ECLI:NL:RBAMS:2025:841

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
C/13/760841 / KG ZA 24-995
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over geldvordering uit lening met mogelijke vernietiging op grond van pauliana

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 februari 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Relaxx Holding B.V. en BDI (Nederland) B.V. met betrekking tot een geldvordering uit een lening. Relaxx vorderde betaling van een bedrag van € 5.643.922,75, vermeerderd met rente, en stelde dat er een gerede kans is dat de leningsovereenkomst op grond van de pauliana vernietigd kan worden. De rechtbank oordeelde dat de tegenprestatie voor de lening verwaarloosbaar was en dat de overeenkomst voornamelijk gericht was op het verbeteren van de positie van Relaxx ten koste van andere schuldeisers. De rechtbank heeft BDI veroordeeld tot betaling aan Relaxx en heeft tevens een verbod opgelegd aan BDI en [gedaagde] om zonder toestemming van HNB en [tussenkomende partij 1] pandrechten of andere zekerheidsrechten te vestigen op activa van BDI. De vordering van HNB en [tussenkomende partij 1] om [gedaagde] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van leningen werd afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende grond was om deze vordering toe te wijzen. De vordering van [tussenkomende partij 2] c.s. werd eveneens afgewezen, omdat er geen reden was om aan te nemen dat BDI en Relaxx vrijwillig uitvoering zouden geven aan de leningsovereenkomst. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/760841 / KG ZA 24-995 MdV/EB
Vonnis in kort geding van 13 februari 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RELAXX HOLDING B.V.,
gevestigd te Tilburg,
eiseres bij dagvaarding van 12 december 2024,
advocaat mr. J.L. van den Heuvel te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BDI (NEDERLAND) B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. I.J.A. Tax te Rotterdam,
2.
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 1] ,
gedaagde,
niet verschenen,
en
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HNB HOLDING B.V.,
gevestigd te Maasdijk, gemeente Westland,
tussenkomende partij,
2.
[tussenkomende partij 1],
wonende te [woonplaats 2] , gemeente Westland,
tussenkomende partij,
advocaat mr. E.R. Koster te Rotterdam,
en

1.[tussenkomende partij 2] ,

wonende te [woonplaats 3] ,
2.
[tussenkomende partij 3],
wonende te [woonplaats 4] , gemeente Bloemendaal,
3.
[tussenkomende partij 4],
wonende te [woonplaats 5] ,
4.
[tussenkomende partij 5],
wonende te [woonplaats 6] ,
5.
[tussenkomende partij 6],
wonende te [woonplaats 7] ,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CALLISTO B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
7.
[tussenkomende partij 7],
wonende te [woonplaats 8] ,
8. de stichting
STICHTING HAGE,
gevestigd te Vinkeveen,
9.
[tussenkomende partij 8],
wonende te [woonplaats 10] , gemeente Epe,
10.
[tussenkomende partij 9],
wonende te [woonplaats 7] ,
11.
[tussenkomende partij 10],
wonende te [woonplaats 9] ,
12.
[tussenkomende partij 11],
wonende te [woonplaats 11] ,
13.
[tussenkomende partij 12],
wonende te [woonplaats 11] ;
14.
[tussenkomende partij 13],
wonende te [woonplaats 11] ,
15.
[tussenkomende partij 14],
wonende te [woonplaats 12] ,
16.
[tussenkomende partij 15],
wonende te [woonplaats 11] ,
tussenkomende partij,
advocaat mr. S. van Solkema te Amsterdam,
Partijen zullen hierna Relaxx, BDI, [gedaagde] , HNB, [tussenkomende partij 1] en [tussenkomende partij 2] c.s. worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Voor de aanvang daarvan op 6 januari 2025 is de mondelinge behandeling van deze zaak verplaatst naar 30 januari 2025, op verzoek van BDI. Zij heeft zich bereid verklaard op deze nieuwe zitting vrijwillig te verschijnen. Relaxx heeft [gedaagde] bij exploot van 20 januari 2025 opgeroepen voor de zitting van 30 januari 2025.
1.2.
