ECLI:NL:RBAMS:2025:8306

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
13/063419-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand in overleveringsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 oktober 2025 uitspraak gedaan over een verzoek tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand, ingediend door verzoeker, geboren in 1989. Het verzoek is ingediend op 15 juli 2025, naar aanleiding van een overleveringsprocedure die eindigde met de weigering van de overlevering door de Internationale Rechtshulpkamer op 28 mei 2025. De rechtbank heeft de gemachtigde raadsman, mr. D. Bektesevic, en de officier van justitie, mr. A. Keulers, gehoord in openbare raadkamer op 23 september 2025. Verzoeker heeft een schadevergoeding van € 19.513,43 gevraagd voor de kosten van rechtsbijstand, maar het Openbaar Ministerie heeft gepleit voor een matiging van dit bedrag tot € 5.000,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzochte vergoeding mogelijk is, maar heeft de gedeclareerde tijd van 70 uur gematigd naar 50 uur, omdat deze bovenmatig werd geacht. Uiteindelijk is een vergoeding van € 11.437,50 toegekend voor de kosten van rechtsbijstand, plus € 680,- voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken door de rechters in aanwezigheid van de griffier, en verzoeker heeft het recht om binnen een maand hoger beroep aan te tekenen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/063419-25
RK nummers: 25-018478
BESCHIKKING
Op het verzoek tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand ex artikel 67 van de Overleveringswet (hierna: OLW) in samenhang met artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) van
[verzoeker] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1989,
te dezen domicilie kiezend op het kantooradres van zijn raadsman,
mr. D. Bektesevic, [adres] ,
hierna te noemen: verzoeker.

1.Procesgang

Bij schriftelijk verzoek, bij de rechtbank ingediend op 15 juli 2025, heeft verzoeker vergoeding verzocht van de kosten van rechtsbijstand in de overleveringsprocedure, die is geëindigd met de beslissing van de Internationale Rechtshulpkamer van de rechtbank te Amsterdam (hierna: IRK) van 28 mei 2025 tot weigering van de overlevering van verzoeker.
De rechtbank heeft op 23 september 2025, de gemachtigde raadsman van verzoeker, mr. D. Bektesevic, advocaat te Amsterdam, en de officier van justitie, mr. A. Keulers, in openbare raadkamer gehoord.
Het verzoek is tijdig ingediend en (mede daarom) ontvankelijk.

2.Voorgeschiedenis

De rechtbank gaat uit van de volgende feiten:
- Bij verzamelvonnis van 10 augustus 2022 van
the Circuit Court in Katowice(referentie:
V K 13/22) is verzoeker veroordeeld tot een vrijheidsstraf voor de duur van twaalf jaar, waarvan volgens het Europees Aanhoudingsbevel (EAB) nog elf jaar, negen maanden en 25 dagen resteren;
- bij arrest van 14 april 2023 van
the Court of Appeal in Katowice(referentie: II Aka 544/22), is het verzamelvonnis gedeeltelijk aangepast, waarbij verzoeker ook is veroordeeld tot een vrijheidsstraf voor de duur van 250 dagen;
- op 5 augustus 2024 is door
the Circuit Court in Katowice, Polen, een EAB uitgevaardigd, strekkende tot de aanhouding en overlevering van verzoeker aan Polen, in verband met de tenuitvoerlegging van voornoemde straffen;
- op 3 maart 2025 is verzoeker voorlopig aangehouden in Nederland en gedetineerd op grond van de OLW gelet op voormeld EAB;
- op 6 maart 2025 heeft de rechtbank beslist dat de voorlopige aanhouding wordt omgezet in een aanhouding. Op diezelfde datum heeft de officier van justitie de overleveringsdetentie van verzoeker opgeschort ten behoeve van de detentie uit anderen hoofde;
- op vordering van de officier van justitie van 6 maart 2025 is het overleveringsverzoek behandeld op de zittingen van 29 april 2025, 15 mei 2025 en 20 mei 2025;
- bij uitspraak van de IRK van 28 mei 2025 is de overlevering geweigerd op basis van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW. Daarbij is de overleveringsdetentie opgeheven.

