3.4.Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 en feit 2
De rechtbank stelt op grond van de in
bijlage IIvermelde bewijsmiddelen het volgende vast.
Op 1 oktober 2024 rond 22.45 uur wordt aangever [slachtoffer] bij thuiskomst van zijn werk op de [adres slachtoffer] aangesproken door twee voor hem onbekende mannen (NN1 en NN2), zo blijkt uit zijn aangifte. Die onbekende mannen vragen aan hem of hij kan helpen bij het starten van hun busje. Wanneer aangever bij het betreffende busje aankomt en de motorkap opent, wordt hij door de twee mannen en een derde man (NN3) met fors geweld vastgepakt en in het busje geduwd. Het tumult trekt de aandacht van meerdere getuigen, onder wie getuige [naam getuige 1] die vanuit zijn woning ziet dat aangever [slachtoffer] hierbij heftig wordt mishandeld. Getuige [naam getuige 2] spreekt van een ‘extreem gevecht’, waarbij aangever wordt vastgehouden en tegelijkertijd wordt geslagen en geschopt.
Aangever [slachtoffer] verklaart hierna enige tijd te zijn vervoerd in het busje. De mannen doen hem handboeien om en er wordt een doorgeladen revolver op zijn hoofd gericht. Ondertussen leegt een van de mannen aangevers zakken en worden onder meer een sleutelbos, een oplader en telefoons van hem weggenomen. Na enige tijd wordt aangever door de mannen naar een woning gebracht waar hij wordt uitgekleed en op de bank wordt gezet. In de woning is nog een vierde man (NN4) aanwezig. Eenmaal in de woning blijft er een vuurwapen op aangever gericht en wordt aan hem gevraagd of hij ‘Russische roulette’ wil spelen. Daarbij verklaart aangever dat alle vier de mannen het wapen om beurten vasthielden en op hem richtten.
Op een gegeven moment komen nog drie mannen (NN5, NN6 en NN7) de woning binnen, waarbij aangever NN7 herkent als de man met wie hij een zakelijk geschil heeft. Deze drie mannen zetten aangever door middel van fors geweld onder druk om informatie te geven. Zo wordt er een houten blokje onder de enkel van aangever gelegd, waarna een van de mannen op de binnenkant van zijn voet gaat staan. Aangever ondervindt hierdoor veel pijn en dacht dat zijn enkel zou breken. Ook wordt op hardhandige wijze een rekelastiek in de mond van aangever gepropt zodat hij geen geluid kan maken. Nadat aangever nog steeds weigert iets te zeggen, wordt aangever gedwongen om zijn been op tafel te leggen en pakt één van de mannen een zwaard dat door aangever wordt beschreven als een ‘samoeraizwaard’. Het zwaard wordt vervolgens boven de tenen van aangever gehouden en er wordt gedreigd dat aangever zijn tenen gaat verliezen. Nadat dit dreigement niet het voor de mannen gewenste effect heeft, wordt aangever meermaals geslagen en wordt hem verteld dat zijn familie iets zal worden aangedaan. Ook wordt nog een aanvalsgeweer tevoorschijn gehaald dat op aangever wordt gericht.
Nadat NN5, NN6 en NN7 de woning weer hebben verlaten, wordt aangever telefonisch verteld door NN7 dat hij een geldbedrag van € 50.000,- dient over te maken als hij wil dat zijn familie niets zal overkomen. Een week later NN7 een geldbedrag van € 250.000,- gestort te krijgen. Nadat aangever enkele uren in de woning is vastgehouden wordt hij weer aangekleed door de overige mannen en wordt hem een T-shirt meegegeven omdat zijn trui gescheurd blijkt te zijn.
Aangever wordt vervolgens door een onbekende man (NN8) weer in de richting van zijn eigen woning gebracht, waar hij vlak voor zijn woning rond 02:00 uur enkele nog aanwezig zijnde politieagenten tegenkomt. De betreffende politieagenten verklaren dat aangever mank loopt en naast een bebloed achterhoofd ook een opgezwollen oog heeft.
Op basis van meerdere getuigenverklaringen en de beschikbare camerabeelden concludeert de politie dat het witte busje vermoedelijk een Volkswagen Transporter betreft. Hierop wordt een analyse van de ANPR-gegevens (
Automatic Number Plate Recognition) van 30 september 2024 tot 2 oktober 2024 gemaakt in de nabije omgeving van de [adres slachtoffer] , in de zoektocht naar een Volkswagen Transporter in de kleur wit. Uit deze analyse blijkt dat een witkleurige Volkswagen Transporter met kenteken [kenteken] op 1 oktober 2024 rond 19:05 uur en 22:45 uur in de buurt van de [adres slachtoffer] wordt gesignaleerd. Deze bus is de enige witkleurige Volkswagen Transporter die rond het tijdstip van de ontvoering in de omgeving wordt geregistreerd. De gesignaleerde tijdstippen komen overeen met de camerabeelden van een bedrijf gevestigd op de [adres slachtoffer] , waarop wordt waargenomen dat rond 19:07 uur een witte bus in de straat ernaast parkeert. Om 22:41 uur verschijnt deze bus weer in beeld en wordt waargenomen dat de auto van aangever [slachtoffer] voor de bus wordt geparkeerd en dat de alarmlichten van zijn auto aangaan. Om 22:44 uur is op de beelden te zien dat de bus zijn weg weer vervolgt, waarna de bus met kenteken [kenteken] om 22:45 uur een ANPR-hit heeft op de Zuiderzeeweg te Amsterdam. Op basis van deze bevindingen, in combinatie met de verklaring van getuige [naam getuige 1] die de Volkswagen Transporter om 20:10 uur ook in de straat naast de [adres slachtoffer] heeft gesignaleerd, concludeert de rechtbank dat de bus met kenteken [kenteken] de bus is geweest waarmee de ontvoering is gepleegd en dat er voorafgaand aan de ontvoering, rond 19.05 uur een voorverkenning heeft plaatsgevonden.
