ECLI:NL:RBAMS:2025:8180

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2025
Publicatiedatum
31 oktober 2025
Zaaknummer
13-395208-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf van vijf jaar voor medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden

Op 31 oktober 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 5 en 6 augustus 2024, waarbij het slachtoffer in Den Haag/Amsterdam werd vastgehouden en ernstig geweld werd aangedaan. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld, waaronder videobeelden van de mishandeling en getuigenverklaringen. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar de rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vijf jaar op, rekening houdend met de ernst van het geweld en de impact op het slachtoffer. Daarnaast werd een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, die de verdachte verbiedt contact te hebben met het slachtoffer voor een periode van vijf jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte een gevaar voor het slachtoffer vormde, gezien de aard van de feiten en de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-395208-24
Datum uitspraak: 31 oktober 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 2003 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] ,
nu gedetineerd te: [verblijfsadres] ,
hierna: verdachte.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 oktober 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A. Lobregt, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.C. van Bunnik, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is primair – kort weergegeven – tenlastegelegd dat hij zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] op 5 en 6 augustus 2024 in Den Haag/Amsterdam, in ieder geval in Nederland.
Subsidiair is dit tenlastegelegd als het medeplegen van poging tot zware mishandeling.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde kan worden bewezen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit vanwege het ontbreken van voldoende bewijs. De Samsung-telefoon zou niet naast verdachte op de bank maar in de auto zijn aangetroffen. Meerdere mensen maakten gebruik van deze auto en verdachte ontkent dat hij de eigenaar en gebruiker is van de telefoon. Daarnaast betwist de raadsvrouw de stemherkenning. Er is maar één verbalisant geweest die stelt dat de persoon die hoorbaar is op de video’s, verdachte is. Die verbalisant is geen deskundige, hij heeft de telefoon aangeleverd gekregen met voorinformatie over verdachte en heeft verdachte niet in levende lijve gehoord nu verdachte zich heeft beroepen op zijn zwijgrecht. Verder is de ring die is te zien op de videobeelden onvoldoende onderscheidend en rijden er meer Mercedes auto’s rond met het interieur dat op de beelden te zien is.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat – op basis van de bewijsmiddelen – kan worden bewezen dat verdachte samen met zijn mededader het slachtoffer van zijn vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden waarbij zij grof geweld hebben gebruikt. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Wederrechtelijke vrijheidsberoving
In een ander strafrechtelijk onderzoek is bij een doorzoeking van de woning van verdachte onder verdachte een Samsung telefoon in beslag genomen. Op die telefoon zijn videobeelden aangetroffen waarop te zien is dat een slachtoffer door minstens twee daders wordt vastgehouden en er ernstig geweld tegen hem wordt gebruikt. De rechtbank stelt vast dat deze telefoon is gebruikt bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving. De beelden op de telefoon zijn namelijk met deze telefoon gemaakt.
Op de beelden is te zien dat het slachtoffer op 5 en 6 augustus 2024 door de daders allereerst in een auto wordt vastgehouden waarbij er met vuurwapens wordt gedreigd en hij hiermee wordt geslagen. In de auto wordt het slachtoffer gedwongen om vragen te beantwoorden. Op volgende beelden wordt gezien dat, terwijl het slachtoffer op een bank in een woning zit, er met een handzaag in zijn pink wordt gezaagd en er een vuurwapen in zijn mond wordt gedrukt waarbij de trekker wordt overgehaald. Er wordt ook een vuurwapen op het hoofd van het slachtoffer gericht waarbij opnieuw de trekker wordt overgehaald. Beide keren gaat het wapen niet af. Vervolgens is te zien dat het slachtoffer met zijn gezicht en hand in een pan met stomend water wordt gedrukt, waarbij hij stevig wordt vastgehouden als het slachtoffer zich daartegen probeert te verzetten. Terwijl dit gebeurt, blijven de daders het slachtoffer onder druk zetten om antwoorden te geven. Er wordt hem gezegd dat ze Russisch roulette gaan spelen, waarna aan de trommel van een revolver wordt gedraaid, de revolver op de pols van het slachtoffer wordt gericht en de trekker wordt overgehaald. Het wapen gaat niet af. Het slachtoffer wordt al die tijd vastgehouden in de woning.