Op de zitting van 30 januari 2025 hebben HNB en [tussenkomende partij 1] verzocht tussen te mogen komen, en hebben [tussenkomende partij 2] c.s. verzocht te mogen tussenkomen, althans zich te mogen voegen. Relaxx en BDI hebben geen bezwaar gemaakt tegen de verzoeken. De (primaire) verzoeken van HNB, [tussenkomende partij 1] en [tussenkomende partij 2] c.s. zijn gehonoreerd.
1.3.
Relaxx heeft de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. BDI, HNB, [tussenkomende partij 1] en [tussenkomende partij 2] c.s. hebben verweer gevoerd, BDI aan de hand van een tevoren ingediende conclusie van antwoord. HNB, [tussenkomende partij 1] en [tussenkomende partij 2] c.s. hebben ook vorderingen ingesteld, zoals hierna onder 4 en 5 weergegeven. Relaxx en BDI hebben daartegen verweer gevoerd. Alle partijen hebben producties ingediend en gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die aan het dossier zijn toegevoegd. Vonnis is bepaald op vandaag.
1.4.
Op de zitting waren aanwezig:
  • aan de kant van Relaxx: [naam 1] (DGA) met mr. H. de Conink-Smeulders.
  • aan de kant van BDI en [gedaagde] : [naam 2] (indirect bestuurder), [naam 3] (management assistant), mr. Tax en mr. C.L. Merks. [gedaagde] is niet verschenen.
  • aan de kant van HNB en [tussenkomende partij 1] : [tussenkomende partij 1] (DGA van HNB) en mr. Koster.
  • aan de kant van [tussenkomende partij 2] c.s.: [tussenkomende partij 5] , [tussenkomende partij 4] , [tussenkomende partij 8] en mr. Van Solkema.

2.De feiten

2.1.
BDI drijft, via meerdere (klein)dochtervennootschappen, een onderneming in het exploiteren, kopen en verkopen van onroerende goed en het ontwikkelen en begeleiden van bouwprojecten en het beheren van onroerende goed.
Enig aandeelhouder van BDI is Stichting Administratiekantoor BDI (Nederland), (hierna: de STAK), die certificaten van aandelen heeft uitgegeven. De enig certificaathouder is [gedaagde] . [gedaagde] was aanvankelijk ook enig bestuurder van BDI en, samen met de heer [naam 4] , bestuurder van de STAK. Inmiddels is [gedaagde] geen bestuurder meer van BDI of van de STAK. Hij is opgevolgd door [naam 2] . [gedaagde] is nog wel certificaathouder.
2.2.
[gedaagde] heeft als toenmalig bestuurder van BDI sinds 2020 circa 40 partijen bereid gevonden converteerbare leningen te verstrekken aan BDI voor de financiering van het vastgoedproject Grange Castle in Dublin (Ierland) waarvoor leningsovereenkomsten werden afgesloten conform een standaardmodel (met een rente van 3% en zonder verplichting voor BDI tot het verstrekken van zekerheden of financiële informatie). Tot de leninggevers behoren onder meer Relaxx, HNB, [tussenkomende partij 1] en [tussenkomende partij 2] c.s.
2.3.
Met HNB en [tussenkomende partij 1] (dan wel diens familieleden) heeft BDI verschillende leningsovereenkomsten gesloten van in totaal € 5,4 miljoen. Al deze leningen moesten op uiterlijk 30 september 2022 zijn afgelost.
2.4.
Op 28 november 2022 heeft Relaxx € 4.410.000,00 aan BDI geleend. Deze lening moest uiterlijk zijn afgelost op 31 mei 2023.
2.5.
Op 28 juni 2023 heeft Relaxx nog € 900.000,00 aan BDI geleend. Deze lening moest uiterlijk op 31 augustus 2023 zijn afgelost.
2.6.
Op 1 september 2023 hebben HNB, [tussenkomende partij 1] , [naam 5] en [naam 6] (samen gedefinieerd als de leninggever) een overeenkomst met BDI en [gedaagde] gesloten, waarin [gedaagde] zich hoofdelijk aansprakelijk stelt voor terugbetaling van de van HNB en de familie [tussenkomende partij 1] geleende gelden van in totaal in hoofdsom € 5,4 miljoen. In deze overeenkomst verplichten BDI en [gedaagde] zich, kort gezegd, om op eerste verzoek van leninggever die zekerheden te vestigen op al hun eigendommen die leninggever verlangt, in de vorm van pandrechten, hypotheekrechten en cessieovereenkomsten.
