7.3Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan en het opleggen van de maatregel in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag. Verdachte heeft aangever met een mes zowel in zijn wang als rug gestoken in het centrum van Amsterdam. Hoewel uit het dossier volgt dat verdachte en aangever elkaar kenden, wijst niets in het dossier op een aanleiding voor dit geweldsincident. Aangever heeft door de aanval een fors litteken op zijn wang en een litteken rug opgelopen die tot op de dag van vandaag nog altijd zichtbaar zijn. Verdachte mag van geluk spreken dat zijn handelen niet tot de dood van aangever heeft geleid aangezien verdachte zowel in het gezicht als de rug van aangever heeft gestoken, waar zich (in de buurt) kwetsbare organen en slagaders bevinden. Het had dus ook heel goed anders kunnen aflopen.
Door zo te handelen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig strafbaar
feit, waarmee hij grote inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever.
Bovendien maakt een dergelijk strafbaar feit een ernstige inbreuk op de rechtsorde en veroorzaakt zij gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving, vooral ook omdat het feit zich op straat in het centrum van Amsterdam heeft afgespeeld.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het Nederlandse strafblad van verdachte van 21 januari 2025, waaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor wederspannigheid en vernieling. Ook blijkt uit het strafblad van het Verenigd Koninkrijk dat verdachte voor 2020 meerdere keren is veroordeeld. Zo heeft hij zich schuldig gemaakt aan onder andere verboden wapenbezit, bedreiging, meerdere diefstallen en inbraken. Ook is te zien dat verdachte hiervoor verschillende (lange) gevangenisstraffen opgelegd heeft gekregen. Daarnaast zijn aan hem behandelingen opgelegd.
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport psychiatrisch onderzoek Pro Justitia van
23 april 2025 betreffende verdachte, opgemaakt door psychiater E.J. de Lange. In het rapport staat - onder meer - het volgende:
Betrokkene (hierna: verdachte) kampt met een schizoaffectieve stoornis van het bipolaire type. Hierbij kan hij zowel kampen met depressieve episoden en manische episoden, alsmede met psychotische symptomen. Daarnaast gebruikte hij op dagelijkse basis verschillende drugs, wat een chronisch terugkerend patroon is in zijn leven. Bij verdachte is sprake van een stoornis in het gebruik van cocaïne, cannabis, opioïden, benzodiazepines en tabak. Verdachte was tijdens het ten laste gelegde floride psychotisch vanuit zijn ontregelde schizoaffectieve stoornis met psychotische klachten en een ontregelde stemming. Deze stoornis was op dat moment onbehandeld. Daarnaast was verdachte tijdens het ten laste gelegde onder invloed van middelen. Gelet daarop was verdachte op dat moment niet in staat om het ongeoorloofde van zijn handelen in te zien en was dan ook vlak voor het ten laste gelegde niet in staat om zijn gedrag te voorkomen of bij te stellen. Indien het ten laste gelegde bewezen wordt geacht adviseert de psychiater dit verdachte in sterk verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt net als de officier van justitie en de verdediging de conclusies over van
de psychiater over de bij verdachte geconstateerde ziekte, stoornis en toerekenbaarheid en volgt het advies. De rechtbank zal daarom verdachte het bewezen verklaarde in sterk verminderde mate toerekenen.
De rechtbank overweegt dat een poging tot doodslag naar zijn aard een misdrijf is dat in beginsel het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur rechtvaardigt. Omdat verdachte echter sterk verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht, wat inhoudt dat verdachte minder dan de ‘normale’ medemens strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor wat hij heeft gedaan, komt de rechtbank tot het opleggen van een lagere gevangenisstraf.
De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur 15 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht.
Daarbij houdt de rechtbank ook rekening met de TBS-behandeling, die, zoals in het navolgende zal worden uiteengezet, dient te volgen na het uitzitten van deze gevangenisstraf, om te voorkomen dat verdachte onbehandeld in de samenleving terugkeert.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
TBS maatregel
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging opleggen.
