebben verzocht. De opgeëiste persoon, geboren in 1982 in Turkije en momenteel gedetineerd in Nederland, heeft verklaard de Turkse nationaliteit te bezitten. De rechtbank heeft op 23 oktober 2025 een zitting gehouden waarbij de opgeëiste persoon, zijn raadsman mr. E. Boskma, en de officier van justitie aanwezig waren. Tijdens deze zitting zijn vragen gerezen over de grondslag van het uitleveringsverzoek, dat gebaseerd is op een verzamelvonnis van 27 september 2021. De rechtbank heeft zich afgevraagd of de opgeëiste persoon voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn verdedigingsrechten uit te oefenen in de procedure die heeft geleid tot dit verzamelvonnis.

De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen vragen te stellen aan de Turkse autoriteiten. Deze vragen betreffen onder andere de aanwezigheid van de opgeëiste persoon tijdens de rechtszittingen in Turkije, de rol van zijn advocaat, en de mogelijkheid voor de opgeëiste persoon om zijn verdediging te voeren. De rechtbank heeft ook aangegeven dat het onduidelijk is of de rechter in Turkije enige beoordelingsvrijheid had bij het bepalen van de straf en hoe dit van invloed kan zijn op de geldigheid van het aanhoudingsbevel dat aan de uitlevering ten grondslag ligt.

De rechtbank heeft de beslissing genomen om het onderzoek voor onbepaalde tijd te schorsen en de oproeping van de opgeëiste persoon en een tolk voor de Turkse taal te bevelen. De uitspraak is gedaan door de voorzitter mr. M. Westerman en de rechters mrs. E.M. de Bie en M. Scheeper, in aanwezigheid van griffier mr. dr. V.H. Glerum. De opgeëiste persoon heeft het recht om binnen 14 dagen beroep in cassatie in te stellen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/019793-25
Datum uitspraak: 6 november 2025
TUSSEN-UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Uitleveringswet van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 10 februari 2025 onder meer strekkende tot het in behandeling nemen van het door tussenkomst van de Minister van Justitie en Veiligheid ontvangen verzoek van de Turkse autoriteiten tot uitlevering van:
[de opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] (Turkije),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
nu gedetineerd in de [P.I.] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang.

De rechtbank heeft op 23 oktober 2025 de opgeëiste persoon, zijn raadsman, mr. E. Boskma, advocaat te Alkmaar, en de officier van justitie ter openbare zitting gehoord. De opgeëiste persoon is bijgestaan door een tolk in de Turkse taal.
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat zijn personalia als bovengenoemd, juist zijn en dat hij niet de Nederlandse, maar de Turkse nationaliteit heeft.

2.Heropening van het onderzoek.

