ECLI:NL:RBAMS:2025:7861

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 augustus 2025
Publicatiedatum
24 oktober 2025
Zaaknummer
13.085641.24, 13.034862.24, 13.273398.24, 15.148152.24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een verdachte voor openlijke geweldpleging en diefstal met geweld in meerdere zaken

Op 14 augustus 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2008, die zich schuldig heeft gemaakt aan drie openlijke geweldplegingen en drie diefstallen, waaronder één diefstal gevolgd door geweld. De rechtbank heeft de zaken gevoegd behandeld, waarbij de verdachte op 18 oktober 2023 en 20 november 2023 openlijk geweld heeft gepleegd tegen twee slachtoffers in Amsterdam. Daarnaast heeft de verdachte op 17 december 2023 kleding gestolen van twee verschillende winkelketens, waarbij geweld is gebruikt tegen een beveiliger. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de schadevergoeding voor de benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft vastgesteld op € 932,50, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de overige vorderingen van benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard of afgewezen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar laten wegen in de strafmaat.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummers: 13.085641.24 (zaak A), 13.034862.24 (zaak B), 13.273398.24 (zaak C) en 15.148152.24 (zaak D)
Datum uitspraak: 14 augustus 2025
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaken tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2008,
ingeschreven op het adres [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting achter gesloten deuren van 31 juli 2025.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A, zaak B, zaak C en zaak D aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B. ter Steege en van wat verdachte en haar raadsvrouw mr. E.K.B. Bijl naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door [medewerker de Raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en door de vader en de moeder van verdachte naar voren is gebracht.
Tijdens de behandeling van zaak A is namens de benadeelde partij [benadeelde partij 1] aanwezig haar moeder.

2.Tenlastelegging

Zaak A
Aan verdachte is, kort gezegd, ten laste gelegd dat zij zich heeft schuldig gemaakt aan:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
openlijke geweldpleging tegen [benadeelde partij 1] op 18 oktober 2023 te Amsterdam;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] op 20 november 2023 te Amsterdam.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Zaak B
Aan verdachte is, kort gezegd, ten laste gelegd dat zij zich heeft schuldig gemaakt aan:
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
medeplegen van diefstal van kledingstukken van de winkelketen [winkelketen 1] op 17 december 2023 te Amsterdam;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
primair:
diefstal van kledingstukken van de winkelketen [winkelketen 2] vergezeld en/of gevolgd door geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] op 17 december 2023 te Amsterdam;
subsidiair:
mishandeling van [slachtoffer 2] op 17 december 2023 te Amsterdam.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage 2 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Zaak C
Aan verdachte is, kort gezegd, ten laste gelegd dat zij zich heeft schuldig gemaakt aan:
openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 3] op 20 december 2023 te Amsterdam.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage 3 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Zaak D
Aan verdachte is, kort gezegd, ten laste gelegd dat zij zich heeft schuldig gemaakt aan:
medeplegen van diefstal van diverse winkelgoederen van [winkelketen 3] op 13 februari 2024 te Zaandam.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in bijlage 4 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Zaak A
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van de openlijke geweldpleging tegen [benadeelde partij 1] op 18 oktober 2023. De rechtbank is – met de officier van justitie – van oordeel dat het feit wettig en overtuigend is bewezen, omdat verdachte het feit heeft bekend en haar verklaring steun vindt in de overige bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van de openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] op 20 november 2023. De rechtbank is – met de officier van justitie – van oordeel dat het feit wettig en overtuigend is bewezen, omdat verdachte het feit heeft bekend en haar verklaring steun vindt in de overige bewijsmiddelen.
Zaak B
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van de winkeldiefstal bij de [winkelketen 1] op 17 december 2023. De rechtbank is – met de officier van justitie – van oordeel dat het feit wettig en overtuigend is bewezen, omdat verdachte het feit heeft bekend en haar verklaring steun vindt in de overige bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het primair aan verdachte ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit. Het geweld zag volgens de raadsvrouw niet op het vergemakkelijken van de diefstal. Er was sprake van twee momenten: de diefstal, het staande houden door de beveiliger en daarna de schermutseling. De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat de primair ten laste gelegde diefstal gevolgd door geweld wettig en overtuigend is bewezen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachten met de gestolen trui de winkel uitliepen, waardoor de alarmpoortjes afgingen. De beveiliger heeft vervolgens aan de verdachten gevraagd of zij mee wilden lopen naar de onderzoeksruimte, om te onderzoeken of er vergeten was een alarmlabel te verwijderen. De verdachten weigerden mee te lopen en begonnen te schreeuwen en schelden. Vervolgens sloeg verdachte de beveiliger in zijn gezicht. De rechtbank stelt vast dat het geweld plaatsvond op het moment dat de beveiliger de verdachten staande hield en wilde dat de verdachten meeliepen voor een onderzoek naar de spullen in de tas. De rechtbank verwerpt het standpunt van de raadsvrouw en oordeelt dat het geweld is gebruikt om de vlucht mogelijk te maken.
Zaak C
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van de openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 3] op 20 december 2023. De rechtbank is – met de officier van justitie – van oordeel dat het feit wettig en overtuigend is bewezen, omdat verdachte het feit heeft bekend en haar verklaring steun vindt in de overige bewijsmiddelen.
Zaak D
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van de winkeldiefstal bij [winkelketen 3] op 13 februari 2024. De rechtbank is – met de officier van justitie – van oordeel dat het feit wettig en overtuigend is bewezen, omdat verdachte het feit heeft bekend en haar verklaring steun vindt in de overige bewijsmiddelen.