Identiteit slachtoffer
De rechtbank stelt vast dat het slachtoffer in deze zaak [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) is, hoewel hij dat zelf heeft ontkend. Daarvoor is redengevend dat de politie het slachtoffer op de beelden heeft herkend als [slachtoffer] en dat de telefoon die bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving is gebruikt op de avond van 5 augustus 2024 is genavigeerd naar een adres dat volgens zijn zus toen het laatst bekende adres van [slachtoffer] was.
Herkenning verdachte
Verdachte heeft ontkend dat hij degene is geweest die gebruik heeft gemaakt van de betreffende Samsung-telefoon, dat hij te horen is op de camerabeelden die zijn aangetroffen op de telefoon en dat hij mededader aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving is.
De politie heeft geverbaliseerd dat de telefoon bij de doorzoeking naast verdachte op de bank is aangetroffen. Verdachte heeft gezegd dat dit niet klopt omdat deze telefoon toen in zijn auto lag bij het middenconsole en dat de politie die dag niet alleen de woning maar ook de auto van verdachte heeft doorzocht en de telefoon daar heeft aangetroffen. Hij zou geen gebruiker zijn van de telefoon en de auto werd ook door anderen gebruikt. De rechtbank kan op basis van de stukken niet met voldoende zekerheid vaststellen waar de telefoon precies is aangetroffen. De rechtbank kan echter wel vaststellen dat de telefoon op de dag van de doorzoeking onder verdachte in beslag is genomen en dat de telefoon in de nabijheid van verdachte is aangetroffen (of bij hem op de bank, of in zijn auto).
Op de telefoon is in de ‘prullenmand’ een selfie aangetroffen van iemand met een ontbloot bovenlijf. De verbalisant heeft verdachte op deze selfie herkend. Ter terechtzitting heeft verdachte zijn ontblote bovenlijf aan de rechtbank laten zien en het standpunt ingenomen dat hij niet degene op deze selfie kan zijn omdat hij een moedervlekje op zijn borst heeft dat niet te zien is op de aangetroffen foto. De rechtbank is van oordeel dat op basis van de afdruk van de betreffende foto in het proces-verbaal, mede door de kwaliteit en belichting, niet kan worden vastgesteld dat er op de borst van de persoon op de foto wel of geen moedervlekje is te zien. Dit betekent dat de herkenning van de verbalisant op grond van de stelling van verdachte niet automatisch onjuist of onbetrouwbaar is. De herkenning door de verbalisant is duidelijk omschreven. De verbalisant heeft de selfie vergeleken met de politiefoto van verdachte en herkende hem aan de combinatie van zijn huidskleur, zijn brede neus en zijn opvallende dikke lippen met het randje gezichtsbeharing. Daarnaast herkende de verbalisant verdachte aan de stand van zijn ogen, de stand en dikte van zijn wenkbrauwen, zijn gezichtsuitdrukking waarbij zijn oogleden een beetje over zijn ogen hangen en aan zijn haarlijn en de stand en vorm van zijn oren. De rechtbank gaat – vanwege deze gedetailleerde omschrijving – uit van de juistheid van deze herkening.
Auto
De aangetroffen Samsung-telefoon heeft op 5 augustus 2024 contact gemaakt met het infotainment/navigatiesysteem van de Mercedes met kenteken [kenteken] . De bekleding van de auto die te zien is op de videobeelden van 5 augustus 2024 komt overeen met de bekleding van de Mercedes met kenteken [kenteken] . De overeenkomsten zien op typerende rode stiksels en een sticker in de auto.
