ECLI:NL:RBAMS:2025:8405

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2025
Publicatiedatum
6 november 2025
Zaaknummer
13/219693-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van seksueel binnendringen in lichaam van slachtoffer in staat van verminderd bewustzijn en lichamelijke onmacht

Op 23 oktober 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel binnendringen in het lichaam van een slachtoffer dat zich in een staat van verminderd bewustzijn en lichamelijke onmacht bevond. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte op 26 november 2023 in Amsterdam, met het slachtoffer, handelingen heeft gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en de rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie in overweging genomen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van vijftien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden. Daarnaast werd het verzoek tot schadevergoeding van het slachtoffer volledig toegewezen, inclusief materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het gepleegd is, in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig feit dat de lichamelijke en seksuele integriteit van het slachtoffer op ernstige wijze heeft geschonden. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/219693-24
Datum uitspraak: 23 oktober 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 oktober 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. R. Esbir Wildeman, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.A.C. ter Steeg, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft eveneens kennisgenomen van het verzoek tot schadevergoeding van de benadeelde partij, [slachtoffer] . De ter zitting aanwezige benadeelde partij heeft gebruik gemaakt van het spreekrecht en werd bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. M.M. de Boer.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 november 2023 te Amsterdam , in elk geval in Nederland,
met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en/of verstandelijke handicap leed dat deze niet of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen en/of duwen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die
[slachtoffer] ;
(art 243 Wetboek van Strafrecht)

3.Waardering van het bewijs

Verdachte heeft over het hem ten laste gelegde feit een bekennende verklaring afgelegd. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak bepleit voor dit feit. Dit brengt, gelet op het bepaalde in artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering, met zich mee dat kan worden volstaan met de opgave van de wettige bewijsmiddelen zoals hierna weergegeven. De rechtbank komt op basis van deze bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring van het aan verdachte ten laste gelegde feit zoals hierna onder 4 weergegeven.
Ten overvloede acht de rechtbank het van belang om een korte overweging te wijden aan het standpunt van de raadsvrouw dat er ten tijde van het seksueel contact alleen sprake is geweest van verminderd bewustzijn. Zij heeft dit standpunt verder niet onderbouwd, maar wel uitdrukkelijk verzocht client (partieel) voor het overige vrij te spreken.
De rechtbank concludeert dat er ten tijde van het seksuele contact naast verminderd bewustzijn ook sprake is geweest van lichamelijke onmacht bij het slachtoffer. Dit volgt volgens de rechtbank uit de verklaring van aangeefster dat zij ten tijde van het feit niet kon staan of tegenstribbelen vanwege de drugs die ze had genomen. Daarnaast heeft getuige [getuige 1] verklaard dat het slachtoffer in de uren voor het feit niet goed kon lopen en niet in staat was een kommetje soep vast te houden. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat het slachtoffer naar de auto is getild, omdat zij niet meer kon lopen. Gelet op deze bewijsmiddelen acht de rechtbank ook bewezen dat er ten tijde van het feit sprake was van lichamelijke onmacht bij het slachtoffer.

1.Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL0600-2023548834-7 van

13 december 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , doorgenummerde pagina’s 01 19 t/m 01 28.

2.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] met nummerPL1300-2023286450-2 van 19 januari 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en[verbalisant 4] , doorgenummerd 02 01 t/m 02 08.

3.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] met nummerPL1300-2023286450-3 van 26 januari 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en[verbalisant 5] , doorgenummerde pagina 02 09 t/m 02 13.