5.Bewezenverklaring

Zaak A
De rechtbank acht op grond van de in vervatte bewijsmiddelen bewezen dat
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
zij 18 oktober 2023 te Amsterdam op het metrotraject tussen halte Amstelstation en halte Spaklerweg, openlijk, te weten op metrostation Spaklerweg en in een metro in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde partij 1] , welk geweld bestond uit:
- tegen het lichaam van voornoemde [benadeelde partij 1] te duwen en
- meermalen in het gezicht van voornoemde [benadeelde partij 1] te slaan en te stompen en
- vervolgens aan de hoofdharen van voornoemde [benadeelde partij 1] te trekken waardoor voornoemde [benadeelde partij 1] op de grond is gevallen en
- vervolgens meermalen, terwijl voornoemde [benadeelde partij 1] op de grond ligt, tegen het hoofd en de armen en het lichaam met geschoeide voet te trappen en te schoppen en
- vervolgens, terwijl voornoemde [benadeelde partij 1] op een bankje in de metro ligt, met geschoeide voet tegen de zijkant van het hoofd te trappen;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
zij op 20 november 2023 te Amsterdam, openlijk, te weten op metrostation Wibautstraat, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit
- het omsingelen van voornoemde [slachtoffer 1] en
- vervolgens voornoemde [slachtoffer 1] vast te pakken en
- meermalen voornoemde [slachtoffer 1] een kant op te trekken en
- meermalen aan de hoofdharen van voornoemde [slachtoffer 1] te trekken en
- meermalen op het hoofd en in het gezicht van voornoemde [slachtoffer 1] te slaan.
Zaak B
De rechtbank acht op grond van de in vervatte bewijsmiddelen bewezen dat
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
zij op 17 december 2023 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een andere, meerdere kledingstukken, die aan winkelketen [winkelketen 1] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
zij op 17 december 2023 te Amsterdam, een kledingstuk, dat aan winkelketen [winkelketen 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd gevolgd door geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 2] in het gezicht te slaan.
Zaak C
De rechtbank acht op grond van de in vervatte bewijsmiddelen bewezen dat
zij op 20 december 2023 te Amsterdam openlijk te weten op het Amsterdam Centraal Station, in
vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 3] welk geweld bestond uit
- het achtervolgen van voornoemde [slachtoffer 3] en
- aan de (hoofd)haren te trekken en aan de capuchon te trekken en
- te duwen en te trekken tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] en
- voornoemde [slachtoffer 3] bij de kraag vast te pakken en mee te sleuren en
- meermalen een slaande beweging te maken in de richting van het (achter)hoofd van voornoemde [slachtoffer 3] en
- te slaan tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 3] .
Zaak D
De rechtbank acht op grond van de in vervatte bewijsmiddelen bewezen dat
zij op 13 februari 2024 te Zaandam, tezamen en in vereniging met anderen, diverse winkelgoederen, die aan [winkelketen 3] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