Op de Waze-app van de Samsung-telefoon is op 5 augustus 2024 te zien dat de route naar het adres waarop het slachtoffer zou verblijven is ingevuld. Volgens de CELL-ID’s straalt de telefoon op 5 augustus 2024 om 23:45:18 uur uit bij dit adres, waarna de telefoon op 6 augustus 2024 om 01:59:25 uitstraalt in de buurt van de zendmastlocatie aan de [adres] in Amsterdam.
Deze feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de vaststelling dat de auto met kenteken [kenteken] is gebruikt bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer] .
Het huurcontract van deze auto staat op naam van verdachte. De overeengekomen huurperiode eindigde weliswaar op 25 juli 2024, maar uit een video van 27 juli 2024 op de iPhone van verdachte blijkt dat de auto dan nog door hem wordt gebruikt. Op die iPhone staan ook foto’s en video’s van 7 augustus 2024 waarop verdachte wordt herkend terwijl hij voor eenzelfde type Mercedes staat c.q. in eenzelfde type Mercedes zit.
Stemherkenning
Op de videobeelden is de stem te horen van degene die de opnames heeft gemaakt en geweld tegen het slachtoffer heeft gebruikt. Een verbalisant heeft deze stem herkend als de stem van verdachte. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de stemherkenning niet bruikbaar is voor het bewijs, omdat de herkenning stoelt op de verklaring van één verbalisant en deze verbalisant verdachte niet (veel) heeft horen praten. De rechtbank is van oordeel dat de stemherkenning wel bruikbaar is voor het bewijs, omdat de verbalisant tientallen andere video’s heeft gezien waarop de stem van verdachte is te horen is en hij de stem van verdachte niet alleen heeft gehoord tijdens het verhoor maar ook buiten het opgenomen verhoor, waarbij het ging over niet inhoudelijke zaken. Hierbij komt dat de bewijsconstructie niet louter is gestoeld op deze herkenning, maar dat die stemherkenning ondersteunend is voor het overige bewijs. Gelet op de hoeveelheid materiaal die de verbalisant tot zijn beschikking had – bijvoorbeeld de beelden van verdachte waarop hij spreekt op zijn iPhone – heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan deze herkenning.
Gouden ring
Verder is op de videobeelden op de Samsung-telefoon te zien dat degene die filmt een gouden ring draagt. Deze ring heeft grote gelijkenis met een ring die verdachte op beelden op zijn iPhone-telefoon draagt. De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat deze ring niet uniek is, maar in onderlinge samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen wijst deze ring wel naar verdachte.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat uit voornoemd bewijs, in onderling verband en samenhang bezien, volgt dat verdachte degene is geweest die op 5 en 6 augustus 2024 de gebruiker was van de Samsung-telefoon en van het voertuig waarmee het slachtoffer is vervoerd, en dat hij één van de daders is die is te horen op het geluid van de beelden. Het is dus verdachte geweest die met zijn mededader de geweldshandelingen heeft gepleegd zoals ten laste gelegd. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande dan ook vast dat [slachtoffer] in Den Haag in de buurt van zijn laatste verblijfplaats door verdachte en zijn mededader van zijn vrijheid is beroofd en van zijn vrijheid beroofd is gehouden waarbij verdachte en zijn mededader hevig geweld hebben gebruikt om hem te dwingen vragen te beantwoorden.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte, in de periode van 5 augustus 2024 tot en met 6 augustus 2024 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door een of meermalen