Uit voornoemd rapport van psychiater E.J. de Lange blijkt namelijk dat er een reëel risico is op recidive als de schizoaffectieve stoornis onvoldoende effectief behandeld wordt, en verdachte terugvalt in drugsgebruik en wederom dakloos raakt. Adequate antipsychotische medicatie is een belangrijke factor die dit risico kan verkleinen. Om het recidivegevaar te beperken wordt een behandeling binnen de forensische psychiatrie geadviseerd waar hij optimaal kan worden ingesteld op een antipsychoticum en ook grondige psycho-educatie en motiverende gespreksvoering krijgt voor wat betreft middelengebruik. Om het recidiverisico te verkleinen dient er ook aandacht besteed te worden aan een signalerings- en terugvalpreventieplan. Geadviseerd wordt om te starten met een klinische behandeling voor in ieder geval een half jaar met een gemiddeld beveiligingsniveau, in een kliniek met forensische expertise. De verwachting is dat verdachte langere tijd een behandeling nodig zal hebben. De duur van deze klinische fase hangt af van zijn inzet voor de behandeling en hoe snel resocialisatie (huisvesting, dagbesteding) gerealiseerd is. Om het recidiverisico te beperken wordt na klinisch ontslag geadviseerd een outreachende ambulante behandeling voor verdachte te starten (bij een forensisch FACT team), waarin hij naast voorlichting en behandeling ter preventie van terugval in middelengebruik, eveneens geholpen dient te worden bij zijn andere hulpvragen zoals woning, dagbesteding en/of werk. Een reclasseringscontact is hierbij van belang, om toezicht te houden op het naleven van deze bijzondere voorwaarden. De reclassering kan hem volgen in de loop der tijd en ook urinecontroles doen, om zodoende zicht te blijven houden op het voorkomen van recidive. Indien betrokkene in Nederland zou blijven, is hulp wenselijk om hem te helpen de weg te vinden bij de verschillende instanties. De reclassering kan hem naar deze hulp toe leiden in samenwerking met een ambulant behandelteam.
Uit het hiervoor besproken advies van de psychiater volgt dat er een reëel risico op recidive bestaat wanneer een adequate behandeling van de psychische problematiek en middelengebruik van verdachte uitblijft. De rechtbank is daarom van oordeel dat het noodzakelijk is dat verdachte voor zijn problematiek wordt behandeld, omdat de rechtbank zonder behandeling de kans op recidive vanuit de ernstige stoornis van verdachte groot acht. Het is de vraag binnen welk kader dit moet plaatsvinden. Hoewel er in deze zaak geen reclasseringsrapport is opgemaakt, is het algemeen bekend dat een reclasseringstoezicht, gezien de verblijfsstatus van verdachte, niet mogelijk is. Het geadviseerde kader van de psychiater is dan ook niet uitvoerbaar.
De rechtbank overweegt dat voldaan wordt aan de eisen die de wet stelt aan het opleggen van de terbeschikkingstelling. Bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van liet feit een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens en op het gepleegde misdrijf, te weten poging tot doodslag, is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld. Ook de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist oplegging van deze maatregel vanwege een reëel gevaar op herhaling zoals hiervoor overwogen.
Naar het oordeel van de rechtbank resteert gelet op het hiervoor besproken advies en het ontbreken van enige andere optie slechts het opleggen van TBS-maatregel met dwangverpleging, naast de gevangenisstraf. De rechtbank realiseert zich dat oplegging van deze maatregel in theorie (in het geval de asielaanvraag van verdachte wordt afgewezen) op termijn tot een voor verdachte uitzichtloze situatie in een TBS-kliniek kan leiden. Daar staat tegenover de situatie dat verdachte, indien wordt afgezien van het opleggen van een TBS-maatregel, onbehandeld en zonder recht op enige behandeling op straat komt te staan. De rechtbank vindt de risico’s die dat met zich brengt voor de samenleving, mede gelet op het bewezenverklaarde feit, onaanvaardbaar. Voorts acht de rechtbank van belang dat de wet diverse mogelijkheden biedt om de TBS-behandeling niet langer dan noodzakelijk te laten voortduren. Het uitgangspunt bij de tenuitvoerlegging van TBS bij vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf is dat, waar mogelijk, wordt ingezet op een snelle en veilige repatriëring naar het land van herkomst.
De rechtbank overweegt dat de TBS-maatregel zal worden opgelegd voor een
misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het
lichaam van personen. De TBS-maatregel kan daarom, gelet op het bepaalde in artikel 38e,
eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, langer duren dan vier jaar.