6.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen en maatregelen

De eis van de officier van justitie
De officier van justitie eist een taakstraf van 120 uren waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie verzoekt de bijzondere voorwaarden op te leggen zoals door de Raad geadviseerd, met uitzondering van de voorwaarde dat verdachte moet meewerken aan diagnostisch onderzoek.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Verdachte is sinds het afronden van de agressietraining die eerder aan haar was opgelegd als leerstraf, niet meer in aanraking gekomen met politie en justitie. De raadsvrouw verzoekt om een geheel onvoorwaardelijk werkstraf op te leggen. Mocht de rechtbank daarnaast ook nog een voorwaardelijke straf opleggen, dan verzoekt de raadsvrouw daaraan geen bijzondere voorwaarden en toezicht en begeleiding te verbinden.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank zich laten leiden door de persoon van de verdachte zoals die naar voren komt in nagenoemde rapportage en hetgeen de deskundige ter zitting heeft verklaard, alsmede de ernst van het bewezen geachte en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie openlijke geweldplegingen, waarbij ernstig en zinloos geweld is toegepast. In alle drie de gevallen gaat het om jonge slachtoffers, die zonder aanleiding worden belaagd door verdachte en medeverdachten. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten naast fysiek letsel nog een lange tijd nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Dit blijkt ook uit de ter terechtzitting afgelegde verklaring van de moeder van slachtoffer [benadeelde partij 1] . Bovendien maken dergelijke strafbare feiten een grote inbreuk op de rechtsorde en brengen deze in de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid teweeg, nu het geweld immers steeds op openbare plekken plaatsvond. De rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan drie diefstallen, waaronder één diefstal gevolgd door geweld. Verdachte heeft de beveiliger [slachtoffer 2] , werkzaam bij de [winkelketen 2] , geslagen. Ook dit rekent de rechtbank de verdachte aan. Verdachte heeft ten aanzien van al het toegepaste geweld op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Verdachte heeft daarnaast ten aanzien van de bewezen verklaarde diefstallen geen respect getoond voor de eigendommen van anderen.
Persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 30 juni 2025, waaruit blijkt dat verdachte al eerder veroordeeld is voor een geweldsmisdrijf.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van de rapportage van de Raad van 30 juni 2025, die over de verdachte is opgesteld ten behoeve van de inhoudelijke behandeling. De Raad concludeert dat de kans dat verdachte opnieuw in aanraking komt met de politie hoog is. De Raad adviseert de rechtbank om aan verdachte een deels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen. Daarnaast adviseert de Raad om aan verdachte toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering op te leggen, zodat toegezien kan worden op de schoolgang van verdachte, een delictanalyse gemaakt kan worden en in gesprek kan worden gegaan over de sociale contacten van verdachte. De Raad is van mening dat de eerder in het rapport geadviseerde voorwaarde dat verdachte mee moet werken aan diagnostisch onderzoek naar aanleiding van verdachtes houding op zitting niet nodig is.
Werkstraf
De rechtbank legt aan verdachte - conform de eis van de officier van justitie - een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 120 uren op. De rechtbank zal 60 uren niet ten uitvoer leggen, tenzij later anders wordt gelast. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank een proeftijd van één jaar verbinden.
De rechtbank ziet anders dan de officier van justitie geen aanleiding om aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf bijzondere voorwaarden te verbinden. De rechtbank concludeert dat het gaat om oude feiten. Naast de eerder opgelegde en afgeronde agressietraining heeft verdachte sinds de onderhavige feiten geen hulpverlening gekregen. Het is haar desondanks gelukt om niet opnieuw in aanraking te komen met politie en justitie. Verdachte heeft hiermee laten zien dat zij zonder begeleiding een positieve weg in kan slaan. Zij heeft ter terechtzitting aangegeven niet meer om te gaan met haar oude vriendinnen, die betrokken waren bij onderhavige delicten. Ook heeft verdachte ter terechtzitting verantwoordelijkheid genomen voor de gepleegde feiten en heeft zij spijt betuigd.

