4.2.1.Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de onder feit 4 en 5 ten laste gelegde poging tot doodslag; verdachte heeft geschoten op twee huizen, terwijl er bewoners in deze huizen aanwezig waren. Ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de meer subsidiair ten laste gelegde bedreiging. Doordat de bewoners niet thuis waren toen de woning werd beschoten was er geen aanmerkelijke kans op het intreden van de dood of het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel.
4.2.2.Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht verdachte vrij te spreken voor het onder feit 3, 4 en 5 ten laste gelegde. Verdachte is niet betrokken geweest bij de schietincidenten. De belastende gegevens op zijn telefoon leveren hiertoe geen bewijs. Verdachte beschikte, zoals hij bij de politie en ter zitting heeft verklaard, namelijk niet over zijn telefoon ten tijde van de incidenten. Hij heeft de telefoon op die momenten telkens uitgeleend aan een vriend. Daarnaast wijst de raadsvrouw erop dat bij feit 4 gezien is dat de vermoedelijke dader wegfietst in noordelijke richting; dat is de tegenovergestelde richting van het huis van verdachte. Ook hieruit valt af te leiden dat verdachte niet de schutter is geweest.
4.2.3.Het oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt ten laste gelegd dat hij op drie verschillende huizen met een vuurwapen heeft geschoten. De politie heeft onderzoek gedaan naar de telefoon van verdachte en heeft in verband met alle drie de verdenkingen belastende gegevens aangetroffen.
Feit 3 - [straatnaam 1]
Met betrekking tot de beschieting van de woning aan de [straatnaam 1] straalt de telefoon ongeveer 10 minuten voorafgaand aan het incident een zendmast aan op ongeveer 350 meter afstand van het beschoten huis. Daarnaast is korte tijd na de beschieting met de telefoon gezocht op de straatnaam van het beschoten huis, en op de straatnaam met als toevoeging ‘AT5’.
Feit 4 – [straatnaam 2]
Met betrekking tot de beschieting van de woning aan het [straatnaam 2] , zou de schutter op de fiets zijn. De telefoon van verdachte peilt ongeveer een kwartier voorafgaand aan het incident uit in IJburg op 9 minuten fietsen afstand van het beschoten huis. De telefoon peilt vervolgens een halfuur na het incident uit in [plaatsnaam] , waar verdachte woont (28 autominuten van de plaats delict). Daarnaast is zeer kort voorafgaand aan het incident gezocht op het precieze adres van het beschoten huis via Google Maps en is kort na aan het incident op de website van AT5 gezocht op het adres.
Feit 5 – [straatnaam 3]
De woning aan de [straatnaam 3] is beschoten aan de achterkant, namelijk vanaf [straatnaam 4] . De telefoon van verdachte peilt voorafgaand aan dit schietincident uit in de omgeving van zijn woning; tijdens het incident uit in de buurt van de beschoten woning en 25 minuten na het incident weer uit in de buurt van het huis van verdachte.
De volgende ochtend wordt in de telefoon van verdachte gezocht op ‘ [straatnaam 4] ’, terwijl die betreffende straatnaam in de in de nieuwsberichten niet voorkwam.
Telefoon was in het bezit van verdachte
Verdachte heeft als verklaring voor het aantreffen van de belastende gegevens op zijn telefoon aangevoerd dat hij op die momenten zijn telefoon niet had, want dat hij zijn telefoon aan een vriend uitleende. Wie die vriend is geweest, is onbekend gebleven. Verdachte heeft ook niet kunnen verklaren waarom zijn telefoon telkens moest worden uitgeleend en heeft wisselend verklaard over de duur en frequentie van de uitleenperiodes. De rechtbank acht dit verhaal van verdachte dan ook ongeloofwaardig en schuift het terzijde; de rechtbank gaat er vanuit dat de telefoon steeds bij verdachte in bezit is geweest.
Desondanks onvoldoende wettig bewijs
Voor een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten 3, 4 en 5 is vereist dat uit de inhoud van de wettige bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting buiten redelijke twijfel volgt dat verdachte de schutter is geweest. De rechtbank concludeert dat dat niet het geval is en overweegt als volgt.
Uit de locatie- en zendmastgegevens van de telefoon van verdachte volgt dat verdachte, rond het moment van de beschietingen, telkens dicht in de buurt is geweest van de plaats delict. Ook volgt uit zijn telefoongegevens dat hij gezocht heeft naar adressen van de bewuste woningen en telkens (kort) na de beschietingen online op zoek is gegaan naar nieuwsberichten over de beschietingen. Voor de rechtbank volgt hieruit dat verdachte kennis heeft gehad van en op enige wijze betrokken moet zijn geweest bij alle drie de beschietingen.
Wat die betrokkenheid concreet inhield, kan echter niet worden vastgesteld. Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij de schutter was. De hiervoor genoemde bewijsmiddelen kunnen echter de conclusie niet schragen dat het verdachte was die daadwerkelijk de trekker overhaalde. Ook de door de officier van justitie aangehaalde omstandigheid dat bij de beschietingen op de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2] hetzelfde vuurwapen is gebruikt, kan die aan die conclusie niet bijdragen. De bewijsmiddelen laten de allerminst denkbeeldige mogelijkheid open dat verdachte een andere, wellicht ondergeschikte, rol had zoals het leveren van het wapen of op de uitkijk staan. Die bewijsvraag ligt echter niet voor.
Nu de rechtbank op grond van het bewijs niet zonder redelijke twijfel kan vaststellen dat verdachte daadwerkelijk de schutter was, spreekt de rechtbank verdachte vrij van het hem onder feit 3, 4 en 5 ten laste gelegde.
Gelet op het hiervoor overwogene en vanwege het ontbreken van enig ander bewijs, kan evenmin worden bewezen dat verdachte de vuurwapens voorhanden heeft gehad die gebruikt zijn bij beschietingen. Daarom spreekt de rechtbank verdachte ook vrij van feit 7.
De rechtbank realiseert zich dat dit oordeel, in het bijzonder voor de slachtoffers van dit geweld, onbevredigend is. Nu blijft onopgehelderd wie verantwoordelijk is voor de angstaanjagende aanslagen op hun woningen, niet in de laatste plaats omdat verdachte er geen openheid over heeft willen verschaffen maar in plaats daarvan bleef volharden in een ongeloofwaardig verhaal over het uitlenen van zijn telefoon. Dat ongeloofwaardige verhaal levert echter geen bewijs op dat verdachte de schutter was. Een belangrijk uitgangspunt in het Nederlandse strafrecht is dat moet worden voorkomen dat iemand wordt veroordeeld voor iets dat hij of zij niet heeft gedaan.