Inleiding
De Turkse autoriteiten verzoeken de uitlevering voor de tenuitvoerlegging van een straf die is opgelegd bij het verzamelvonnis van 7 december 2017 (
Consolidation Decision) door de
Execution Judgeship of Samsun, Decision No. 2021/7666, waarna op 24 september 2021 een aanhoudingsbevel
Arrest Warrantis uitgevaardigd door de
Samsun Chief Public Prosecutor’s Office.
Dit verzamelvonnis betreft de samenvoeging van drie straffen die in eerste aanleg werden opgelegd bij het vonnis van 29 maart 2021 van
the Assize Court No 3 of Samsun, Decision no. 2021/110. Het hoger beroep op inhoudelijke gronden tegen dit vonnis in eerste aanleg is verworpen op 10 september 2021 bij het arrest van de
1st Criminal Chambervan de
Samsun Regional Court of Appeals, 2021/1878 Merits, 2021/2230 Decision.Uit het dossier blijkt dat op 27 september 2021, na een verzoek daartoe van het Turkse openbaar ministerie van 24 september 2021, wederom een verzamelvonnis is gewezen door
the Executive Judgeship of Samsum, waarbij de drie straffen bij elkaar zijn opgeteld tot één straf van zeven jaren, twintig maanden en één dag.
Standpunt van partijen
De raadsman heeft naar voren gebracht dat gevraagd moet worden of er beoordelingsruimte was bij het verzamelvonnis en of de opgeëiste persoon daarbij is vertegenwoordigd door een advocaat. De zaak moet daarom worden aangehouden.
De officier heeft zich op het standpunt gesteld dat de opgeëiste persoon tijdens het proces dat tot het verzamelvonnis heeft geleid is vertegenwoordigd door een advocaat. Daarom hoeven er geen vragen te worden gesteld. Wanneer de rechtbank dit standpunt niet volgt, moeten er wel vragen worden gesteld hierover.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de grondslag van het uitleveringsverzoek betreft een aanhoudingsbevel van 24 september 2021 wat tot doel heeft de aanhouding en uitlevering van de opgeëiste persoon voor de tenuitvoerlegging van een aan hem opgelegde verzamelstraf van zeven jaren, twintig maanden en één dag. Zij stelt eveneens vast dat ná het wijzen van dit verzamelvonnis een hoger beroep op inhoudelijke gronden heeft plaatsgevonden, gevolgd door het uitvaardigen van het aanhoudingsbevel op 24 september 2021 waarna op 27 september 2021 opnieuw een verzamelvonnis is gewezen.
Het is voor de rechtbank onduidelijk welk vonnis de grondslag is van het verzoek tot uitlevering en, indien dit het verzamelvonnis is van 27 september 2021, in hoeverre dit consequenties heeft voor de geldigheid van het aanhoudingsbevel van 24 september 2021. Daarnaast is onduidelijk gebleven in hoeverre tijdens het proces dat tot dat verzamelvonnis heeft geleid de rechter enige beoordelingsvrijheid heeft gehad ten aanzien van het bepalen van de straf of dat de berekening van de straf een louter formele, in de wet vastgelegde, berekening omvat, en – mocht daar inderdaad sprake van zijn geweest – is evenmin duidelijk geworden in hoeverre de opgeëiste persoon in de gelegenheid is geweest om – ten behoeve van deze procedure – zijn verdedigingsrechten uit te oefenen, of deze nog kan uitvoeren, nu het erop lijkt dat deze procedure heeft plaatsgevonden zonder dat de opgeëiste persoon hierbij aanwezig is geweest..
De rechtbank zal daarom het onderzoek heropenen om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de volgende vragen te stellen aan de Turkse autoriteiten:
1. Is het verzamelvonnis van 27 september 2021 de grondslag voor het uitleveringsverzoek?
o Zo nee, kunt u nader toelichten wat precies de grondslag is?
o Zo ja, heeft het feit dat dit vonnis is gewezen ná de uitvaardiging van het aanhoudingsbevel consequenties voor de geldigheid van het aanhoudingsbevel van 24 september 2021?
2. Had de rechter bij het wijzen van het verzamelvonnis van 27 september 2021 enige beoordelingsvrijheid ten aanzien van het bepalen van de straf?
3. Is dit verzamelvonnis reeds onherroepelijk, of heeft de opgeëiste persoon nog gelegenheid voor een hoger beroep waarin hij zijn verdediging kan voeren?
4. Indien het vonnis onherroepelijk is en de rechter een beoordelingsmarge had, verzoekt de rechtbank om informatie in hoeverre de opgeëiste persoon in de gelegenheid is geweest zijn verdedigingsrechten uit te oefenen in de procedure die heeft geleid tot het wijzen van dit verzamelvonnis. Meer specifiek:
 Was de opgeëiste persoon zelf aanwezig bij het proces?
 Was hij vertegenwoordigd door een advocaat en was deze advocaat door de opgeëiste persoon gemachtigd om namens hem zijn verdediging te voeren, en is de advocaat ook daartoe in de gelegenheid gesteld?
 Is de opgeëiste persoon op enig moment op de hoogte gebracht van de procedure die heeft geleid tot het verzamelvonnis, zodat hij in de gelegenheid is geweest om zijn verdediging te voeren?
 Wordt de opgeëiste persoon nog persoonlijk geïnformeerd over het verzamelvonnis en wordt een verzekering gegeven die voldoende wordt geacht om de opgeëiste persoon het recht te waarborgen op een nieuw proces waarin de rechten van de verdediging worden gegarandeerd?
o In hoeverre heeft de deelnemingsvorm ‘medeplegen’ een rol gespeeld bij de bepaling van de straf? Voor zover dat het geval is geweest, verzoekt de rechtbank het dossier aan te vullen met het betreffende wetsartikel en de strafdreiging voor medeplegen.

3.Beslissing.

HEROPENT EN SCHORSThet onderzoek
voor onbepaalde tijdom de officier van justitie, door tussenkomst van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, in de gelegenheid te stellen de hiervoor genoemde vragen/verzoeken aan de autoriteiten van Turkije voor te leggen.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nog vast te stellen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving aan zijn raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk voor de Turkse taal tegen de nog vast te stellen datum en het nog vast te stellen tijdstip.
Aldus gedaan door
mr. M. Westerman, voorzitter,
mrs. E.M. de Bie en M. Scheeper, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. dr. V.H. Glerum, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 6 november 2025.
De voorzitter en griffier zijn buiten staat de uitspraak te ondertekenen.
Ingevolge artikel 31 van de UW kan de opgeëiste persoon tegen deze uitspraak binnen 14 dagen beroep in cassatie instellen.