10.De benadeelde partijen

Zaak A
[benadeelde partij 1]
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert € 2.797,50 aan schadevergoeding, bestaande uit € 2.750,- aan immateriële schade en € 47,50 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ter zitting heeft de moeder van [benadeelde partij 1] de vordering namens [benadeelde partij 1] verder toegelicht. Uit de verklaring van de moeder komt naar voren dat de openlijke geweldpleging een hele grote impact op [benadeelde partij 1] heeft gehad. Zij heeft traumabehandeling moeten volgen en het gezin is verhuisd. De moeder heeft desgevraagd aangegeven dat zij er niet van op de hoogte was dat de vordering niet was ingediend bij één van de reeds voor het openlijk geweld tegen haar dochter veroordeelde verdachten. De moeder heeft opgemerkt dat zij niet wil dat alleen verdachte opdraait voor de gevorderde kosten, aangezien er meerdere verdachten bij het openlijk geweld betrokken waren.
De officier van justitie acht de vordering voldoende onderbouwd en toewijsbaar, met wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw van verdachte heeft wegens de hoogte van de vordering en gelet op hetgeen de moeder van [benadeelde partij 1] naar voren heeft gebracht verzocht de vordering te matigen tot één derde van het gevorderde bedrag.
De rechtbank overweegt als volgt. Vast staat dat [benadeelde partij 1] door het in zaak B bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De benadeelde partij is op meerdere plekken op haar lichaam geschopt en geslagen en daarnaast is er aan haar haren getrokken. Op grond van artikel 6:106 aanhef en onder b BW heeft de benadeelde partij, omdat zij door het bewezenverklaarde lichamelijk letsel heeft opgelopen en daarnaast psychische gevolgen ondervonden heeft, recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade. Ook staat vast dat de schade aan de telefoon rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit.
De hoogte van de vordering is betwist, althans verzocht is om matiging. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, acht de rechtbank een bedrag van € 916,67 aan immateriële schade en een bedrag van € 15,83 aan materiële schade toewijsbaar. De rechtbank heeft de gevorderde bedragen gedeeld door drie. De rechtbank heeft bij het bepalen hiervan meegenomen dat de moeder van Amstelveen naar voren heeft gebracht dat zij niet wil dat alleen verdachte opdraait voor het betalen van het volledige schadebedrag.
De rechtbank zal de vordering van [benadeelde partij 1] tot een bedrag van € 932,50 toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade, te weten 18 oktober 2023.
Ondanks het feit dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd, wordt de vordering niet hoofdelijk toegewezen. Dit betekent dat verdachte alleen verantwoordelijk is voor het vergoeden van het toegewezen schadebedrag.
In het belang van Amstelveen wordt als extra waarborg voor betaling van laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. Gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte zal de rechtbank de maximale duur van de gijzeling bepalen op 0 dagen.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij Amstelveen voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Zaak B
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een verzoek tot schadevergoeding ingediend, maar daarbij is niet aangegeven welk bedrag er wordt gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat de vordering derhalve onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
Zaak C
[benadeelde partij 2]
In het dossier zit een verzoek tot schadevergoeding van [benadeelde partij 2] . De rechtbank wijst de vordering van [benadeelde partij 2] af, nu de ten laste gelegde feiten geen betrekking hebben op [benadeelde partij 2] en zij derhalve niet kan worden aangemerkt als benadeelde partij.
[bedrijf] B.V.
In het dossier zit een verzoek tot schadevergoeding van [bedrijf] B.V. De rechtbank wijst de vordering van [bedrijf] af, nu de ten laste gelegde feiten geen betrekking hebben op schade die dit bedrijf zou hebben geleden op een niet door verzoeker aangegeven datum dat schade zou zijn geleden en het derhalve niet kan worden aangemerkt als benadeelde partij in het kader van deze strafzaak.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 141, 310, 311, 312 van het Wetboek van strafrecht.

12.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A, zaak B, zaak C en zaak D ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Zaak A
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Zaak B
ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
diefstal door twee of meer verenigde personen
ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
diefstal gevolgd door geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Zaak C
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Zaak D
diefstal door twee of meer verenigde personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen.
Beveelt dat van deze straf het gedeelte van
60 urennietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten als de verdachte zich voor het einde van de op
1 jaar gestelde proeftijdopnieuw aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen.
Benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot betaling van € 932,50 (zegge negenhonderdtweeëndertig euro en vijftig cent) voor immateriële en materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 18 oktober 2023, tot aan de dag van algehele voldoening.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] voor het overige niet-ontvankelijk is in haar vordering.
Legt aan verdachte op de maatregel van schadevergoeding ten behoeve van [benadeelde partij 1] ter hoogte van € 932,50 (zegge negenhonderdtweeëndertig euro en vijftig cent).
Voormeld bedrag bestaat uit immateriële en materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten op 18 oktober 2023, tot aan de dag van algehele voldoening.
Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover veroordeelde heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in zijn vordering.
Benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Bepaalt dat de vordering van wordt afgewezen.
Benadeelde partij [bedrijf] B.V.
Bepaalt dat de vordering van
[bedrijf] B.V. wordt afgewezen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P.E. Has, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. M.J.M. Marseille en B.D. Hendriks, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Elsman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 augustus 2025.
[…]