2.7.
Op 26 september 2023 hebben HNB, [tussenkomende partij 1] en [naam 5] een overeenkomst gesloten met [gedaagde] , voor zich en als bestuurder van (voor zover hier relevant) BDI, waarbij [gedaagde] zich heeft verplicht om een hypotheekrecht te vestigen op aan [gedaagde] in eigendom toebehorend onroerend goed en pandrechten te vestigen op aandelen van BDI in zes (klein)dochtervennootschappen (EDP Alpha B.V., EDP Beta B.V., EDP Gamma B.V., EDP Delta B.V., EDP Epsilon B.V., EDP Zeta B.V.). In deze overeenkomst hebben de schuldenaren zich jegens HNB en [tussenkomende partij 1] verplicht om niet zonder hun toestemming een hypotheek- of pandrecht voor derden te vestigen op de aan hen verhypothekeerde/verpande vermogensbestanddelen. Nog dezelfde dag zijn de pandrechten gevestigd.
2.8.
Op 5 en 13 februari 2024 hebben HNB en [tussenkomende partij 1] conservatoir beslag gelegd op de bankrekeningen van BDI en op 16 februari 2024 zijn zij bij deze rechtbank een bodemprocedure gestart tegen (voor zover hier relevant) BDI en [gedaagde] , waarin zij – kort gezegd – betaling vorderen van de hierna onder 2.9 genoemde bedragen.
2.9.
Op 7 maart 2024 hebben HNB en [tussenkomende partij 1] het faillissement van BDI aangevraagd. In het rekest staat dat de vordering van HNB per datum indiening rekest € 3.780.000,00 bedroeg, en die van [tussenkomende partij 1] € 1.080.195,00. De dag vóór de mondelinge behandeling van dat verzoek hebben HNB en [tussenkomende partij 1] met BDI en [gedaagde] een minnelijke regeling getroffen, die onder meer inhoudt dat [gedaagde] als bestuurder van BDI terugtreedt per 9 april 2024. De faillissementsaanvraag is vervolgens ingetrokken.
2.10.
Op 12 april 2024 heeft Relaxx met BDI een leningsovereenkomst gesloten waarvoor [gedaagde] zich hoofdelijk aansprakelijk heeft gesteld. In deze overeenkomst staat onder meer het volgende:
“(…)
Artikel 1 LENING EN RENTE
1.1
Leninggever leent aan Leningnemer, ter financiering van de bedrijfsactiviteiten van Leningnemer, een bedrag van EUR 5.513.316 (…)
1.2
De Lening is reeds beschikbaar gesteld per 10 april 2024. Deze overeenkomst vervangt de eerdere leningovereenkomst getekend 28 november 2022.
1.3
Leningnemer is vanaf 10 april 2024 over de Lening een rente verschuldigd van 13% (…) per jaar. (…)
Artikel 2 AFLOSSING
2.1.
De gehele Lening inclusief rente en eventuele kosten zal uiterlijk op 1 mei 2024 door Leningnemer te worden afgelost.
2.2.
Een eerste gedeeltelijke aflossing van de Lening gebeurt op 15 April door betaling van een bedrag in euro, te bepalen op maandag 15 april.
(…)”
De overeenkomst bevat daarnaast:
  • een verplichting voor BDI om op verzoek van Relaxx pandrechten te vestigen op de activa en/of koopoptie overeenkomsten van BDI of geaffilieerde partijen; en
  • een verplichting voor BDI om Relaxx direct op de hoogte te stellen van iedere wezenlijk nadelige verandering in de financiële positie van BDI, en Relaxx maandelijks een actueel overzicht te verschaffen van de financiële situatie van BDI.
2.11.
Bij overeenkomst van 3 mei 2024 heeft BDI FTW Management B.V. (de vennootschap van [naam 2] ) aangesteld als haar interim bestuurder. [gedaagde] heeft zich in deze overeenkomst verplicht om terug te treden als bestuurder van BDI. De ingangsdatum voor deze wijziging is 8 mei 2024. Deze overeenkomst is voor BDI ondertekend door [gedaagde] .
