ECLI:NL:RBAMS:2025:8158
Rechtbank Amsterdam
- Hoger beroep
- R.L. de Graaff
- I.A. van der Burg
- S. Tamboer
- Rechtspraak.nl
Herstelarrest inzake griffierechten in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 november 2025 een herstelarrest uitgesproken naar aanleiding van een verzoek van de appellant, vertegenwoordigd door mr. H.J. Menger. De appellant had op 30 september 2025 een arrest ontvangen waarin hij ten onrechte was veroordeeld tot betaling van € 6.561,-- aan verschotten aan de zijde van de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. U. Özcan. De appellant stelde dat hij slechts € 349,-- aan griffierechten verschuldigd was, aangezien hij procedeerde op basis van een toevoeging. Het hof heeft de geïntimeerde in de gelegenheid gesteld om op het verzoek van de appellant te reageren. De geïntimeerde betwistte de grondslag van het verzoek en stelde dat het niet onder artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering viel. Na beoordeling van de situatie, inclusief de draagkrachtverklaring van de Raad voor Rechtsbijstand, concludeerde het hof dat er sprake was van een kennelijke fout in het eerdere arrest. Het hof heeft het verzoek van de appellant toegewezen en het bedrag aan verschotten aangepast naar € 349,--, terwijl de overige onderdelen van het arrest ongewijzigd bleven. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de rechters in het openbaar.