- die [slachtoffer] tussen twee personen op de achterbank van een voertuig in te sluiten en
- met meerdere vuurwapens, in elk geval vuurwapengelijkende voorwerpen, (tegelijkertijd) op het hoofd van die [slachtoffer] te slaan en zodoende die [slachtoffer] te dwingen om vragen te beantwoorden en
- met een handzaag in de pink, van die [slachtoffer] te zagen en
- een vuurwapen, in elk geval een vuurwapengelijkend voorwerp, door te laden en vervolgens diep in de mond van die [slachtoffer] te drukken en de trekker van dat vuurwapen, in elk geval een vuurwapengelijkend voorwerp, over te halen en
- een vuurwapen, in elk geval een vuurwapengelijkend voorwerp, op het gezicht/hoofd van die [slachtoffer] te richten en de trekker over te halen en
- met een vuurwapen, in elk geval een vuurwapengelijkend voorwerp, het gezicht/vingers/handen van die [slachtoffer] in een pan met kokend/heet water te drukken, terwijl die [slachtoffer] stevig wordt vastgehouden bij zijn nek/polsen en
- te zeggen dat ze Russische Roulette gaan spelen en
- vervolgens aan de trommel van een vuurwapen, in elk geval een vuurwapengelijkend voorwerp, te draaien en de trekker van dat vuurwapen, in elk geval een vuurwapengelijkend voorwerp, over te halen, terwijl dat vuurwapen, in elk geval een vuurwapengelijkend voorwerp, op de pols van die [slachtoffer] wordt gericht en
- die [slachtoffer] gedurende enige tijd in een woning vast te houden,
- die [slachtoffer] (voortdurend) in/op/tegen het gezicht/hoofd, te slaan, waardoor die [slachtoffer] niet van de bank af kon en/of kon ontsnappen;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf en maatregel

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van het voorarrest. Aan het voorwaardelijke deel moeten de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals geadviseerd door de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken en aan hem geen straf of maatregel moet worden opgelegd. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om bij een strafoplegging rekening te houden met de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Het locatieverbod en -gebod vindt de raadsvrouw te zwaar. Verder verzoekt de raadsvrouw rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft een zoontje van één jaar oud dat nu opgroeit zonder vader.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving van het slachtoffer. Hierbij hebben zij buitensporig geweld gebruikt. Op de videobeelden is te zien hoe het slachtoffer is gemarteld en daarbij onmenselijke handelingen heeft moeten uitvoeren en ondergaan. Zijn hand en gezicht zijn in kokend water gedrukt, er is tot twee keer toe met een handzaag in zijn vinger gezaagd en hij heeft een vuurwapen in zijn mond en op zijn hoofd gericht gekregen waarbij meermalen de trekker werd overgehaald. Het slachtoffer moet letterlijk doodsangsten hebben uitgestaan. Op de camerabeelden is te zien dat het slachtoffer schreeuwt van de pijn, hevig geëmotioneerd is en bloed verliest. Verdachte en zijn mededader zijn hierbij uiterst berekenend en koelbloedig te werk gegaan. Verdachte heeft de martelingen gepleegd en gefilmd, zonder zich op enig moment om het slachtoffer te bekommeren en tot inkeer te komen. Sterker nog, daags na de marteling staat verdachte lachend met grote pakketten geld in zijn hand op foto’s en vliegt hij voor een vakantie naar Dubai. De rechtbank kan niet met zekerheid vaststellen wat het motief van verdachte is geweest, maar zijn handelen is hoe dan ook ronduit schokkend.