Enkele dagen later, op 7 oktober 2024, wordt de Volkswagen Transporter met kenteken [kenteken] gesignaleerd en in beslag genomen voor forensisch sporenonderzoek. Hierbij wordt onder meer de deurgreep aan de binnenzijde van de bijrijderskant van de bus bemonsterd. Op basis van het forensisch DNA-onderzoek concludeert de rechtbank dat het op deze deurgreep van de Volkswagen Transporter aangetroffen DNA-profiel afkomstig is van verdachte.
Vanwege het aangetroffen DNA-profiel van verdachte wordt besloten om onderzoek te doen naar zijn telecomgegevens. Hieruit volgt dat het IMSI-nummer dat is gekoppeld aan het telefoonnummer van verdachte op de dag van de ontvoering op 1 oktober 2024 van 19:05 uur tot 22:00 uur gebruik maakt van Cell-ID's die dekking geven op de locatie waar de ontvoering heeft plaatsgevonden en waar de Volkswagen Transporter enige tijd geparkeerd heeft gestaan. Ook doet de politie onderzoek naar de telefoon van verdachte. Hierin wordt een gesprek via Snapchat aangetroffen tussen verdachte en het Snapchat-account van medeverdachte [medeverdachte] , waarbij verdachte op 29 september 2024 – twee dagen voor de ontvoering – het bericht ‘ [adres slachtoffer] ’ (de straat waar aangever [slachtoffer] woonachtig was) stuurt. Ook blijkt dat verdachte en [medeverdachte] op de dag van de ontvoering en vlak daarna intensief contact hebben via Snapchat. Zo stuurt [medeverdachte] op 2 oktober 2024 om 01:48 uur – een kwartier voordat aangever [slachtoffer] door de politie wordt aangetroffen – een afbeelding van een grote stapel bankbiljetten naar verdachte. Tien minuten later, om 01:58 uur, stuurt verdachte een filmpje naar [medeverdachte] waarop zij beiden in een auto zitten en waarop [medeverdachte] een waaier van biljetten van € 500,- in zijn handen houdt.
Verdachte heeft zich in zijn verhoren bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen en heeft ook op de zitting geen verklaring willen afleggen.
Op basis van het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte op basis van zijn telecomgegevens voorafgaand aan de ontvoering in de buurt van de [adres slachtoffer] kan worden geplaatst. Daarnaast heeft verdachte geen verklaring gegeven voor het aangetroffen DNA-profiel op de deurgreep aan de bijrijderskant aan de binnenzijde van de Volkswagen Transporter en ook niet voor het op 29 september 2024 door hem gestuurde bericht via Snapchat waarin de straat waar de ontvoering is gestart, wordt genoemd. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte enkele dagen voor de ontvoering kennelijk een opdracht heeft gestuurd om naar de [adres slachtoffer] te gaan, dat hij in de Volkswagen Transporter is geweest en ook dat hij in de buurt van de [adres slachtoffer] is geweest voorafgaand aan de ontvoering. Deze omstandigheden, tezamen met het feit dat verdachte kort na de ontvoering pronkt met grote geldbedragen op Snapchat, maken dat de rechtbank tot de slotsom komt dat verdachte een van de mannen was die aangever [slachtoffer] in de bus heeft geduwd.
De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen aangever [slachtoffer] op 1 en 2 oktober 2024 wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd. Ook de door aangever beschreven geweldshandelingen acht de rechtbank bewezen, omdat zijn aangifte naar het oordeel van de rechtbank voldoende wordt ondersteund door het letsel dat de politieagenten hebben waargenomen en de door getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] beschreven geweldshandelingen bij het duwen in de bus.
Daarnaast acht de rechtbank het medeplegen van de diefstal met geweld op aangever bewezen. Hoewel niet duidelijk is geworden wie de man is geweest die de spullen van aangever heeft weggenomen, is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de mannen in het busje, onder wie verdachte. Hierbij werd aangever door hen het busje in gesleurd en van zijn vrijheid beroofd, terwijl NN2 de zakken van aangever leegde en de door aangever beschreven spullen weg heeft genomen. Het wegnemen van deze spullen is geen op zichzelf staande actie geweest maar stond ten dienste aan de ontvoering. De telefoons van aangever zijn immers ook afgepakt waardoor het voor hem onmogelijk was om op die wijze alarm te slaan. De verwevenheid van beide feiten draagt bij aan het medeplegen.
Feit 3
In de berging behorende bij de woning van verdachte wordt bij een doorzoeking op 3 februari 2025 een zwarte revolver aangetroffen. Het wapen is door een specialist onderzocht en blijkt een ‘Hammerless’ revolver te zijn. Deze revolver is een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3°, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie. Het voorhanden hebben van dit vuurwapen is strafbaar gesteld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie in verband met artikel 55 lid 3 onder a van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte wetenschap en beschikkingsmacht over deze revolver had. De revolver lag in een berging lag waar hij als bewoner van de woning toegang toe had en op de telefoon van verdachte zijn filmpjes van vermoedelijk dezelfde revolver aangetroffen.