3.Verzoek

Het verzoek strekt tot het toekennen van een vergoeding door de Nederlandse Staat van
- € 19.513,43
€ 19.513,43voor de kosten die zijn gemaakt in verband met rechtsbijstand;
- € 680,-
€ 680,-voor de kosten die in verband met het (opstellen, indienen en mondeling behandelen ter zitting) van het verzoek zijn gemaakt.
De raadsman heeft ter zitting het verzoek nader toegelicht. Hij heeft, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat verzoeker schadevergoeding ex artikel 67 van de OLW toekomt, omdat zijn overlevering is geweigerd.
De raadsman heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat sprake was van een complexe overleveringszaak waarin de expertise van twee raadslieden nodig was. Daarbij is kostenbesparend gewerkt doordat de voorbereiding in thema's is verdeeld; de ene advocaat focuste zich op artikel 12 OLW, de andere op het gelijkstellingsverweer. De raadsman heeft declaraties van hem en van de andere advocaat overgelegd ter onderbouwing van zijn verzoek en heeft bepleit dat de kosten niet als bovenmatig aan te merken zijn. De raadsman heeft voorgehouden dat het gemiddelde uurtarief van de twee raadslieden € 228,75 bedroeg en dat dit een redelijk tarief is.

4.Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzochte bedrag moet worden gematigd, omdat de hoogte van de verzochte rechtsbijstandskosten onbillijk hoog zijn. Een vergoeding van € 5.000,- is redelijk.

5.Toetsingskader

Artikel 67 OLW correspondeert met artikel 59 Uitleveringswet (UW). Artikel 67, eerste lid, OLW bepaalt dat de rechtbank op verzoek van de opgeëiste persoon hem een vergoeding ten laste van de Staat kan toekennen voor de schade die hij heeft geleden ten gevolge van vrijheidsbeneming bevolen krachtens de OLW. Daarvoor is vereist dat zijn overlevering is geweigerd. Artikel 533, derde, vierde en zesde lid, Sv en de artikelen 534, 535 en 536 Sv zijn daarbij van overeenkomstige toepassing.
In de gevallen als bedoeld in artikel 67, eerste lid, OLW zijn de artikelen 529 en 530 Sv van overeenkomstige toepassing op vergoeding van kosten voor rechtsbijstand, zo bepaalt artikel 67, tweede lid, OLW.
Op grond van artikel 534, eerste lid, Sv kent de rechtbank – voor zover hier van belang - een vergoeding voor schade, geleden ten gevolge van rechtsbijstand, toe, indien daarvoor gronden van billijkheid aanwezig zijn. Daarbij moeten alle feiten en omstandigheden in aanmerking worden genomen.

6.Oordeel van de rechtbank

Gelet op voormeld toetsingskader is toekenning van schadevergoeding zoals verzocht door verzoeker mogelijk, omdat de verzochte overlevering is geweigerd. De rechtbank acht, alle omstandigheden in aanmerking genomen, weliswaar gronden van billijkheid aanwezig een vergoeding toe te kennen voor de kosten van rechtsbijstand, maar zal deze in aanzienlijke mate matigen omdat zij van oordeel is dat de gedeclareerde tijd (70 uur) bovenmatig is. De rechtbank ziet de complexiteit van de overleveringszaak in en begrijpt dat de raadsman expertise van een andere collega heeft ingeroepen om bepaalde onderwerpen nader uit te laten zoeken. De raadsman heeft echter onvoldoende gemotiveerd waarom de aanwezigheid van beide raadslieden ter zitting vereist was en waarom het nodig was dat beide raadslieden de verzoeker in de gevangenis hebben bezocht.
De rechtbank zal de gedeclareerde tijd daarom matigen naar 50 uren. De rechtbank zal de kosten voor 50 uren toekennen en gaat hierbij uit van het gemiddelde uurtarief zoals door de raadsman voorgehouden, te weten € 228,75 per uur.

7.Beslissing

De rechtbank
WIJST TOEhet verzoek tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand ten bedrage van:
- € 11.437,50
€ 11.437,50vanwege de kosten die in de overleveringsprocedure zijn gemaakt in verband met rechtsbijstand en
- € 680,-
€ 680,-voor de kosten die in verband met het opstellen, indienen en behandelen van het verzoek zijn gemaakt.
Deze beslissing is gegeven op 7 oktober 2025 en in het openbaar uitgesproken door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. E. de Rooij en D.L.S. Ceulen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.K. Verbruggen, griffier.
Tegen deze beslissing staat voor verzoeker hoger beroep open, in te stellen ter griffie van deze rechtbank, binnen een maand na betekening van deze beschikking.
De rechtbank Amsterdam, Internationale rechtshulpkamer, beveelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van
€ 12.117,50 (twaalfduizend honderdzeventien euro en vijftig eurocent)op
IBAN/rekeningnummer
[iban] bij de ABN AMRO Bank,
ten name van
[persoon] ,
onder vermelding van
vergoeding 67 OLW en 533 Sv, inzake: [verzoeker] (verzoeker).
Aldus gedaan op 7 oktober 2025
door mr. M.C.M. Hamer, voorzitter.