2.12.
[gedaagde] is in het handelsregister van de Kamer van Koophandel uitgeschreven als bestuurder van BDI per 13 mei 2024.
2.13.
Bij vonnis van 3 juli 2024 heeft deze rechtbank de vordering van HNB en [tussenkomende partij 1] tegen BDI toegewezen en die tegen [gedaagde] afgewezen omdat uit de overeenkomst van 26 september 2023 geen hoofdelijke aansprakelijkheid voor hem kan worden afgeleid.
2.14.
Op 2 oktober 2024 hebben HNB en [tussenkomende partij 1] hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 3 juli 2024, voor zover daarin de vordering tegen [gedaagde] is afgewezen.
2.15.
HNB en [tussenkomende partij 1] hebben executoriaal beslag gelegd, op 7 november 2024, op de aandelen van BDI in EDP Holdings B.V. en Oudweg B.V. en op 2 december op de aandelen van BDI in G C Ireland B.V.
2.16.
Op 29 november 2024 heeft Relaxx conservatoir beslag gelegd op de door BDI gehouden aandelen in EDP Holdings B.V., EDP Alfa B.V, EDP Beta B.V., EDP Gamma B.V., EDP Delta B.V., EDP Epsilon B.V., EDP Zeta B.V., Binary Ventures B.V., GC Ireland B.V. en Oudweg B.V.
2.17.
In december 2024 hebben HNB en [tussenkomende partij 1] verzoekschriften ingediend tot verkrijging van verlof voor de verkoop van de in beslag genomen aandelen in EDP Holdings B.V., Oudweg B.V. en GC Ireland B.V.

3.De vordering van Relaxx

3.1.
Relaxx vordert, kort gezegd:
  • i) BDI en [gedaagde] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan haar van € 6.011.202,14, althans € 5.643.922,75, vermeerderd met primair de contractuele rente van 13%, subsidiair de contractuele rente van 3%, meer subsidiair de wettelijke handelsrente en uiterst subsidiair de wettelijke rente;
  • ii) BDI te gebieden een eerste pandrecht, althans een pandrecht zo hoog mogelijk in rang, te vestigen op door haar gehouden aandelen in EDP Holdings B.V., EDP Alfa B.V, EDP Beta B.V., EDP Delta B.V., EDP Epsilon B.V., EDP Gamma B.V., EDP Zeta B.V., Binary Ventures B.V., GC Ireland B.V. en Oudweg B.V.;
  • iii) BDI te gebieden te bewerkstelligen dat EDP Holdings B.V. en GC Ireland B.V. ook pandrechten vestigen op door hen gehouden aandelen ten gunste van Relaxx;
  • iv) te bepalen dat dit vonnis zo nodig in de plaats treedt van de onder ii gevorderde pandakten, althans een notaris te benoemen als dwangvertegenwoordiger van BDI;
  • v) BDI te gebieden haar te informeren over elke wezenlijke nadelige verandering in haar financiële positie sinds 12 april 2024, en haar een actueel overzicht te verschaffen van de financiële situatie van BDI;
  • vi) BDI te gebieden haar maandelijks de informatie genoemd onder v te verschaffen;
  • vii) een dwangsom te verbinden aan het onder ii t/m vi gevorderde; en
  • viii) BDI en [gedaagde] hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
BDI, HNB, [tussenkomende partij 1] en [tussenkomende partij 2] c.s. voeren verweer tegen de vorderingen van Relaxx.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal bij de beoordeling worden ingegaan, voor zover van belang.

4.De vordering van HNB en [tussenkomende partij 1]

4.1.
HNB en [tussenkomende partij 1] vorderen, kort gezegd:
  • i) [gedaagde] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [tussenkomende partij 1] van € 1.080.195,00, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente;
  • ii) [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan HNB van € 3.780.000,00, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente;
  • iii) BDI en [gedaagde] beiden te verbieden om ten behoeve van Relaxx of andere derden pandrechten of andere zekerheidsrechten te vestigen op activa gehouden door BDI en aan BDI geaffilieerde partijen, althans daaraan mee te werken, op straffe van verbeurte van een dwangsom; en
  • iv) Relaxx en BDI hoofdelijk te veroordelen in de kosten van het geding, te vermeerderen met nakosten en rente.