De persoon van de verdachte
Uit het uittreksel Justitiële documentatie van 15 april 2025 volgt dat verdachte in 2020 is veroordeeld voor een straatroof en het voorhanden hebben van een wapen tot een jeugddetentie van 150 dagen waarvan 75 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 14 juli 2025 waaruit volgt dat het sociale netwerk van verdachte, zijn psychosociaal functioneren en zijn houding belangrijke risicofactoren zijn. Verdachte is gediagnosticeerd met een licht verstandelijke beperking en kan gevolgen van zijn gedrag moeilijk inschatten. Er lijkt sprake van weinig empathisch vermogen en hij heeft geen probleeminzicht. Hij neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn gedrag en laat een berekende proceshouding zien. Verdachte heeft geen vaste werkstructuur. Hij heeft een vaste relatie en is vader van een kind. Verdachte heeft vermoedelijk een criminele levensstijl en maakt deel uit van een crimineel circuit. Bij een veroordeling adviseert de reclassering om aan verdachte een deels voorwaardelijk straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
Strafoplegging
Gezien de ernst van het feit en het excessieve geweld dat hierbij is gebruikt, kan op hetgeen bewezen is verklaard niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank ook gekeken naar de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om aan verdachte een hogere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De door het Openbaar Ministerie gevorderde straf doet onvoldoende recht aan de ernst van het feit. Alles afwegende acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar passend en geboden. De verdediging heeft verwezen naar jurisprudentie waarbij voor wederrechtelijke vrijheidsberovingen lagere gevangenisstraffen zijn opgelegd dan die de rechtbank in deze zaak oplegt. De rechtbank komt in deze zaak tot een hogere straf vanwege de aard en ernst van het geweld waaraan het slachtoffer is blootgesteld.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Daarnaast ziet de rechtbank ter beveiliging van het slachtoffer aanleiding om op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr) een vrijheidsbeperkende maatregel aan de verdachte op te leggen voor de duur van vijf jaren, inhoudende een contactverbod met het slachtoffer. Voor iedere keer dat verdachte deze maatregel overtreedt, zal vervangende hechtenis worden opgelegd voor de duur van twee weken, met een maximum van zes maanden. De rechtbank overweegt dat de maatregel van artikel 38v Sr dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard, omdat er – gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit, de persoon van de verdachte en het feit dat het slachtoffer geen aangifte heeft willen doen – ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit tegen het slachtoffer pleegt.

8.Ten aanzien van het beslag

Onder verdachte is volgens de beslaglijst in het dossier het volgende in beslag genomen:
STK munitie, bijzonderheden: IN SUMM-IT 842883, goednummer 6616209;
1 STK schoenen, Louis Vuitton, goednummer 842795;
1 STK verdovende middelen, verm. cocaïne, goednummer 843662;
1 STK zaag, goednummer 6614866;
1 STK telefoontoestel, Apple iPhone, goednummer 842765.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de munitie en verdovende middelen onttrokken moeten worden aan het verkeer, de zaag en het telefoontoestel moeten verbeurd worden verklaard en de schoenen kunnen retour naar de beslagene.
De raadsvrouw heeft zich niet uitgelaten over het beslag.
De rechtbank heeft op basis van de kennisgeving van inbeslagneming geconstateerd dat de onder verdachte inbeslaggenomen munitie het goednummer 6626562 heeft en gaat dan ook van dit goednummer uit.
De rechtbank is van oordeel dat de munitie en de vermoedelijke verdovende middelen moeten worden onttrokken aan het verkeer. De zaag moet verbeurd worden verklaard omdat deze bestemd kan zijn voor het begaan van soortgelijke misdrijven. Het telefoontoestel en de schoenen kunnen retour naar de beslagene.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 38v, 47, 282 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 13a van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
5 (vijf) jaar.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
38v-maatregel
Legt op de maatregel dat de veroordeelde voor de duur van
vijf jaarop
geenenkele wijze - direct of indirect -
contactzal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] in ’ [geboorteplaats] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt twee weken voor
iedere keerdat niet aan de maatregel wordt voldaan.
De totale duur van de tenuitvoergelegde vervangende hechtenis bedraagt ten hoogste zes maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde
maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte
opnieuw een strafbaar feit zal plegen en/of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon, beveelt de rechter, gelet op artikel 38v, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel,
dadelijk uitvoerbaaris.
Beslag
Gelast de teruggave aan de beslagene van:
1 STK schoenen, Louis Vuitton, goednummer 842795;
1 STK telefoontoestel, Apple iPhone, goednummer 842765.
Verklaart verbeurd:
4. 1 1 STK zaag, goednummer 6614866;
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. 1 STK munitie, goednummer 6626562;
1 STK verdovende middelen, verm. Cocaïne, goednummer 843662.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Smit, voorzitter,
mr. F. Dekkers en mr. H.B.W. Beekman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 oktober 2025.