4.De verklaring van verdachte op de zitting van 23 oktober 2025.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van het voorgaande bewezen dat verdachte:
op 26 november 2023 te Amsterdam met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van verminderd bewustzijn en lichamelijke onmacht verkeerde, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het brengen van zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om de gevorderde gevangenisstraf grotendeels voorwaardelijk op te leggen, eventueel in combinatie met een taakstraf. Ze heeft gewezen op een aantal strafverminderende omstandigheden, waaronder de omstandigheid dat er geen aanwijzingen zijn dat verdachte willens en wetens misbruik heeft willen maken van aangeefster, de (proces)houding van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder de ernst van het feit laten meewegen. Verdachte heeft zich, door seks te hebben met het slachtoffer terwijl zij haar wil als gevolg van drugs en alcohol op dat moment niet heeft kunnen bepalen, schuldig gemaakt aan een zeer ernstig feit. Hij heeft met zijn handelen de lichamelijke en seksuele integriteit van het slachtoffer op ernstige wijze geschonden.
In strafverzwarende zin neemt de rechtbank het volgende mee. Er was sprake van een vertrouwensrelatie tussen verdachte en het slachtoffer. Verdachte heeft tot twee keer toe seks gehad met het slachtoffer in een omgeving die voor haar veilig had moeten zijn. Van één van de keren heeft het slachtoffer tot aan de zitting zelfs niet geweten. Verdachte had het slachtoffer in de situatie waarin zij verkeerde de helpende hand moeten bieden, maar heeft misbruik gemaakt van de situatie en daarmee van een jong en kwetsbaar slachtoffer. Verdachte heeft bovendien onbeschermde seks met het slachtoffer gehad en heeft haar daarmee blootgesteld aan het risico op een seksueel overdraagbare aandoening die verdachte op dat moment mogelijk nog onder de leden had en waarvan hij op de hoogte was. Het feit heeft ernstige psychische gevolgen gehad voor het slachtoffer, zoals ook is gebleken uit haar verklaring ter zitting.
De rechtbank houdt anderzijds ook rekening met het feit dat de zaak lang boven het hoofd van verdachte heeft gehangen. Verdachte heeft een belast verleden en was ten tijde van het feit nog jong. Hij heeft uiteindelijk het boetekleed aangetrokken en heeft oprecht spijt betuigd. De rechtbank heeft op de zitting gezien en gehoord dat hij oprechte interesse heeft getoond in wat het slachtoffer ter zitting naar voren heeft gebracht en dat hij daardoor oprecht was geraakt. Ook in het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij zijn leven op orde heeft, dat hij first offender is en dat hij bereid is om aan zichzelf te werken.
Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van
10 september 2025. Daarin staat dat sprake is van een laag recidiverisico, tenzij verdachte psychiatrisch ontregeld raakt (zeker in combinatie met middelengebruik). In dat geval gaat de reclassering uit van een gemiddeld recidiverisico. In dat licht adviseert de reclassering bijzondere voorwaarden, waaronder een ambulante behandeling en een drugsverbod.
Gelet op de in het voorgaande beschreven ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dat feit is gepleegd kan de rechtbank aan verdachte enkel een gevangenisstraf opleggen. Het feit is te ernstig om daarop te reageren met een taakstraf. De op te leggen straf dient ten eerste ter vergelding. Die vergelding moet ook voor de maatschappij zichtbaar zijn. De generale preventie legt in dit geval een zwaar gewicht in de schaal. Met het oog op de speciale preventie legt de rechtbank voornoemde bijzondere voorwaarden op bij een – groot – voorwaardelijk strafdeel.
De rechtbank komt uit op een lagere gevangenisstraf dan gevorderd door de officier van justitie en neemt bij het bepalen van de hoogte van de straf als uitgangspunt de straffen die ten tijde van het plegen van het feit in soortgelijke zaken werden opgelegd. Alles afwegende legt de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden op, waarvan acht maanden voorwaardelijk. De rechtbank stelt de proeftijd op twee jaren en koppelt daaraan de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapport van 10 september 2025.

8.Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De vordering
De benadeelde partij, [slachtoffer] , vordert € 330,00 aan vergoeding van materiële schade (te weten: kosten voor het eigen risico) en € 7.500,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Ook heeft de benadeelde partij verzocht om de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ingenomen standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering integraal kan worden toegewezen.
De raadsvrouw heeft geen opmerkingen gemaakt over de gevorderde materiële schade. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft zij verzocht om deze slechts deels toe te wijzen, namelijk tot maximaal € 3.000,00. Ter onderbouwing hiervan heeft zij verwezen naar een aantal vergelijkbare zaken.
Oordeel van de rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht. De grondslag van de vordering is niet betwist.
De eveneens niet betwiste en onderbouwde gevorderde materiële schade zal de rechtbank in zijn geheel toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf
11 februari 2025 (de datum waarop de kosten voor het eigen risico zijn gemaakt).
Ook de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank volledig toewijzen. De benadeelde partij was kwetsbaar en kampte onder meer met psychische problematiek. Verdachte was op de hoogte van deze kwetsbaarheid. De benadeelde partij was sinds enige tijd uit therapie, maar heeft ten gevolge van dit feit een zware terugval gehad in haar psychische problematiek. Ze staat momenteel op een wachtlijst voor een traumabehandeling en zal naar verwachting nog een lange nasleep ervaren van het bewezenverklaarde feit. Voor wat betreft het toe te wijzen bedrag zoekt de rechtbank, net als de benadeelde partij, aansluiting bij de [naam school] . De rechtbank kijkt daarbij naar de bedragen die genoemd zijn in hoofdstuk 15, ‘Seksuele misdrijven’, en gaat uit van de bovengrens van categorie c (tamelijk ernstig) en de ondergrens van categorie b (ernstig). Gelet op het voorgaande en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 7.500,00. Het toe te wijzen bedrag aan immateriële schade zal worden vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 26 november 2023 (de datum van het ontstaan van de schade).
Voor het totaal toe te wijzen bedrag legt de rechtbank aan verdachte ook de schadevergoedingsmaatregel op.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en
243 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
met iemand van wie hij weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn en lichamelijke onmacht verkeert, handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
15 (vijftien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
8 (acht) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1.
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren.
2.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door De Waag of een nader te bepalen zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
3.
Drugsverbod
Veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
4.
Alcoholverbod
Veroordeelde gebruikt geen alcohol, en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
5.
Inspanningsverplichting
Veroordeelde geeft inzicht en overlegt de keuzes die hij maakt op de leefgebieden huisvesting, inkomen, werk en/of dagbesteding, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Toezicht
Geeft aan de reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Vordering benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer] , volledig toe tot een bedrag van
€ 330,00 (driehonderddertig euro) aan vergoeding van materiële schade (te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op
11 februari 2025 tot aan de dag van de algehele voldoening) en van € 7.500,00 (zevenduizendvijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade (te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op
26 november 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening). Het totaal toe te wijzen bedrag komt daarmee op € 7.830,00 (zevenduizend achthonderddertig euro).
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat
€ 7.830,00 (zevenduizend achthonderddertig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (ten aanzien van de materiële schade van € 330,00 op 11 februari 2025 en ten aanzien van de immateriële schade van € 7.500,00 op 26 november 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van
74 (vierenzeventig) dagenDe toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Ch.A. van Dijk, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en J.J.M. Graat, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 oktober 2025.