4.2.
Relaxx, BDI en [tussenkomende partij 2] c.s. voeren verweer tegen een deel van de vordering van HNB en [tussenkomende partij 1] .
4.3.
Op de stellingen van partijen zal bij de beoordeling worden ingegaan, voor zover van belang.

5.De vordering van [tussenkomende partij 2] c.s.

5.1.
[tussenkomende partij 2] c.s. vorderen, kort gezegd:
BDI en Relaxx te verbieden vrijwillig uitvoering te geven aan de leningsovereenkomst van 12 april 2024, dan wel uit anderen hoofde het gevorderde te bewerkstelligen, totdat in een bodemprocedure in kracht van gewijsde is geoordeeld over de nietigheid/vernietiging van die overeenkomst, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
Als de vorderingen van Relaxx aangaande het hogere bedrag van ruim € 6 miljoen, de pandrechten en de informatierechten worden toegewezen, de uitvoering van het vonnis op te schorten, althans de uitvoerbaarheid bij voorraad af te wijzen en in beide gevallen BDI en Relaxx te verbieden vrijwillig uitvoering te geven aan het vonnis of de geldleningsovereenkomst, totdat in een bodemprocedure in kracht van gewijsde is geoordeeld over de nietigheid/vernietiging van die overeenkomst, op straffe van een dwangsom;
BDI en Relaxx hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten.
5.2.
BDI en Relaxx voeren verweer.
5.3.
Op de stellingen van partijen zal bij de beoordeling worden ingegaan, voor zover van belang.
6. De beoordeling
6.1.
De verschenen partijen zijn het erover eens dat [gedaagde] de geleende gelden deels blijkt te hebben aangewend voor privébetalingen aan zichzelf en aan hem gerelateerde personen (zoals aan zijn partner mevrouw Honingh) en voor investeringen in andere projecten. Ook blijkt hij de leninggevers een verkeerde, want veel te rooskleurige voorspiegeling van zaken te hebben gegeven over de status van het Grange Castle project.
6.2.
HNB en [tussenkomende partij 1] zijn de eerste investeerders die in actie zijn gekomen tegen de wanprestatie door BDI. Zij hebben de teugels in handen genomen door te bedingen dat [gedaagde] zou vertrekken en een nieuwe bestuurder zou aantreden. [tussenkomende partij 1] is, om meer grip te krijgen op de zaak, toegetreden tot het bestuur van de STAK. Ook [naam 1] (Relaxx) en een andere grote investeerder zijn tot het bestuur van de STAK toegetreden, op initiatief van [tussenkomende partij 1] . Onder leiding van het nieuwe bestuur is werk gemaakt van het inventariseren van de schuldenlast van BDI en de posities van BDI in de verschillende projecten. De investeerders zijn op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen. Er is met name één bouwproject waarin de investeerders nog vertrouwen hebben. Het gaat om een datacenter in Engeland, dat wel GBP 75 miljoen zou kunnen opbrengen. Als dat project tot een goed einde wordt gebracht, is de verwachting dat alle investeerders hun vorderingen betaald kunnen krijgen. Of dat lukt is nog spannend. Er moet nog een omgevingsvergunning en elektra-aansluiting worden verkregen en de koopoptie voor de grond moet nog worden verzilverd. Naar verwachting bedragen de kosten voor de bestemmingswijziging en de elektra- ongeveer € 1,3 miljoen voor 2025, en die voor het verzilveren van de koopoptie daarbovenop nog circa GBP 35 miljoen.
6.3.
Het is dus zaak dat alle zeilen worden bijgezet. HNB en [tussenkomende partij 1] stellen dat hun inspanningen gericht zijn op een gezamenlijke oplossing voor alle schuldeisers. Zij willen voorkomen dat Relaxx dat doorkruist door haar vordering te incasseren. In dat geval is de kans op succes voor iedereen verkeken. [tussenkomende partij 2] c.s. hebben er vertrouwen in dat HNB en [tussenkomende partij 1] de zaak voor hen allemaal tot een goed einde proberen te brengen. Relaxx vertrouwt het niet, omdat HNB en [tussenkomende partij 1] volgens haar een voorstel van Relaxx hebben getorpedeerd dat tot een oplossing zou kunnen leiden en dat kon rekenen op de steun van een meerderheid van de investeerders. Zo zwaar wegen de belangen van de andere schuldeisers dus niet mee voor HNB en [tussenkomende partij 1] , aldus Relaxx. Bovendien hebben HNB en [tussenkomende partij 1] – anders dan de andere investeerders, Relaxx uitgezonderd – wél zekerheidsrechten en hebben zij zelfs een verzoek tot verkoop van verpande aandelen ingediend. Ook hebben HNB en BDI afspraken gemaakt over onderhandse verkoop van de aandelen in Oudweg B.V. waarvan de opbrengst dan aan HNB zou worden betaald. Relaxx vreest achter het net te zullen vissen als zij niet zelf haar belangen beschermt. HNB en [tussenkomende partij 1] hebben daar weer tegen ingebracht dat het plan dat Relaxx had aangedragen de reden voor hen was om over te gaan tot executoriale beslaglegging. Dat plan hield namelijk in dat [naam 1] probeerde zich het datacenter voor een kleine € 2 miljoen toe te eigenen, terwijl het € 75 miljoen waard is. Betwist wordt dat een meerderheid van de investeerders dat plan van [naam 1] steunde. HNB en [tussenkomende partij 1] zijn bereid tot een standstill om het project in Engeland gaande te houden.
6.4.
Een ander punt van discussie is de geldigheid van de leningsovereenkomst die op 12 april 2024 met Relaxx gesloten is. Volgens BDI, HBN, [tussenkomende partij 1] en [tussenkomende partij 2] c.s. is BDI daar niet aan gebonden omdat [gedaagde] ten tijde van de contractsluiting niet meer bevoegd was BDI te vertegenwoordigen. Bovendien is die overeenkomst volgens hen paulianeus, reden waarom [tussenkomende partij 2] c.s. die buitengerechtelijk hebben vernietigd.
De vorderingen van Relaxx
6.5.
Relaxx vordert onder meer betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een geldvordering is in kort geding slechts plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk zijn en uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is.
6.6.
BDI, HNB, [tussenkomende partij 1] en [tussenkomende partij 2] c.s. plaatsen terecht vraagtekens bij de leningsovereenkomst van 12 april 2024. In die overeenkomst staat dat de lening reeds beschikbaar is gesteld per 10 april 2024. Toen is echter geen aanvullend bedrag uitgeleend. De overeenkomst van 12 april 2024 dient immers ter vervanging van (een) eerdere.
6.7.
Met de overeenkomst van 12 april 2024 heeft BDI ook maar een heel kort uitstel van betaling gekregen, namelijk zo’n 20 dagen in totaal. Op 1 mei 2024 moest de gehele lening alweer zijn terugbetaald, inclusief rente en kosten, en een eerste aflossing moest al op 15 april 2024 – drie dagen na ondertekening van de overeenkomst – worden gedaan. Dat korte uitstel is een verwaarloosbare tegenprestatie voor het verkrijgen van de uitgebreide zekerheids- en informatierechten die bij deze overeenkomst aan Relaxx zijn verleend. Dat geldt te meer omdat gesteld noch gebleken is dat Relaxx bezig was met het treffen van incassomaatregelen tegen BDI, in de periode tot 12 april 2024.
6.8.
De indruk bestaat dat de overeenkomst van 12 april 2024 alleen tot doel had de positie van Relaxx te versterken. Het stellen van zekerheid voor een vordering die al eerder bestond, is een onverplichte rechtshandeling. BDI wist of behoorde te weten dat door het verlenen van de pandrechten aan Relaxx, andere schuldeisers in hun verhaalsmogelijkheden zouden worden benadeeld. Niet vereist is dat Relaxx dat ook wist, omdat haar tegenprestatie verwaarloosbaar (gelijk te stellen aan “om niet”) is. Al met al is er een gerede kans dat de overeenkomst van 12 april 2024 in een bodemprocedure zal worden vernietigd vanwege het paulianeuze karakter ervan. Hierop stuiten alle vorderingen die zijn gericht op nakoming van deze overeenkomst af.
6.9.
De subsidiaire vordering van Relaxx is wel toewijsbaar tegen BDI. De in de eerdere leningsovereenkomsten genoemde betalingstermijnen zijn ruimschoots verstreken en BDI heeft nog niet aan haar verplichtingen voldaan. Het staat Relaxx vrij een titel te vragen voor haar vordering. Dat [naam 1] is toegetreden tot het bestuur van de STAK, impliceert niet dat Relaxx dit recht (voorlopig) heeft prijsgegeven, anders dan HNB en [tussenkomende partij 1] stellen.
6.10.
[gedaagde] is voor de verplichtingen uit de eerdere leningsovereenkomsten niet hoofdelijk aansprakelijk. De tegen hem gerichte vordering zal daarom – hoewel het gevraagde verstek wel zal worden verleend omdat bij de dagvaarding de bij wet voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen – als ongegrond worden afgewezen.
6.11.
Relaxx heeft een spoedeisend belang bij het verkrijgen van een executoriale titel voor haar vordering. Daarmee is niet gezegd dat zij er verstandig aan doet die meteen ten uitvoer te leggen, maar daarvan is zij zich zelf ook bewust.
6.12.
BDI zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Relaxx worden veroordeeld.
6.13.
De kosten aan de zijde van Relaxx worden begroot op:
- dagvaarding € 112,37
- griffierecht 6.861,00
- salaris advocaat 1.661,00 (€ 1.107,00 + € 554,00 voor het beslagrekest)
- nakosten
178,00
Totaal € 8.812,37
Als dit vonnis wordt betekend, komen daar nog de kosten bij die worden genoemd aan het slot van 7.3 van de beslissing.
De vorderingen van HNB en [tussenkomende partij 1]
6.14.
Ook HNB en [tussenkomende partij 1] vorderen betaling van een geldbedrag. Hiervoor geldt het criterium dat onder 6.5 al is weergeven.
6.15.
HNB en [tussenkomende partij 1] vorderen [gedaagde] te veroordelen tot terugbetaling van de aan BDI verstrekte leningen. Die vordering hebben ze al eerder ingesteld, in een bodemprocedure, maar die is toen afgewezen. HNB en [tussenkomende partij 1] hebben hoger beroep ingesteld en gaan ervan uit dat ze dat zullen winnen omdat per abuis in eerste aanleg stukken niet waren overgelegd waaruit onomwonden van de hoofdelijke aansprakelijkheid blijkt.
6.16.
In beginsel moet de rechter die in kort geding moet beslissen op een vordering tot het geven van een voorlopige voorziening nadat de bodemrechter reeds een vonnis in de hoofdzaak heeft gewezen, zijn oordeel afstemmen op het oordeel van de bodemrechter. Onder omstandigheden kan er plaats zijn voor het aanvaarden van een uitzondering op dit beginsel, hetgeen het geval zal kunnen zijn indien het vonnis van de bodemrechter klaarblijkelijk op een misslag berust en de zaak dermate spoedeisend is dat de beslissing op een tegen dat vonnis aangewend rechtsmiddel niet kan worden afgewacht, alsook indien sprake is van een zodanige wijziging van omstandigheden dat moet worden aangenomen dat de bodemrechter ingeval hij daarvan op de hoogte zou zijn geweest, tot een andere beslissing zou zijn gekomen.
6.17.
Bij de stukken die HNB en [tussenkomende partij 1] hebben overgelegd, zit een e-mail van 1 september 2023, waarin [gedaagde] zich hoofdelijk aansprakelijk stelt voor de tijdige en volledige terugbetaling door BDI van alles wat zij verschuldigd is op grond van de leningsovereenkomst. Dat lijkt een stevige onderbouwing van hun vordering te zijn, maar tot inhoudelijk debat over die e-mail is het nog niet gekomen. Het exploot van oproeping is in een gesloten envelop achtergelaten op het adres van [gedaagde] , zodat er rekening mee moet worden gehouden dat hij de oproeping heeft gemist. Het gaat om miljoenenvorderingen en [gedaagde] is een particulier. Dat alles in samenhang beschouwd, maakt dat er onvoldoende grond is om nu, in de aanloop naar de beslissing van de hoger beroepsrechter en in afwijking van het vonnis in de bodemprocedure, de vordering toe te wijzen.
6.18.
HNB en [tussenkomende partij 1] willen verder voorkomen dat BDI of [gedaagde] ten behoeve van Relaxx of andere derden pandrechten of andere zekerheidsrechten vestigt op activa van BDI of aan haar gelieerde partijen. BDI en [gedaagde] hebben zich bij overeenkomst van 26 september 2023 verplicht geen zekerheden te vestigen zonder toestemming van HNB/ [tussenkomende partij 1] .
6.19.
BDI heeft verweer gevoerd tegen deze vordering. Eén van haar bezwaren, het risico van conflicterende verplichtingen als die vordering wordt toegewezen, is weggenomen doordat de vordering van Relaxx om pandrechten ten gunste van haar te vestigen is afgewezen.
6.20.
Het andere bezwaar van BDI, dat een totaalverbod te verstrekkend is, is ondervangen doordat HNB en [tussenkomende partij 1] op de zitting hebben verklaard dat “niet zonder hun toestemming” kan worden ingelezen in de vordering. Daarmee hebben zij hun vordering in overeenstemming gebracht met de verplichtingen van BDI en [gedaagde] op grond van de overeenkomst van 26 september 2023. Met inachtneming van deze beperking, zal de vordering worden toegewezen.
6.21.
De dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd tot de bedragen genoemd in de beslissing.
6.22.
Nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
De vorderingen van [tussenkomende partij 2] c.s.
6.23.
Er is geen enkele reden om aan te nemen dat BDI en Relaxx vrijwillig uitvoering zullen geven aan de leningsovereenkomst van 12 april 2024, gelet op het feit dat BDI verweer heeft gevorderd tegen de vordering tot nakoming van die overeenkomst en het oordeel dat er een gerede kans is dat die paulianeus is. Deze vordering zal bij gebrek aan belang worden afgewezen.
6.24.
Nu de vordering van Relaxx tot nakoming van de overeenkomst van 12 april 2024 is afgewezen, is het niet nodig om in te gaan op de vordering van [tussenkomende partij 2] c.s. om – kort gezegd – de uitvoering of uitvoerbaarheid van het vonnis op te schorten.
6.25.
[tussenkomende partij 2] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van BDI en Relaxx worden veroordeeld. Die kosten worden op nihil gesteld, omdat de deelname aan dit kort geding door [tussenkomende partij 2] c.s. nauwelijks tot extra kosten heeft geleid voor BDI en Relaxx.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
7.1.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde [gedaagde] ,
Inzake de vorderingen van Relaxx:
7.2.
veroordeelt BDI tot betaling aan Relaxx van € 5.643.922,75, te vermeerderen met de contractuele rente van 3% op jaarbasis met ingang van 12 december 2024 tot de dag van volledige betaling,
7.3.
veroordeelt BDI in de proceskosten van Relaxx, tot op heden begroot op € 8.812,37, te vermeerderen met € 92,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis,
Inzake de vorderingen van HNB en [tussenkomende partij 1] :
7.4.
verbiedt BDI en [gedaagde] om ten behoeve van Relaxx of andere derden
pandrechten of andere zekerheidsrechten te vestigen op activa van BDI en aan BDI geaffilieerde partijen zonder toestemming van HNB en [tussenkomende partij 1] ,
7.5.
veroordeelt BDI en [gedaagde] om aan HNB en [tussenkomende partij 1] een dwangsom te betalen van € 100.000,00 voor iedere overtreding van het onder 7.4. uitgesproken verbod, tot een maximum van € 1 miljoen,
7.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.7.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
7.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
Inzake de vorderingen van [tussenkomende partij 2] c.s.:
7.9.
wijst de vordering af,
7.10.
veroordeelt [tussenkomende partij 2] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van BDI en Relaxx tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.M. de Vries, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. E. van Bennekom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2025. [1]

Voetnoten

1.type: eB